ECLI:NL:RBSGR:2010:BM9868

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/607633-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige diefstal en poging tot afpersing van een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en poging tot afpersing, beide in vereniging gepleegd. De feiten vonden plaats op 12 maart 2010 in Nieuwerkerk aan den IJssel, waar de verdachte samen met een medeverdachte een dertienjarige jongen heeft aangevallen. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen geslagen en geschopt, terwijl zijn medeverdachte de muts van het slachtoffer afnam en hem onder druk zette om zijn mobiele telefoon en andere bezittingen af te geven. Het geweld hield aan totdat een automobilist ingreep en de verdachte en zijn medeverdachte op de vlucht sloegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door middel van geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden schade, zowel materieel als immaterieel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straffen passend zijn, gezien de gewelddadige aard van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/607633-10
Datum uitspraak: 30 juni 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 juni 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.H. Kielman en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2010 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas,
op of aan de openbare weg, Het Valkendaal en/of Het Zwanendaal, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een muts, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- meermalen met kracht (met gebalde vuist) slaan in en/of tegen het gezicht
en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of;
- meermalen met kracht (met geschoeide voet) schoppen tegen de benen en/of
het lichaam van die [slachtoffer] (ten gevolge waarvan deze ten val is
gekomen) en/of;
- die [slachtoffer] op dwingende toon toevoegen van de woorden "laat je
mobiel eens zien" en/of "geef je fonna" en/of "maak je tas eens leeg" en/of
"maak je zakken eens leeg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of
- die [slachtoffer] beletten weg te gaan door hem vast te pakken en/of vast
te houden aan de kraag van zijn jas.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2010 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een mobiele telefoon en/of andere
goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het:
- meermalen met kracht (met gebalde vuist) slaan in en/of tegen het gezicht
en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of;
- meermalen met kracht (met geschoeide voet) schoppen tegen de benen en/of
het lichaam van die [slachtoffer] (ten gevolge waarvan deze ten val is
gekomen) en/of;
- die [slachtoffer] op dwingende toon toevoegen van de woorden "laat je
mobiel eens zien" en/of "geef je fonna" en/of "maak je tas eens leeg" en/of
"maak je zakken eens leeg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of
- die [slachtoffer] beletten weg te gaan door hem vast te pakken en/of vast
te houden aan de kraag van zijn jas.
en/of
hij op of omstreeks 12 maart 2010 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas,
op of aan de openbare weg, Het Valkendaal en/of Het Zwanendaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon
en/of andere goederen van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het:
- meermalen met kracht (met gebalde vuist) slaan in en/of tegen het gezicht
en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of;
- meermalen met kracht (met geschoeide voet) schoppen tegen de benen en/of
het lichaam van die [slachtoffer] (ten gevolge waarvan deze ten val is
gekomen) en/of;
- die [slachtoffer] op dwingende toon toevoegen van de woorden "laat je
mobiel eens zien" en/of "geef je fonna" en/of "maak je tas eens leeg" en/of
"maak je zakken eens leeg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of
- die [slachtoffer] beletten weg te gaan door hem vast te pakken en/of vast
te houden aan de kraag van zijn jas.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander met geweld een muts van het slachtoffer [slachtoffer] heeft gestolen (feit 1). Voorts is verdachte tenlastegelegd dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld (feit 2 eerste cumulatief/alternatief) en/of een poging tot afpersing (feit 2 tweede cumulatief/alternatief) ten aanzien van hetzelfde slachtoffer.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1 en feit 2 (eerste cumulatief/alternatief) heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, hetgeen echter niet ten laste is gelegd. Verdachte had niet het oogmerk zich tezamen en in vereniging met anderen goederen van het slachtoffer wederrechtelijk toe te eigenen en zijn handelen was dan ook niet hierop gericht. Mitsdien kunnen de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend worden bewezen en dient verdachte te worden vrijgesproken.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting ten aanzien van de tenlastegelegde feiten het volgende af.
Op vrijdag 12 maart 2010 liep verdachte, tezamen met medeverdachte ]A], [C] en [D] door Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, richting café “De Tap”.2 Verdachte en medeverdachte [A] hadden toen al wat alcohol gedronken.3 Op het Valkendaal kwamen zij een drietal jongens tegen die met een winkelwagentje aan het spelen waren.4 Verdachte en medeverdachte [A] maakten een grapje over het winkelwagentje door te zeggen dat ze het muntje van 50 eurocent terugwilden.5 Vervolgens zijn zij doorgelopen en opperden verdachte en medeverdachte [A] dat het leuk zou zijn om de jongens te pakken.6 Omdat [C] en [D] hier niet aan mee wilden doen, zijn zij doorgelopen.7 Verdachte en medeverdachte [A] hebben hun capuchons opgedaan en zijn teruggelopen naar het slachtoffer.8 Medeverdachte [A] heeft het slachtoffer vervolgens op dwingende toon gevraagd: “Laat je mobiel eens zien”, “Geef je fonna” en “Maak je tas eens leeg”.9 Het slachtoffer weigerde dit en wilde weglopen.10
Vervolgens pakte verdachte het slachtoffer bij zijn kraag en heeft hij hem meermalen met kracht met een gebalde vuist in het gezicht geslagen.11 Ook heeft verdachte het slachtoffer met kracht met geschoeide voet tegen zijn lichaam, waaronder de benen, geschopt.12 Terwijl verdachte dit deed, trok medeverdachte [A] de muts van het hoofd van het slachtoffer en bleef hij herhalen dat het slachtoffer zijn telefoon moest laten zien en zijn tas leeg moest maken.13
Na enige tijd kwam er een auto aan en de bestuurder sprak verdachte en zijn medeverdachte [A] aan, waarna deze zich uit de voeten maakten.14 Medeverdachte [A] heeft de muts vervolgens aangeboden aan [C] en toen deze vroeg hoe hij aan die muts kwam zei medeverdachte [A] dat hij de muts had gestolen van het slachtoffer.15 Medeverdachte [A] heeft de muts van het slachtoffer uiteindelijk aan verdachte gegeven.16
Nadat bij de politie een melding was binnengekomen van een straatroof op het Valkendaal, zijn verdachte, medeverdachte [A], [C] en [D] uiteindelijk op grond van het door het slachtoffer en getuigen gegeven signalement aangehouden in de omgeving van het Valkendaal. Het slachtoffer werd door de politie uiteindelijk op het Zwanendaal aangetroffen.17
Nadere bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft betwist dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, gericht op straatroof en/of afpersing. Verdachte heeft weliswaar geweld gebruikt, maar dit zou zijn gebeurd naar aanleiding van een opmerking die het slachtoffer zou hebben gemaakt over de broertjes van verdachte.
Verdachte zou niet het oogmerk hebben gehad op wederrechtelijke toe-eigening, noch van de muts, noch van andere eigendommen van het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de bewijsmiddelen zonder enige twijfel naar voren dat verdachte en medeverdachte [A] samen het plan hebben opgevat het slachtoffer, zoals zij het noemden, “te pakken”. Zij hebben beiden hun capuchon over hun hoofd getrokken en zijn samen op het slachtoffer toegelopen. Voordat verdachte het geweld pleegde alsook tijdens de geweldplegingen, heeft zijn medeverdachte het slachtoffer meermalen in niet mis te verstane bewoordingen opgedragen zijn spullen af te staan en diens muts afgepakt. Verdachte en zijn medeverdachte [A] hebben hun acties jegens het slachtoffer pas gezamenlijk gestaakt toen de automobilist het slachtoffer te hulp kwam.
De lezing van verdachte, dat zijn gewelddadig optreden enkel voortkwam uit een beledigende opmerking van het dertienjarige slachtoffer aan het adres van zijn broertjes en derhalve niet bedoeld was om de diefstal van de muts en de (poging tot) afpersing van andere goederen te faciliteren, acht de rechtbank ongeloofwaardig en die lezing wordt ook op geen enkele wijze gesteund door de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt reeds dat de rechtbank van oordeel is dat (ook) verdachte heeft gehandeld met het oogmerk om zich goederen van het slachtoffer wederrechtelijk toe te eigenen. Dat dit oogmerk bij verdachte bestond kan ook worden afgeleid uit het feit dat verdachte de gestolen muts van zijn medeverdachte heeft aangenomen en in zijn zak heeft gestoken. Aan de verklaring van verdachte dat hij die muts slechts in bewaring had om deze op een later moment aan het slachtoffer te doen toekomen, hecht de rechtbank gelet op de overige gang van zaken geen geloof.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en diens medeverdachte [A], gericht op het plegen van een gewelddadige beroving en (poging tot) afpersing, zodat zij deze feiten tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 maart 2010 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas, op of aan de openbare weg, Het Valkendaal en/of Het Zwanendaal, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een muts toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het:
- meermalen met kracht (met gebalde vuist) slaan in en/of tegen het gezicht van die [slachtoffer] en;
- meermalen met kracht (met geschoeide voet) schoppen tegen de benen en/of het lichaam van die [slachtoffer];
2.
hij op 12 maart 2010 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas, op of aan de openbare weg, Het Valkendaal en/of Het Zwanendaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of andere goederen van hun gading, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- meermalen met kracht (met gebalde vuist) slaan in en/of tegen het gezicht
van die [slachtoffer] en;
- meermalen met kracht (met geschoeide voet) schoppen tegen de benen en/of
het lichaam van die [slachtoffer] en;
- die [slachtoffer] op dwingende toon toevoegen van de woorden "laat je
mobiel eens zien" en "geef je fonna" en "maak je tas eens leeg", en
- die [slachtoffer] beletten weg te gaan door hem vast te pakken aan de kraag van zijn jas.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheidheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte verzoekt de rechtbank om aan zijn cliënt enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en poging tot afpersing, beide in vereniging gepleegd. Hij heeft ten behoeve daarvan op een agressieve en intimiderende wijze op de dertienjarige aangever ingeschopt en geslagen, terwijl zijn medeverdachte [A] de muts van het slachtoffer wegnam en trachtte hem verbaal tot afgifte van zijn spullen te dwingen. Verdachte en zijn medeverdachte zijn daarmee doorgegaan toen het slachtoffer reeds op de grond lag en zijn pas gestopt toen een automobilist het slachtoffer te hulp kwam.
De verdachte en zijn mededader hebben door hun manier van handelen blijk gegeven van gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en de persoonlijke eigendommen van het slachtoffer. Dergelijk gewelddadig en intimiderend gedrag op straat in de avonduren is bovendien zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en in de samenleving. Daarnaast kunnen de slachtoffers van dergelijk geweld daarvan nog langdurig lichamelijke en psychische klachten ondervinden. Dit volgt in dit geval ook uit de toelichting van de vordering van de benadeelde partij en uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Het slachtoffer worstelt nog steeds met psychische klachten, bestaande uit angsten, slaapproblemen, concentratieproblemen en hij is minder sociaal geworden.
De ernst van het feit en de gevolgen daarvan rechtvaardigen in beginsel een gevangenisstraf van langere duur dan de door verdachte reeds ondergane voorlopige hechtenis.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank gelet op de volgende omstandigheden.
Uit het reclasseringsadvies, d.d. 19 april 2010, van Reclassering Nederland volgt allereerst dat de kans op recidive laag wordt geschat. Geadviseerd wordt aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest en een deels voorwaardelijke werkstraf. Een toezicht en behandeling wordt niet geïndiceerd geacht. Bovendien heeft verdachte er blijk van gegeven spijt te hebben van zijn handelen en heeft hij de periode van zijn schorsing aangegrepen om zijn school weer serieus op te pakken. Verdachte heeft veel over het gebeuren gepraat en hij is alle schorsingsvoorwaarden nagekomen.
De rechtbank houdt voorts rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie, d.d. 28 mei 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene ziet de rechtbank aanleiding verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven zich nooit meer schuldig te zullen maken aan strafbare feiten, acht de rechtbank - anders dan de reclassering - gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf passend en geboden als extra waarborg om delictgedrag in de toekomst te voorkomen.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf van na te melden duur een passende reactie.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair is verzocht het schadebedrag te matigen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot vergoeding van materiele (€ 113,94) en immateriële (€ 300,-) schade, groot € 413,94, welk bedrag blijkens de toelichting een voorschot betreft.
De vordering is met de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in de bij dagvaarding onder 1 en 2, tweede cumulatief/alternatief, aan verdachte ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten.
Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van zowel de immateriële als de materiele schade zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering.
De verdediging heeft betoogd dat de materiele schade betrekking heeft op reiskosten naar (onder meer) de psycholoog, welke reiskosten deels in de toekomst zijn gelegen. Niet duidelijk is of het geschatte aantal van acht behandelingen daadwerkelijk nodig zal zijn. Ook zijn de reiskosten mogelijk onnodig hoog, omdat niet is gekozen voor een psycholoog dicht bij de woonplaats van het slachtoffer.
De rechtbank stelt voorop dat de benadeelde partij binnen redelijke grenzen vrijstaat om zelf een psycholoog te kiezen. Ter zitting heeft de moeder van de benadeelde partij toegelicht dat de betreffende psycholoog zich gespecialiseerd heeft in de behandeling van kinderen met trauma’s zoals de benadeelde partij die heeft. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het schadebedrag te matigen vanwege de af te leggen reisafstand. Het feit dat de kosten deels in de toekomst zijn gelegen geeft de rechtbank aanleiding om de reiskosten te schatten, rekening houdend met de mogelijkheid dat niet alle genoemde acht behandelingen nodig zullen zijn. De rechtbank schat de reiskosten op € 100,- en wijst dat bedrag toe.
Voor wat betreft het gevraagde bedrag voor immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat dit de rechtbank als alleszins redelijk voorkomt. Daarbij is relevant dat het slachtoffer in casu wellicht minder zichtbaar letsel heeft opgelopen, maar aanzienlijk meer geestelijk letsel dan het slachtoffer in de uit de smartengeldbundel aangehaalde uitspraak. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook volledig toe.
Voorts zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente over zowel de materiele als de immateriële schade toewijzen. In het feit dat de reiskosten (gedeeltelijk) in de toekomst zijn gelegen, ziet de rechtbank aanleiding om de wettelijke rente over de materiele schade toe te wijzen met ingang van de datum van de uitspraak van het vonnis, mitsdien 30 juni 2010. Met betrekking tot de immateriële schade wijst de rechtbank de wettelijke rente toe met ingang van de bewezenverklaarde pleegdatum van 12 maart 2010.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2, tweede alternatief/cumulatief, bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] van een voorschotbedrag groot, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 300,- vanaf 12 maart 2010 en over het bedrag van € 100,- vanaf 30 juni 2010, in beide gevallen tot aan de dag waarop deze vorderingen zijn voldaan.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en/of maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 57, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, eerste cumulatief/alternatief, tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en onder 2, tweede cumulatief/alternatief, tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2, tweede cumulatief/alternatief:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], wonende te [adres], een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over € 300,00 vanaf 12 maart 2010 en over € 100,00 vanaf 30 juni 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaald dat de benadeelde partij voor het meer of overige gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 400,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.W.E. de Ruiter, voorzitter,
mrs M.M. Meessen en J.L.M. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Tjokrojoso, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2010.
1 Waar in dit vonnis wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het ambtsedig, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakte proces-verbaal met het nummer PL1620 2010039208-1 van politie Hollands Midden, District Gouwe IJssel, Team Nieuwerkerk a/d IJssel (p. 1 t/m 86).
2 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 23; proces-verbaal verhoor verdachte [D], p. 36 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 49.
3 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 24, proces-verbaal verhoor verdachte, p. 53 en proces-verbaal verhoor verdachte [A], p. 36 en 70.
4 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 23; proces-verbaal verhoor verdachte [D], p. 36 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 49.
5 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 23; proces-verbaal verhoor verdachte [D], p. 36 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 49.
6 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 23; proces-verbaal verhoor verdachte [D], p. 36 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 49.
7 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 24; proces-verbaal verhoor verdachte [D], p. 36-37 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 50.
8 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 23; proces-verbaal verhoor verdachte [D], p. 36 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 49.
9 Proces-verbaal van aangifte, p. 76, proces-verbaal verhoor verdachte p. 49, proces-verbaal verhoor verdachte [A], p. 68 en proces-verbaal verhoor getuige, p. 81.
10 Proces-verbaal van aangifte, p. 76.
11 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 49 en 54, proces-verbaal verhoor verdachte [A], p. 68 en proces-verbaal van aangifte, p. 76-77.
12 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 25; proces-verbaal verhoor verdachte [D], p. 36, proces-verbaal verhoor verdachte [A], p. 68 en proces-verbaal van aangifte, p. 77.
13Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 50 en p. 53, proces-verbaal verhoor verdachte [A], p. 72 en proces-verbaal van aangifte, p. 77.
14 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 23 en proces-verbaal van aangifte, p. 77.
15 Proces-verbaal verhoor verdachte [C], p. 24.
16 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 49, proces-verbaal van bevindingen, p. 85 en proces-verbaal van bevindingen, p. 86.
17 Proces-verbaal van bevindingen, p. 84.