Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 09/38694
Datum uitspraak: 1 juni 2010
Ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
[naam eiseres]
geboren op [geboortedatum]
v-nummer [nummer]
van Australische nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde mr. G.J. van der Graaf,
de Staatssecretaris van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Op 9 april 2009 heeft eiseres verzocht om een schadebesluit in verband met het niet tijdig verstrekken van een juiste arbeidsmarktaantekening.
Op 17 juni 2009 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend tegen het uitblijven van een van een besluit op deze aanvraag.
Bij beroepschrift van 11 augustus 2009 is beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op het bezwaarschrift.
Bij uitspraak van 7 september 2009 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle, is het beroep gegrond verklaard, is het met een besluit gelijk te stellen niet nemen van het besluit vernietigd en is bepaald dat verweerder binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak op het bezwaar beslist.
Op 22 oktober 2009 heeft eiseres wederom beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar bezwaarschrift van 17 juni 2009.
Bij besluit van 18 november 2009 heeft verweerder het bezwaar van 17 juni 2009 ongegrond verklaard. Het op 22 oktober 2009 ingediende beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 18 november 2009.
Bij brief van 21 december 2009 zijn de gronden van het beroep aangevuld.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 12 maart 2010. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. D.B. Deckers.
Eiseres is op 19 januari 2007 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “uitwisseling met Australië”. Deze vergunning is verleend met ingang van 12 september 2006, met een geldigheidsduur tot 12 september 2007.
Vervolgens heeft eiseres op 13 september 2007 een aanvraag ingediend met als doel “arbeid in loondienst bij Time Warner Publishing B.V.” Bij besluit van 11 april 2008 is deze aanvraag afgewezen. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 4 september 2008 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel ingediend.
Op 17 april 2008 is eiseres een arbeidsovereenkomst aangegaan met Unique Multilingual Services (hierna: Unique) voor de periode van 21 april 2008 tot en met 20 april 2009.
Op 7 oktober 2008 heeft eiseres een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingediend onder de beperking ‘arbeid in loondienst bij Unique Multilingual Services te Utrecht’.
Op 7 oktober 2008 heeft eiseres een sticker in haar paspoort gekregen met een verblijfsaantekening algemeen met daarop de arbeidsmarktaantekening ‘tewerkstellingsvergunning (hierna: TWV) vereist’.
Op 17 oktober 2008 heeft eiseres verzocht binnen twee weken een sticker af te geven met de aantekening ‘arbeid vrij toegestaan’.
Op 3 november 2008 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek de aanvraag van 17 oktober 2008. Tevens heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen afgifte van de sticker op 7 oktober 2008 zonder dat daarop de aantekening ‘arbeid vrij toegestaan’ is gezet.
Bij besluit van 24 februari 2009 is het bezwaarschrift van 3 november 2008 gegrond verklaard en is aan eiseres een verblijfsaantekening algemeen verstrekt met daarop de arbeidsaantekening ‘arbeid vrij toegestaan.’
Ten aanzien het beroep niet tijdig
1. De rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar van 17 juni 2009 niet-ontvankelijk, nu eiseres bij een beoordeling daarvan geen belang meer heeft, gelet op het besluit van 18 november 2009.
2. De rechtbank ziet wel aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten bedrage van € 109,25 (1 punt x € 437 x 0.25 punt), tegen welke veroordeling verweerder zich blijkens de brief van 4 december 2009 ook niet verzet.
Ten aanzien van de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat op 7 oktober 2009 aan haar een onjuiste arbeidsmarktaantekening is verstrekt. Gelet op de gegrondverklaring van het bezwaar bij besluit van 24 februari 2008 en de toekenning van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in bezwaar bij besluit van 11 maart 2009 is sprake van een aan verweerder te wijten onrechtmatige daad.
Eiseres heeft ten gevolg van het verstrekken van de onjuiste arbeidsmarktaantekening schade geleden, onder andere in de vorm van misgelopen inkomsten uit arbeid. Deze schade dient te worden begroot op € 9.906,24 exclusief wettelijke rente.
3. Verweerder heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet is ontslagen maar dat sprake is van een niet verlenging van de arbeidsovereenkomst zodat niet zonder meer kan worden gesteld dat dit is gebeurd omdat er een verkeerde arbeidsmarktaantekening zou zijn geplaatst in haar paspoort. Niet is duidelijk gemaakt door haar voormalige werkgever Unique, wat de reden is voor het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst. Evenmin is aangetoond dat Unique haar loon niet heeft doorbetaald. Ook nadat eiseres een andere arbeidsmarktaantekening heeft gekregen is eiseres niet gaan werken bij Unique. Uit telefonische informatie van Unique is gebleken dat zij aldaar van 25 maart 2008 tot oktober 2008 heeft gewerkt en nu niet in dienst is. Naar de overtuiging van verweerder kan niet gesteld worden dat aan het in artikel 6:163 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) neergelegde relativiteitsvereiste voldaan is terwijl evenmin sprake is van een causaal verband tussen onjuiste arbeidsmarktaantekening en de schade.
4. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is van mening dat verweerders standpunt dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste en het causale verband tussen de schade en de onrechtmatige daad niet deugdelijk is gemotiveerd. Subsidiair meent eiseres dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Volgens vaste jurisprudentie dient bij het beantwoorden van de vraag of en in welke omvang de schade die een partij lijdt voor vergoeding in aanmerking komt, zoveel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij het burgerrechtelijk schadevergoedingsrecht. Daarbij dienen de volgende vragen beantwoord te worden:
a. Is er sprake van onrechtmatig overheidshandelen?
b. Is er sprake van toerekenbaarheid?
c. Is er sprake van schade?
d. Is er sprake van causaal verband tussen het overheidshandelen en de schade?
e. Strekt de geschonden norm ook tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden?
Het is aan diegene die om schadevergoeding vraagt om te stellen en, indien voldoende gemotiveerd betwist, bewijzen dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord.
7. Ten aanzien van de onder a en b genoemde voorwaarden heeft eiseres gesteld dat door verweerder op 8 oktober 2008 een onjuiste arbeidsmarktaantekening is verstrekt, hetgeen door verweerder is erkend gelet op de gegrondverklaring van het bezwaar bij besluit van 24 februari 2008 en de toekenning van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in bezwaar bij besluit van 11 maart 2009.
De rechtbank stelt vast dat in dat laatste besluit door verweerder is overwogen dat sprake was van een beslissing in primo die is herroepen vanwege een onrechtmatigheid die aan het bestuursorgaan is te verwijten. Hieruit volgt dat de arbeidsmarktaantekening van 8 oktober 2008 voor onrechtmatig gehouden moet worden en aan verweerder toerekenbaar, hetgeen door verweerder ook niet is betwist.
Aan de onder a en b genoemde voorwaarden is dus voldaan.
8. Ten aanzien van de onder c genoemde voorwaarde, de schade, heeft eiseres aangevoerd dat zij inkomsten uit arbeid is misgelopen. Dit heeft zij onderbouwd met een brief van Unique van 4 maart 2009, waarin een ‘opgave van gederfde inkomsten voor onze medewerkster [eiseres]’ wordt gegeven voor de periode van 2 oktober 2009 (naar de rechtbank begrijpt: 2 oktober 2008) tot en met 27 februari 2009. Verder heeft zij een brief overgelegd van Emerson Process Management (hierna: Emerson) van 10 november 2008 waarin wordt opgemerkt:
“therefore we were disappointed to find out [eiseres] had to stop working for us because of the issues with the IND and her work permit. In this letter we would like to state that we are willing to take her back as soon as she has a valid work permit again, provided that the business situation allows this. We have an interest in getting [eiseres] back as soon as possible (before December 1st 2008), because otherwise we feel the urgency to replace her.”
9. Door verweerder is ter zitting bevestigd dat niet wordt getwijfeld aan de inhoud van de brief van Emerson terwijl blijkens het bestreden besluit door verweerder bij Unique telefonisch navraag is gedaan, waarbij is bevestigd dat eiseres vanaf oktober 2008 niet meer voor Unique heeft gewerkt.
Aangezien eiseres via Unique bij Emerson werkzaam was en inkomsten ontving, met dat werk moest stoppen en dus geen inkomsten meer ontving en eiseres in de periode tussen 2 oktober 2008 en 27 februari 2009 ook niet op een andere wijze inkomsten van Unique heeft ontvangen is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat eiseres in de periode van oktober 2008 tot 27 februari 2009 inkomsten uit arbeid is misgelopen en dat in zoverre sprake is van schade.
10. Hetgeen verweerder daartegen heeft ingebracht kan niet slagen. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk zou hebben gemaakt dat Unique niet aan haar loondoorbetalingsverplichting zou hebben voldaan. Als er loondoorbetaling zou hebben plaatsgevonden zou dat betekenen dat er geen schade is geleden.
De rechtbank volgt deze stelling echter niet. Ten eerste heeft eiseres onweersproken aangevoerd dat van een loondoorbetalingsverplichting blijkens de arbeidsovereenkomst geen sprake is als de beëindiging van de tewerkstelling bij een derde voor rekening komt van de werknemer. Verweerder heeft gesteld noch onderbouwd waarom de beëindiging vanwege het ontbreken van de vereiste papieren (in dit geval de arbeidsmarktaantekening “arbeid vrij toegestaan”) niet voor rekening van betrokken werknemer zou komen, zoals door eiseres gesteld. Ten tweede volgt uit de brief van Unique dat sprake is van gederfde inkomsten bij eiseres, zodat aangenomen kan worden dat er geen loon doorbetaald is, waarbij de rechtbank, met eiseres, nog opmerkt dat verweerder zelf contact heeft gezocht met Unique over deze zaak zodat niet in te zien valt waarom bij twijfel hierover geen vraag zou zijn gesteld. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat er geen loon is doorbetaald en dat dat ook niet van Unique geëist kon worden.
11. Eerst ter zitting is door verweerder vervolgens nog betoogd dat het overzicht van Unique van 4 maart 2009 summier, onjuist en niet inzichtelijk zou zijn. Voor zover verweerder zich daarmee op het standpunt stelt dat het bestaan van schade in zijn algemeenheid niet aannemelijk is gemaakt, overweegt de rechtbank dat verweerder dit niet eerder heeft tegengeworpen terwijl dat wel verwacht kon worden. Verder overweegt de rechtbank dat het gestelde over de inzichtelijkheid en juistheid van de berekening van de omvang van de schade, niet af kan doen aan de hiervoor weergegeven vaststelling dat er, gelet op de brief van Emerson en de vaststelling dat na oktober 2008 geen loon meer is betaald door Unique, sprake is van enige schade.
Voor zover verweerder zich hiermee richt op de omvang van de schade, zal de rechtbank daarop later nog ingaan.
12. Uiteindelijk richt het betoog van verweerder zich met name op de onder d. en e. genoemde voorwaarden van het causaal verband tussen de onjuiste arbeidsmarktaantekening en de gederfde inkomsten, en het relativiteitsvereiste.
13. Eiseres heeft ten aanzien van het causaal verband gesteld dat zij niet meer kon werken voor Emerson omdat van haar ten onrechte een TWV werd geëist, die ze niet had. Ter onderbouwing daarvan heeft eiseres gewezen op de brief van Emerson van 10 november 2008 waarin, zoals hiervoor weergegeven, is vermeld dat eiseres moest stoppen met haar werk ‘because of the issues with the IND and her work permit’. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat sprake is van een causaal verband tussen de onjuiste arbeidsmarktaantekening op de sticker van 8 oktober 2008 en de daaropvolgende onmogelijkheid haar werk bij Emerson te hervatten en inkomsten te krijgen, te meer nu verweerder ter zitting heeft bevestigd niet te twijfelen aan de inhoud van deze brief.
14. Hetgeen verweerder daartegen heeft ingebracht slaagt niet. In het bestreden besluit wordt betoogd dat eiseres ook na ontvangst van de juiste arbeidsmarktaantekening op 27 februari 2009 haar werkzaamheden bij Emerson of Unique niet heeft hervat, en dat zij niet is ontslagen door Unique, maar dat haar arbeidsovereenkomst niet is verlengd.
Voor zover hiermee beoogd wordt te stellen dat het feit dat eiseres na ontvangst van de juiste arbeidsmarktaantekening in februari 2009 niet weer voor Emerson is gaan werken maakt dat zij in oktober 2008 kennelijk niet slechts moest stoppen vanwege problemen met die arbeidsmarktaantekening, volgt de rechtbank dat niet. De rechtbank stelt, met eiseres, vast dat door Emerson in de brief van 10 november 2008 wordt verklaard dat als eiseres niet voor 1 december 2008 terug zou kunnen komen, Emerson zich genoodzaakt zou zien eiseres te vervangen. Gelet op deze, door verweerder niet betwiste, brief volgt uit de vaststelling dat eiseres in februari 2009 een juiste arbeidsmarktaantekening kreeg dus niet dat Emerson op dat moment nog werk voor eiseres zou hebben, zodat het betoog van verweerder faalt.
Dat eiseres na ontvangst van de juiste arbeidsmarktaantekening in februari 2009 niet meer via Unique voor een ander bedrijf is gaan werken doet evenmin ter zake nu dat zoals gezegd niet kan afdoen aan de vaststelling dat eiseres vanwege de onjuiste arbeidsmarktaantekening moest stoppen met haar werk voor Emerson en tot 27 februari 2009 ook geen recht had elders te werken. Waar zij na 27 februari 2009 is gaan werken is daarbij niet van belang.
15. Eerst ter zitting heeft verweerder ook nog gesteld dat het evident is dat eiseres ten tijde van haar indiensttreding bij Emerson in april 2008 ook niet beschikte over een sticker, zodat dit voor Emerson kennelijk geen probleem was en dus niet aannemelijk is dat dit later ineens wel een probleem zou zijn. Dit volgt de rechtbank evenmin. Ten eerste is eerst ter zitting betoogd dat het TWV-vereiste ook in april 2008 op eiseres van toepassing was, en wordt dit door eiseres betwist. Verder kan deze stelling van verweerder niet afdoen aan de door verweerder niet betwiste brief van Emerson, waaruit blijkt dat de problemen met de TWV (‘workpermit’) de reden waren voor het moeten stoppen met het werk. De mogelijke omstandigheden dat het TWV-vereiste pas later voor eiseres is gaan gelden, of dat Emerson dit pas later als probleem is gaan zien, of dat Emerson pas later op de hoogte is geraakt van dit probleem, doen allemaal niet af aan de vaststelling dat dit probleem voor Emerson de reden was om de arbeidsverhouding te beëindigen. Evenmin kunnen deze omstandigheden afdoen aan de mededeling van Emerson dat zij eiseres graag terug wilden hebben, waaruit moet worden afgeleid dat als verweerder op 8 oktober 2008 de juiste arbeidsmarktaantekening had geplaatst, eiseres per die datum haar werk voor Emerson had kunnen hervatten en inkomsten had kunnen genereren. Naar het oordeel van de rechtbank moet het er dus ook voor worden gehouden dat sprake is van een causaal verband tussen het ontbreken van de juiste arbeidsmarktaantekening en de schade.
16. Bij de vraag of voldaan is aan het in art. 6:163 van het BW neergelegde vereiste dat de geschonden norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden, komt het aan op het doel en de strekking van de geschonden norm, aan de hand waarvan moet worden onderzocht tot welke personen en tot welke schade en tot welke wijzen van ontstaan van schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt. De rechtbank overweegt dat als doel van het afgeven van een sticker met de aantekening “arbeid vrij toegestaan” moet worden beschouwd de betreffende vreemdeling in de gelegenheid te stellen door middel van het verrichten van arbeid inkomsten te verwerven. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan ook evident dat de norm, te weten dat eiseres deze aantekening had moeten krijgen, strekt tot bescherming tegen de schade die eiseres heeft geleden nu de schade die zij geleden heeft het gevolg is van het feit dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid was om haar werkzaamheden bij Emerson te hervatten, en zo inkomsten uit arbeid is misgelopen.
17. Uit het bovenstaande volgt dat de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding onvoldoende is gemotiveerd en het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb dient te worden vernietigd. Door verweerder is eerst ter zitting verder nog betoogd dat de schadeomvang zoals door Unique is weergegeven niet kan kloppen en dat eiseres door middel van het aanvragen van een TWV haar schade had kunnen beperken. Deze stellingen zijn door eiseres betwist en vergen ten minste nader onderzoek, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank in het kader van het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar dient te geschieden.
18. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser in verband met de behandeling van het beroep tegen het besluit van 18 november 2009 redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 874 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 november 2009;
- draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 983,25 (€ 874 + € 109,25);
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 150 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in tegenwoordigheid van M.L. Waanders, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2010.
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).