Afdeling 1, meervoudige kamer
Reg.nrs.: AWB 08/4738 WRO, AWB 08/8912 WRO, en AWB 09/5347 WRO
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[A], e.a.,
gevestigd te Waddinxveen,
eisers,
gemachtigde mr. H.E. Davelaar, advocaat te Zwolle,
het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen,
verweerder,
gemachtigde mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam.
Derde partij: de naamloze vennootschap ASR Vastgoed Ontwikkeling N.V.,
gevestigd te Utrecht, vergunninghoudster,
gemachtigde mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam.
De rechtsvoorgangster van vergunninghoudster, Fortis Vastgoed Ontwikkeling N.V. (hierna: Fortis Vastgoed), heeft op 10 oktober 2007 een aanvraag ingediend om vrijstelling van het bestemmingsplan krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ten behoeve van het voorbelasten van de gronden, gelegen tussen de Kanaaldijk, de Dreef, de Spoordijk en de Jan Dorrekenskade Oost te Waddinxveen, in verband met de beoogde oprichting van centrumvoorzieningen (hierna: het bouwplan).
Verweerder heeft het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken, vanaf 31 januari 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd.
Bij brief van 7 maart 2008 hebben eisers een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 11 juni 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder de gevraagde vrijstelling verleend.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 27 juni 2008, ingekomen bij de rechtbank op 30 juni 2008, beroep ingesteld (registratienummer AWB 08/4738 WRO).
Fortis Vastgoed heeft op 1 augustus 2007 een aanvraag ingediend voor een reguliere bouwvergunning eerste fase voor het bouwplan.
Verweerder heeft het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken, vanaf 31 januari 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd.
Bij brief van 7 maart 2008 hebben eisers een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 4 november 2008, verzonden op 5 november 2008, heeft verweerder, onder gelijktijdige verlening van een vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de gevraagde bouwvergunning verleend.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 11 december 2008, ingekomen bij de rechtbank op 12 december 2008, beroep ingesteld (registratienummer AWB 08/8912 WRO).
Vergunninghoudster heeft bij brief van 2 april 2009 haar zienswijze op het beroep gegeven.
Bij besluit van 27 januari 2009 verzonden op 12 januari 2009, heeft verweerder aan Fortis Vastgoed de op 17 maart 2008 aangevraagde reguliere bouwvergunning tweede fase verleend voor het bouwplan.
Bij besluit van 18 juni 2009, verzonden op 26 juni 2009, heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de commissie bezwaarschriften, het hiertegen door eisers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 29 juli 2009, ingekomen bij de rechtbank op 30 juli 2009, beroep ingesteld (registratienummer AWB 09/5347 WRO).
Vergunninghoudster heeft bij brief van 5 oktober 2009 haar zienswijze op het beroep gegeven.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
De beroepen zijn op 1 april 2010 gevoegd met de zaken AWB 09/1928 BESLU en AWB 09/2102 BESLU ter zitting behandeld.
Namens eisers zijn verschenen [B], [C], [D], [E], [F] en [G], bijgestaan door mr. Davelaar, voornoemd.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [H], [I] en [J], bijgestaan door mr. Ten Veen, voornoemd en mr. A. Collignon, advocaat te Amsterdam.
Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door ir. [K], bijgestaan door mr. Ellerman, voornoemd.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. Verder zijn bij de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro op 1 juli 2008 enkele bepalingen van de Woningwet (Wow) gewijzigd. Aangezien de aanvragen om bouwvergunning en vrijstellingen dateren van vóór 1 juli 2008, zijn in dit geval nog de bepalingen van de WRO en de Wow van toepassing zoals deze destijds, vóór 1 juli 2008 luidden.
Het bouwplan voorziet in het oprichten van centrumvoorzieningen op gronden, gelegen tussen de Kanaaldijk, de Dreef, de Spoordijk en de Jan Dorrekenskade Oost te Waddinxveen. De centrumvoorzieningen omvatten een parkeergarage op maaiveldniveau, 371 woningen, 5.603 m2 aan maatschappelijke doeleinden en kantoren, 21.563,6 m2 aan detailhandelsdoeleinden, 1.726,4 m2 aan horeca en 1.601,5 m2 aan dienstverlenende bedrijven en 12 bruggen tussen Kanaaldijk en Dreef en het spoor. De gronden, kadastraal bekend, gemeente Waddinxveen, sectie D, nummers 2070, 2613, 2864, 2865, 2931 en 2932, zijn plaatselijk bekend als het Sportpark Burgemeester Warnaar en het Burgemeester Warnaarplantsoen. Het bouwplan is plaatselijk bekend onder de naam “Een nieuw centrum voor Waddinxveen”.
Eisers exploiteren winkels in het huidige hoofdwinkelcentrum, gelegen aan de Passage te Waddinxveen. Dit winkelcentrum bevindt zich op ongeveer 300 meter van de locatie waar het bouwplan is geprojecteerd.
Ingevolge artikel 56a, eerste lid, van de Wow, wordt een reguliere bouwvergunning op aanvraag in twee fasen verleend. De bouwvergunning eerste fase mag slechts en moet ingevolge het tweede lid van dit artikel worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b, c, d of e, van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn. De bouwvergunning tweede fase mag slechts en moet ingevolge het derde lid van dit artikel worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel a of b van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid niet van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
In artikel 44, eerste lid, van de Wow is bepaald dat een bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar genoemde weigeringsgronden.
Ingevolge het bepaalde onder c dient de bouwvergunning te worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.
Krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO wordt onder een goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het desbetreffende gebied.
Ter plaatse gold ten tijde van belang het bestemmingsplan “Sportvelden”, dat op 5 september 1972 van kracht is geworden. Aan de gronden waarop het bouwplan betrekking heeft zijn op grond van dit bestemmingsplan de bestemmingen “Recreatie”, “Verkeer”, “Spoorwegdoeleinden”, “Groenvoorzieningen” en “Water” gegeven. Bebouwing van gronden met deze bestemmingen is op grond van de planvoorschriften niet toegestaan.
Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. De strijdigheid betreft zowel de doeleindenomschrijving als de bebouwingsvoorschriften. Gelet hierop heeft verweerder vrijstellingen ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO verleend.
Op 17 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Waddinxveen het bestemmingsplan “Centrum” vastgesteld. Het plan is op 31 maart 2010 bekendgemaakt. Aan de gronden waarop het bouwplan betrekking heeft, is de bestemmingen “Centrumdoeleinden” gegeven. Niet in geschil is dat het bouwplan binnen deze bestemming past.
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: GS) hebben bij besluit van 6 november 2006 op grond van het voorontwerp bestemmingsplan “Centrum” een zogenoemde specifieke verklaring van geen bezwaar verleend. Niet in geschil is dat, gelet op het besluit van GS van 9 oktober 2007, houdende de bepaling van door GS aangegeven gevallen waarin verweerder vrijstelling kan verlenen, zoals bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO, verweerder bevoegd was tot het verlenen van de bedoelde vrijstellingen.
Verweerder heeft aan de vrijstellingen voorts ten grondslag gelegd een ruimtelijke onderbouwing in de vorm van een Nota van Uitgangspunten, een Masterplan, een Beeldkwaliteitplan, een Inrichtingsplan alsmede het voorontwerpbestemmingsplan “Centrum”.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat het bouwplan niet van een goede ruimtelijke onderbouwing is voorzien, mede nu het bouwplan evident past binnen het inmiddels vastgestelde bestemmingsplan “Centrum”.
Eisers zijn ten principale voorstander van de realisering van een nieuw winkelcentrum. Echter, zij verzetten zich tegen de verlening van vrijstellingen van het bestemmingsplan voor dit bouwplan in het licht van de gevolgen van dit plan, welke zij in strijd achten met een goede ruimtelijke ordening.
Eisers stellen, samengevat, dat verweerder overeenkomstig het besluit van de raad van de gemeente Waddinxveen van 29 november 2005 en het daaraan ten grondslag liggende distributie planologisch onderzoek van Metrum, circa 5.270 m2 bruto vloeroppervlak detailhandel in het huidige Passagegebied moet wegbestemmen alvorens bouwvergunning te kunnen verlenen voor onderhavig bouwplan. Eisers menen dat dit wegbestemmen gepaard dient te gaan met een aanbod tot schadeloosstelling op onteigeningsbasis. Verweerder weigert dit. Eisers stellen dat, indien de vrijstelling met bouwvergunning wordt afgegeven en het bouwplan wordt gerealiseerd alvorens de detailhandelslocatie aan de Passage is wegbestemd, het voortbestaan van hun ondernemingen wordt bedreigd. Zij hebben in dit verband een deskundigenadvies overgelegd.
Verweerder bestrijdt dit standpunt gemotiveerd.
Bij de beoordeling van de beroepsgronden staat voorop de vraag of met realisering van het bouwplan naast het bestaande winkelcentrum waarin eisers gevestigd zijn duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau dreigt. Eventueel toenemende concurrentie met nadelige gevolgen voor de nering van eisers geldt daarbij op zichzelf niet als een ruimtelijk relevant aspect. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank evenzeer voor de hieruit eventueel voortvloeiende verplichting voor verweerder tot al dan niet op onteigeningsbasis wegbestemmen van de winkellocaties van eisers. De rechtbank verwijst in dit verband naar de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 14 januari 2009, LJN: BG9739.
De rechtbank acht duurzame ontwrichting niet aangetoond. Noch uit het rapport van Metrum van 3 november 2003 noch uit het rapport van RMA van 11 september 2009 blijkt dat realisering van het bouwplan tot bovenbedoelde duurzame ontwrichting voert. Ook overigens is dit de rechtbank niet gebleken. In dit verband wijst de rechtbank erop dat in het rapport zoals door eisers is overgelegd, het rapport van DTNP van 23 december 2009, op pagina 6 met zoveel woorden wordt gesteld dat realisering van het bouwplan geen duurzame ontwrichting maar juist versterking van de voorzieningenstructuur met zich brengt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook aan het ruimtelijk belang zoals door eisers gesteld doorslaggevend gewicht kunnen onthouden.
De beroepsgronden kunnen dan ook niet voeren tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep met het registratienummer AWB 08/8912 WRO, gericht tegen de met toepassing van vrijstelling verleende bouwvergunning eerste fase zal ongegrond worden verklaard.
Zoals ook ter zitting is bevestigd, behelzen de gronden gericht tegen de verleende vrijstelling tot voorbelasting geen andere dan die welke tegen het besluit tot verlening van vrijstelling ten behoeve van de bouwvergunning eerste fase zijn gericht.
De beroepsgronden kunnen dan ook evenmin voeren tot vernietiging van dit bestreden besluit. Het beroep met het registratienummer AWB 08/4738 WRO, gericht tegen de verleende vrijstelling tot voorbelasting zal ongegrond worden verklaard.
Zoals ook ter zitting is bevestigd, behelzen de gronden gericht tegen de bouwvergunning tweede fase geen andere dan die welke tegen het besluit tot verlening van vrijstelling ten behoeve van de bouwvergunning eerste fase zijn gericht.
Nu deze gronden in het voorgaande zijn verworpen alsmede omdat deze gronden niet zien op aspecten als bedoeld in artikel 56a, derde lid, van de Wow, zal de rechtbank ook het beroep met het registratienummer AWB 09/5347 WRO gericht tegen de verleende bouwvergunning tweede fase ongegrond verklaren.
Gezien het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het verlenen van de vrijstellingen. Voorts is verweerder terecht overgegaan tot verlening van de bouwvergunningen eerste en tweede fase.
De beroepen zullen ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank ’s-Gravenhage,
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.G. Meeder, mr. D.A.J. Overdijk en mr. C.J. Waterbolk,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.F. van Aalst.
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2010.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.