Zittinghoudende te Amsterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
[Eiser]
geboren op [geboortedatum], van Chinese nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam,
de minister van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.M. Sidler, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Op 2 juni 2010 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 2 juni 2010 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 16 juni 2010. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. W. Fairweather. Ook was ter zitting aanwezig K.P. Woo als tolk Mandarijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Bij beslissing van 22 juni 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om informatie te verstrekken inzake de door verweerder ter zitting aangegeven achttien toezeggingen van laissez passer’s (lp) voor Chinese vreemdelingen. Verweerder heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 24 juni 2010. Eiser heeft daarop gereageerd bij brief van 25 juni 2010.
De rechtbank heeft het beroep verder behandeld ter openbare zitting van 8 juli 2010. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S.C. van Paridon, een kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig K.P. Woo, als tolk Mandarijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1. Eiser heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat verweerder hem niet in bewaring had mogen stellen. Eiser is afkomstig uit China en ongedocumenteerd. Hierdoor is hij niet uitzetbaar.
2. Verweerder heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat het zicht op uitzetting niet ontbreekt, nu er op 6 juli 2010 zeventien lp’s zijn verstrekt en de verwachting is dat er meer lp’s zullen worden afgegeven.
De rechtbank overweegt het volgende.
3. Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan, indien het belang van de openbare orde of nationale veiligheid dat vordert, met het oog op de uitzetting, in bewaring worden gesteld de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
4. Uit de nagekomen stukken van verweerder alsmede het verhandelde ter zitting is gebleken dat er in mei 2010 achttien toezeggingen voor afgifte van een lp zijn gedaan door de Chinese autoriteiten. Op 6 juli 2010 zijn zeventien lp’s verstrekt, waarvan één voor een ongedocumenteerde Chinees. Eén toezegging heeft niet geleid tot daadwerkelijke verstrekking van een lp, omdat deze vreemdeling niet traceerbaar is bij verweerder. De rechtbank ziet, gelet op de huidige ontwikkelingen, geen aanleiding om te twijfelen aan verweerders mededeling dat de verwachting bestaat dat de Chinese autoriteiten bereid zijn om meer lp’s af te geven. Gelet op het voorgaande is aannemelijk te achten dat er thans weer sprake is van zicht op uitzetting naar China binnen een redelijke termijn. De omstandigheid dat de afgifte van de lp’s nog niet heeft geleid tot daadwerkelijke uitzetting van de betreffende vreemdelingen maakt dit niet anders. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de gemachtigde van verweerder heeft verklaard dat verweerder thans druk doende is om de vreemdelingen voor wie een lp is verstrekt op te sporen, hetgeen door de gemachtigde van eiser ter zitting is bevestigd.
5. Het instellen van een onderzoek naar de aanvraag-, toezeggings- en verstrekkingsdatum van de lp voor de ongedocumenteerde vreemdeling alsmede naar de geldigheidsduur ervan, zoals door eiser is verzocht, voegt naar het oordeel van de rechtbank niets toe aan de beoordeling van de onderhavige zaak en is daarom achterwege gelaten.
6. Nu ook voor een vreemdeling zonder documenten een lp is verstrekt is de rechtbank, mede in aanmerking genomen dat voor eiser de plicht bestaat mee te werken aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, van oordeel dat in het geval van eiser thans voldoende zicht op uitzetting naar China bestaat.
7. De rechtbank concludeert dat de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
8. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.W. Verhaagh, voorzitter, in tegenwoordigheid van W. de Jong-Koops, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2010.
De griffier is buiten staat te tekenen.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.