ECLI:NL:RBSGR:2010:BN2060

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
367908 - FA RK 10-4377
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot teruggeleiding van minderjarigen in het kader van internationale kinderontvoering met crossborder mediation

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van twee minderjarigen, [minderjarige C] en [minderjarige D], naar Duitsland. De Centrale Autoriteit heeft op 12 mei 2010 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht, die zich op 18 mei 2010 bevoegd heeft verklaard. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de nevenzittingsplaats 's-Gravenhage, waar op 8 juli 2010 een regiezitting heeft plaatsgevonden onder leiding van mr. R.G. de Lange-Tegelaar, tevens kinderrechter. Tijdens deze zitting hebben partijen geprobeerd om via crossborder mediation tot een minnelijke schikking te komen, wat uiteindelijk succesvol bleek. De betrokken partijen, waaronder de moeder, vertegenwoordigd door [de heer A], en de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJZ), hebben op 30 juni 2010 een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over de zorg voor de minderjarigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen op 1 augustus 2009 tijdelijk aan [de familie B] zijn toevertrouwd voor een zomervakantie. Bij beschikking van de rechtbank Utrecht op 29 augustus 2009 zijn de minderjarigen onder voorlopige voogdij van BJZ geplaatst. De moeder, die de Duitse nationaliteit heeft en gedetineerd is in Engeland, heeft het eenhoofdig gezag over beide minderjarigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, nu de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats in Nederland hebben verkregen.

De rechtbank heeft besloten om de onderlinge afspraken, zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomsten, op te nemen in de beschikking, nu het belang van de minderjarigen zich daar niet tegen verzet. De beschikking is gegeven door mr. R.G. de Lange-Tegelaar, bijgestaan door mr. M. Miezenbeek, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 juli 2010. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waarmee de afspraken tussen de betrokken partijen rechtskracht hebben gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Nevenzittingsplaats 's-Gravenhage
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 10-4377
Zaaknummer: 367908
Datum beschikking: 8 juli 2010
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 12 mei 2010 ingekomen verzoek, welk verzoek is gewijzigd bij het op 1 juli 2010 ingekomen verzoekschrift, van:
de Directie Justitieel Jeugdbeleid, Afdeling Juridische en Internationale Zaken, van het Ministerie van Justitie, thans geheten de directie Control, Bedrijfsvoering en Juridische Zaken van het directoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties, afdeling Juridische en Internationale Zaken, van het Ministerie van Justitie, belast met de taak van Centrale Autoriteit als bedoeld in artikel 4 van de Wet van 2 mei 1990 (Stb. 202) tot uitvoering van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (Trb. 1987, 139), gevestigd te 's-Gravenhage,
verder te noemen: de Centrale Autoriteit, optredend voor zichzelf en namens:
[de moeder],
voorheen wonende te [plaats 1], Duitsland, thans wonende te [plaats 2], Duitsland, doch feitelijk verblijvende te Engeland,
voor wie als gevolmachtigde optreedt:
[de heer A],
wonende te [plaats 3], Duitsland,
hierna te noemen: [de heer A].
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, Afdeling Jeugdbescherming,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: BJZ,
en
[de heer B],
en [de pleegmoeder],
wonende te [plaats 4],
tezamen aan te duiden als: [de familie B],
advocaat: mr. M.T.N. Whiterod te Utrecht.
Procedure
Van de zijde van de moeder is bij de Centrale Autoriteit op 26 oktober 2009 een verzoek ingediend tot teruggeleiding naar Duitsland van de minderjarigen:
- [minderjarige C], geboren op [geboortedatum] te [plaats 1], Duitsland, en
- [minderjarige D], geboren op [geboortedatum] te [plaats 1], Duitsland.
Op 12 mei 2010 heeft de Centrale Autoriteit onderhavig verzoekschrift bij de rechtbank Utrecht ingediend.
Bij beschikking d.d. 18 mei 2010 heeft de rechtbank Utrecht zich bevoegd geacht van de zaak kennis te nemen en op grond van artikel 8 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen en het Aanwijzingsbesluit 's-Gravenhage als nevenzittingsplaats internationale kinderontvoeringen d.d. 4 februari 2009 van de Raad voor de Rechtspraak bepaald dat de behandeling van de zaak plaatsvindt in de nevenzittingsplaats 's-Gravenhage.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief met bijlagen d.d. 22 juni 2010 van de Centrale Autoriteit;
- de brief met bijlagen d.d. 22 juni 2010 van de zijde van [de familie B].
Op 24 juni 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de Centrale Autoriteit in de persoon van mevrouw C.L. Wehrung;
- [de heer A];
- mevrouw S. Steinert als tolk voor [de heer A];
- mevrouw C. Gijssen en mr. J.I. Heuvelhorst namens BJZ;
- [de familie B] met hun advocaat;
- mevrouw E.K.M. Bakker namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).
Het betrof hier een regiezitting in het kader van de Pilot crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. R.G. de Lange-Tegelaar.
Na genoemde regiezitting hebben partijen getracht door middel van mediation tot een minnelijke schikking te komen. Hierin zijn zij geslaagd.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief (met bijlagen) d.d. 28 juni 2010, van BJZ;
- het faxbericht d.d. 1 juli 2010 van de Centrale Autoriteit, met als bijlage het gewijzigde verzoekschrift en een tweetal door [de heer A] (als vertegenwoordiger van de moeder), [de heer B], [de pleegmoeder] en mevrouw Gijssen (als vertegenwoordiger van BJZ) ondertekende vaststellingsovereenkomsten;
- het faxbericht d.d. 4 juli 2010 van de zijde van [de familie B], waarin wordt ingestemd met het wijzigingsverzoek;
- het faxbericht d.d. 5 juli 2010 van BJZ, waarin wordt ingestemd met het wijzigingsverzoek;
- het faxbericht d.d. 6 juli 2010 van de zijde van [de familie B].
Feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat tussen partijen het volgende vast.
* Uit het huwelijk tussen de moeder en [de heer A] is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige C], op [geboortedatum] te [plaats 1], Duitsland.
* Het huwelijk tussen de moeder en [de heer A] is op 30 maart 1996 ontbonden. Bij rechterlijk besluit van het kantongerecht te [plaats 1], Duitsland, d.d. 30 oktober 1998 is bepaald dat de moeder het eenhoofdig gezag heeft over [minderjarige C].
* Uit de, inmiddels verbroken, relatie tussen de moeder en [de heer B] is het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige D], op [geboortedatum] te [plaats 1], Duitsland.
* De moeder is met het eenhoofdig gezag over [minderjarige D] belast.
* De moeder heeft de Duitse nationaliteit. Zij is gedetineerd in Engeland. Onbekend is tot wanneer die situatie voortduurt.
* De minderjarigen zijn op 1 augustus 2009 door de vader van [minderjarige C] overgedragen aan [de heer B] voor een geplande zomervakantie tot 11 september 2009, door te brengen bij [de familie B].
* Bij beschikking van de rechtbank te Utrecht d.d. 29 augustus 2009, ondertekend op 1 september 2009, zijn beide minderjarigen door de kinderrechter onder voorlopige voogdij van BJZ geplaatst met ingang van 29 augustus 2009.
* Bij verzoekschrift d.d. 30 oktober 2009 heeft de raad te Utrecht een verzoek ingediend bij de rechtbank te Utrecht tot benoeming van BJZ als tijdelijk voogd over beide minderjarigen.
* Ter terechtzitting hebben partijen besloten te trachten hun geschil door middel van mediation tot een oplossing te brengen.
* De mediation heeft geresulteerd in algehele overeenstemming. [De heer A], als vertegenwoordiger van de moeder, [de heer B] en de pleegmoeder, alsmede mevrouw Gijssen namens BJZ, hebben op 30 juni 2010 een tweetal vaststellingsovereenkomsten ondertekend waarin zij - kort weergegeven - zijn overeengekomen dat de gewone verblijfplaats van beide minderjarigen bij [de familie B] zal zijn, waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de dagelijkse zorg voor [minderjarige D] en [minderjarige C], en waarin afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop het contact tussen [de heer A] en [minderjarige C] plaats zal vinden.
Verzoek en verweer
De Centrale Autoriteit heeft haar verzoek tot teruggeleiding van de minderjarigen naar Duitsland gewijzigd aldus dat het verzoek tot teruggeleiding is ingetrokken.
De Centrale Autoriteit heeft de rechtbank voorts, mede namens de moeder, verzocht de tussen [de heer A], als vertegenwoordiger van de moeder, [de familie B] en BJZ tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst te bekrachtigen, door deze afspraken, voor zover mogelijk, op te nemen in de beschikking, althans (subsidiair) de afspraken te vermelden in de aan de beslissing ten grondslag liggende overwegingen, althans (meer subsidiair) in ieder geval de vaststellingsovereenkomsten aan te hechten.
Blijkens de faxberichten van 4 juli 2010 en 5 juli 2010 stemmen [de familie B] respectievelijk BJZ in met voornoemd verzoek van de Centrale Autoriteit.
Beoordeling
[De heer A], als vertegenwoordiger van de moeder, [de familie B] en BJZ zijn op 30 juni 2010 overeengekomen dat [minderjarige C] en [minderjarige D] hun gewone verblijfplaats bij [de familie B] in Nederland zullen hebben. Derhalve is ingevolge artikel 10 aanhef en onder a Brussel IIbis aan de bevoegdheid van de Duitse rechter ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande beide minderjarigen vanaf die datum een einde gekomen.
Nu het thans voorliggende verzoek tot opname van de vaststellingsovereenkomsten op 1 juli 2010 is ingekomen - derhalve nadat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats in Nederland hebben verkregen - is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht van dat verzoek kennis te nemen.
De Centrale Autoriteit, [de familie B] en BJZ hebben eensluidend verzocht de ondertekende vaststellingsovereenkomsten in de beschikking op te nemen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
Beslissing
De rechtbank:
neemt op de door [de heer A], als vertegenwoordiger van de moeder, [de familie B] en de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, Afdeling Jeugdbescherming, getroffen onderlinge regelingen ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande [minderjarige C], geboren op [geboortedatum] te [plaats 1], Duitsland, en [minderjarige D], geboren op [geboortedatum] te [plaats 1], Duitsland, zoals neergelegd in de (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomsten en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. de Lange-Tegelaar, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M. Miezenbeek, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2010.