ECLI:NL:RBSGR:2010:BM9738

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5097 MAW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W. Sentrop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van functie en nevenarbeidsplaats binnen de Koninklijke Marine

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [A], en de minister van Defensie, over de toewijzing van een functie en nevenarbeidsplaats binnen de Koninklijke Marine. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van de functie van [functie] op niveau 2, en stelde dat hij op basis van zijn eerdere ervaring en competenties direct op niveau 1 kon worden ingezet. De minister van Defensie, verweerder in deze zaak, stelde echter dat eiser drie jaren ervaring op niveau 2 moest hebben alvorens door te stromen naar niveau 1, en dat dit beleid niet onredelijk was. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser ongegrond was, omdat verweerder zich aan de beleidsregels hield en geen uitzonderingen hoefde te maken voor eiser.

Het proces begon met een besluit van 21 oktober 2008, waarin eiser de functie van [functie] en de nevenarbeidsplaats [nevenarbeidersplaats] op niveau 2 toegewezen kreeg. Eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser stelde beroep in bij de rechtbank, waarbij hij betoogde dat zijn eerdere functie hem voldoende ervaring had gegeven om op niveau 1 te kunnen functioneren. De rechtbank onderzocht de argumenten van eiser en concludeerde dat de vereisten voor niveau 1, waaronder drie jaren ervaring op niveau 2, redelijk waren en dat verweerder niet verplicht was om van deze vereisten af te wijken.

De rechtbank benadrukte dat de rolbeschrijvingen voor de nevenarbeidsplaatsen op niveau 1 en niveau 2 wezenlijke verschillen vertoonden, en dat de extra verantwoordelijkheden en taken op niveau 1 een rechtvaardiging vormden voor de eis van eerdere ervaring op niveau 2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser had de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/5097 MAW
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[A], wonende te [plaats], eiser,
en
de minister van Defensie, voorheen de staatssecretaris van Defensie, verweerder.
I. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 21 oktober 2008 heeft [B] aan eiser de functie van [functie] toegewezen. Bij afzonderlijk besluit van eveneens 21 oktober 2008 is aan eiser de nevenarbeidsplaats [nevenarbeidersplaats] toegewezen.
Tegen deze besluiten heeft eiser bij verweerder bezwaar gemaakt. Op 8 januari 2009 is eiser namens verweerder op zijn bezwaar gehoord.
Bij besluit van 8 juni 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Tegen dat besluit heeft eiser op 15 juli 2009 bij de rechtbank beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden alsmede een verweerschrift van 17 september 2009.
Het beroep is op 12 mei 2010 op zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. [C].
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank staat in dit beroep voor de vraag of het bestreden besluit, gelet op de daartegen ingebrachte beroepsgronden, in rechte stand kan houden.
2. De rechtbank merkt allereerst op dat de besluitvorming ten aanzien van eiser is gesplitst in een besluit betreffende de toewijzing van de functie [functie] en een besluit betreffende de toewijzing van de nevenarbeidsplaats [nevenarbeidersplaats]. De daarbij behorende aanduiding "niveau 2" is abusievelijk in eerstgenoemd besluit opgenomen.
Beide besluiten dateren van [...] oktober 2008 en dragen hetzelfde kenmerk [kenmerk].
De rechtbank zal uitgaan van één besluit dat beide elementen betreft, waartegen eiser beroep heeft ingesteld. Dat beroep beperkt zich tot de aanduiding "niveau 2" bij de toewijzing van de nevenarbeidsplaats [nevenarbeidersplaats].
3. Eiser heeft bezwaar tegen toewijzing van de nevenarbeidsplaats [nevenarbeidersplaats], voor zover deze heeft plaatsgevonden op niveau 2. Hij is, kort weergegeven, van mening dat hij in zijn vorige functie reeds zoveel competenties en ervaring heeft opgebouwd dat hij in staat is de hem toegewezen nevenarbeidsplaats op niveau 1 te vervullen.
4. Verweerder heeft, kort weergegeven, onder verwijzing naar het ter zake ontwikkelde beleid, aangegeven dat aan een functietoewijzing als hier aan de orde aan een ervaren adjudant in eerste instantie het niveau 2 wordt verbonden. Niveau 1 komt eerst in beeld nadat de desbetreffende [nevenarbeidersplaats] in de functie van [functie] drie jaren als [nevenarbeidersplaats] ervaring heeft opgedaan. Nu eiser niet eerder als [nevenarbeidersplaats] heeft gefunctioneerd, acht verweerder het redelijk dat hem voorshands alleen de nevenarbeidsplaats van [nevenarbeidersplaats] niveau 2 is opgedragen.
5.De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
5.1 Verweerder heeft beleid ontwikkeld, neergelegd in de op 28 augustus 2007 door de Admiraliteitsraad geaccordeerde "Beleidsvisie voor onderofficieren Koninklijke Marine". Doel van dat beleid is ervaren onderofficieren langer voor de onderofficiersgemeenschap te behouden en te voorkomen dat zij doorstromen naar officiersfuncties. Daartoe is een nieuwe functie van [nevenarbeidersplaats] geïntroduceerd, waarvan het aantal geleidelijk aan zal worden uitgebreid. Uiteindelijk zullen 62 [nevenarbeidersplaats]en in de organisatie van de Koninklijke Marine worden opgenomen. Voor toewijzing van de functie van [nevenarbeidersplaats] komen slechts ervaren adjudanten in aanmerking. Zij gelden ieder binnen de groep onderofficieren als primus inter pares (eerste onder zijns gelijken).
Aan de toewijzing van de nevenarbeidsplaats [nevenarbeidersplaats] is een persoonsgebonden toelage gekoppeld, waardoor de bezoldiging van de betrokkene [nevenarbeidersplaats] uitkomt op het niveau van LTZ 2 OC/kapitein (niveau 1) dan wel LTZ 2/eerste luitenant (niveau 2).
Door dit beleid blijven ervaren onderofficieren deel uitmaken van de onderofficiers-gemeenschap, terwijl rechtspositioneel nadeel voor de betrokkenen ten opzichte van de situatie waarin zij zouden doorstromen naar de lagere officiersrangen wordt voorkomen door de persoonsgebonden toelage.
De [nevenarbeidersplaats] treedt op als adviseur van de commandant van de eenheid/hoofd van dienst betreffende de bedrijfsvoering, de kwaliteitszorg en het personeelsbeleid. Hij heeft een goed overzicht over de kwaliteit en het potentieel van de onderofficieren in zijn dienstvak, in termen van management development (verder: MD). De [nevenarbeidersplaats] vervult een mentorfunctie en begeleidt het middenkader in de hun opgedragen taken. Onderofficieren die de functie van [functie] vervullen vertegenwoordigen de gehele equipage en zijn een voorbeeld voor hun equipage, die hen in hun taakuitvoering dient te ondersteunen.
5.2 Naast de functiebeschrijving van de [functie] bestaan rolbeschrijvingen van de [nevenarbeidersplaats] niveau 1 respectievelijk niveau 2.
De vereiste competenties en taken van de [nevenarbeidersplaats] op b-eide niveaus zijn identiek, met dien verstande dat voor de [nevenarbeidersplaats] niveau 1 enkele extra specifieke taken en vaardig- heden gelden: het coachen en begeleiden van de binnen zijn deelorganisatie geplaatste [nevenarbeidersplaats]en niveau 2, het zitting nemen in de [nevenarbeidersplaats]encommissie en in de adviesraad onderofficieren KM en het deelnemen aan gesprekken met onderofficieren/MD-kandidaat. Enkele van deze taken worden vervuld op aangeven van of na overleg met de krijgsmachtdeeladjudant.
In de slotopmerkingen van de rolbeschrijving van de [nevenarbeidersplaats] niveau 1 is opgenomen dat het voor een goede functievervulling van cruciaal belang is dat betrokkene de juiste ervaringsopbouw heeft genoten in een functie als [nevenarbeidersplaats] niveau 2.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet kan slagen. Zij overweegt daartoe als volgt.
6.1 Vergelijking van de rolbeschrijvingen van de [nevenarbeidersplaats] niveau 2 en niveau 1 laat zien dat op niveau 1 extra taken en competenties aan de orde zijn ten opzichte van niveau 2. Als functie-eis voor niveau 1 geldt drie jaren ervaring op niveau 2. Uit deze vergelijking komt naar voren dat de nevenarbeidsplaats [nevenarbeidersplaats] niveau 1 naast een belangrijke mate van overlapping met niveau 2 ook enkele extra taken en competenties bevat. Het niveau 1 kan alleen worden bereikt via voorafgaande ervaringsjaren op niveau 2. Op deze eis worden door verweerder geen uitzonderingen gemaakt. De chef der equipage die tevens als [nevenarbeidersplaats] is aangewezen kan aldus doorgroeien van niveau 2 naar niveau 1. Dit past in het streven van verweerder om ervaren adjudanten langer voor de onderofficierengemeen-schap te behouden en biedt de betrokken adjudanten uitzicht op een verhoging van hun persoonlijke toelage als [nevenarbeidersplaats]. Verweerder heeft zich met de ontwikkeling van dit beleid en deze invulling van de functie [nevenarbeidersplaats] niet begeven buiten de grenzen van een redelijke beleidsbepaling.
6.2 Eiser heeft betoogd dat hij reeds in zijn vorige functie van junior officier instructeur onderwijskunde alle nodige ervaring en competenties heeft opgedaan om direct op niveau 1 als [nevenarbeidersplaats] ingezet te kunnen worden. Bovendien beschikt eiser over een groot netwerk dat hem als [nevenarbeidersplaats] zeer te pas zal komen.
Verder heeft eiser betoogd dat hij door de MD-commissie is geselecteerd als een mogelijke kandidaat voor [nevenarbeidersplaats]. Daarna heeft hij over dat advies een gesprek gehad met de coach MD onderofficieren, waarbij eiser een voorkeur heeft uitgesproken voor de functie [functie]. Op voordracht van het hoofd P&O is zijn kandidatuur besproken in de [nevenarbeidersplaats]encommissie, die eiser geschikt heeft bevonden.
Eiser heeft het gevoel dat hij na de functietoewijzing niet de aan de functie gekoppelde beloning ontvangt. Doordat eiser in mei 2011 de dienst met functioneel leeftijdsontslag zal verlaten, kan hij zich niet meer via functievervulling op niveau 2 voor niveau 1 kwalificeren.
De rechtbank is van oordeel dat in de kennis en ervaringsopbouw van eiser in zijn vorige functie noch in de gang van zaken tijdens zijn selectie als [nevenarbeidersplaats] argumenten zijn gelegen op grond waarvan verweerder aan eiser de nevenarbeidsplaats van [nevenarbeidersplaats] niveau 1 had moeten toewijzen. Gesteld noch gebleken is dat aan eiser in het kader van zijn selectie rechtens te honoreren toezeggingen ten aanzien van zijn niveauindeling zijn gedaan. Ook het gegeven dat eiser als [nevenarbeidersplaats] niet meer kan doorgroeien naar niveau 1 hoefde voor verweerder geen aanleiding te vormen om van de geldende functie-eis af te wijken door een rechtstreekse toewijzing van niveau 1 aan eiser.
6.3 Gelet op de voorgaande overwegingen moet het beroep ongegrond worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.W. Sentrop, in tegenwoordigheid van de griffier
P.J.C. de Jong.
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.