ECLI:NL:RBSGR:2010:BM8632

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/35809
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van Somalische nationaliteit in het licht van humanitaire situatie in Zuid- en Centraal Somalië

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in het beroep van een Somalische eiseres die een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De rechtbank heeft de situatie in Zuid- en Centraal Somalië beoordeeld, waarbij zij zich baseerde op de relevante Europese richtlijnen en eerdere jurisprudentie. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Minister van Justitie, zich terecht op het standpunt had gesteld dat de beoordeling van de situatie niet alleen op Mogadishu, maar op heel Zuid- en Centraal Somalië moest worden gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat de informatie die door de eiseres was aangedragen niet voldoende was om aan te tonen dat er een reëel risico bestond op ernstige bedreiging van haar leven of persoon bij terugkeer naar dat gebied. De rechtbank merkte op dat, hoewel de humanitaire omstandigheden in het gebied slecht zijn, dit niet automatisch betekent dat iedere burger een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de verweerder vernietigd en bepaald dat de verweerder opnieuw op de aanvraag dient te beslissen. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn vastgesteld op € 874. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de individuele situatie van asielzoekers in het licht van de actuele omstandigheden in hun land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 09/35809
Uitspraak
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum],
mede ten behoeve van,
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
beide van Somalische nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer], eiseres,
gemachtigde mr. H.M.A. Breuls, advocaat te Nieuw-Amsterdam;
en
De Minister van Justitie,
als rechtsopvolger van de Staatssecretaris van Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. J.C. aan 't Goor, verweerder.
1. Procesverloop
Op 28 september 2009 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 2 oktober 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Bij brief van 2 oktober 2009 is daartegen beroep ingesteld. Bij brieven van 20 oktober 2009 en 1 april 2010 is het beroep voorzien van gronden. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 15 april 2010 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep bekend onder Awb 09/34567.
2. Overwegingen
2.1.1 Verweerder heeft in het bestreden besluit geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres, omdat zij toerekenbaar geen reis- of identiteitsdocumenten heeft overgelegd. Voorts heeft verweerder een aantal elementen uit het asielrelaas opgesomd, op basis waarvan is geoordeeld dat het relaas de positieve overtuigingskracht mist die in dat geval geëist mag worden om de juistheid ervan aan te kunnen nemen. Verweerder acht het relaas daarom ongeloofwaardig.
Eiseres heeft de juistheid van dat oordeel gemotiveerd betwist.
2.1.2 De rechtbank zal toetsen of grond bestaat voor het oordeel dat verweerder, gelet op de motivering, neergelegd in het voornemen en het bestreden besluit, bezien in het licht van de verslagen van de gehouden gehoren, de daarop aangebrachte correcties en aanvullingen en het gestelde in de zienswijze, niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat aan het relaas geen geloof kan worden gehecht.
2.1.3 Eiseres heeft de door haar bij de reis gebruikte (valse) documenten niet overgelegd. Voorts is niet in geschil dat op de door eiseres gestelde tijden vliegtuigen vlogen, maar dat die voor wat betreft de stoelindeling niet voldoen aan de door eiseres gegeven omschrijving.
Verweerder heeft daarom bij het onderzoek naar de aanvraag kunnen betrekken dat eiseres toerekenbaar geen reis- of identiteitspapieren, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, over kan leggen. Van het asielrelaas dient dan ook positieve overtuigingskracht uit te gaan.
2.1.4 Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat het relaas positieve overtuigingskracht ontbeert. Verweerder heeft daarbij ondermeer mogen betrekken dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal malen dat op haar is geschoten, de reden waarom op haar is geschoten en de periode dat zij als theeverkoopster heeft gewerkt. De verklaringen die eiseres voor deze tegenstrijdigheden heeft gegeven, heeft verweerder onvoldoende mogen achten.
2.1.5 Er is daarom geen grond voor het oordeel dat de weigering een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw 2000 te verlenen niet in stand kan blijven.
Verweerder heeft voorts terecht overwogen dat eiseres geen aanspraak heeft op een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000, voor zover die aanspraak zou moeten worden gebaseerd op haar asielrelaas en de individuele risico's die daaruit zouden voortvloeien.
2.2.1 Eiseres beroept zich op artikel 15, aanhef en onder c van richtlijn 2004/83/EG van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven, en de inhoud van de verleende bescherming van de Raad van de Europese Unie (hierna: de richtlijn), en wijst in dat verband op de volgende stukken:
1. een artikel van Amnesty International van 19 juni 2009;
2. de Nieuwsbrief Asiel en Vluchtelingenwerk van april 2009;
3. het algemeen ambtsbericht inzake Somalië van maart 2009;
4. het algemeen ambtsbericht inzake Somalië van maart 2010;
5. een bericht van UNHCR-UNICEF, "Human Rights Violations escalate in war-torn Mogadishu", van 9 juni 2009;
6. een bericht van Factiva,"Ramadan fighting in Mogadishu is "worst in 20 years", van 10 september 2009;
7. een krantenartikel van NRC Handelsblad,"Helft Somaliërs heeft hulp nodig", van 25 augustus 2009;
8. een overzicht van Vluchtelingenwerk Nederland van september 2009, met betrekking tot het aantal geweldsincidenten in Mogadishu;
9. een overzicht van Garowe online van het aantal geweldsincidenten in Mogadishu tussen januari en juni 2009;
10. een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 1 oktober 2009, met een overzicht van het aantal ontheemden uit Mogadishu sinds mei 2009;
11. een email bericht van de SAACID van 28 september 2009;
12. een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 8 mei 2009 aan de woordvoerders van de Tweede Kamer;
13. een notitie van Vluchtelingenwerk Nederland van 8 mei 2009,"Standpunt Vluchtelingenwerk Nederland over de voorgestelde maatregelen met betrekking tot Somalische asielzoekers";
14. een verslag van een telefoongesprek tussen Bediako Buahene, Protection Officer for OCHA in Kenia en M. Jongejan van Vluchtelingenwerk Nederland op 2 oktober 2009;
15. een emailbericht van 5 oktober 2009 van het IRC Somalië;
16. een emailbericht van 5 oktober 2009 van de UNHCR;
17. een advies van de UNHCR,"Returns to Somalia";
18. een notitie van Vluchtelingenwerk Nederland,"Veiligheidssituatie in Centraal- en Zuid-Somalië", van augustus 2009;
19. een aantal nieuwsberichten van AllAfrica.com van 21 augustus 2009 tot en met 1 september 2009;
20. een artikel Protection Cluster Update van 21 augustus 2009;
21. een email van Vluchtelingenwerk van 2 september 2009;
22. een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 18 maart 2010 betreffende artikel 15 aanhef en onder c, Richtlijn en Zuid-en Centraal-Somalië, voorzien van bijlagen;
23. de pleitnotities van mr. M.M. van Asperen voor de zitting van 8 september 2009, inzake nr. 200905017/1 voor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) en
24. een aantal stukken van OCHA met betrekking tot de situatie in Somalië in februari en maart 2010.
2.2.2 De Afdeling heeft in de uitspraak van 25 mei 2009 (JV 2009/291) geoordeeld dat artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000 voorziet in de bescherming die artikel 15, aanhef en onder c van de richtlijn beoogt te bieden. De rechtbank ziet geen aanleiding van dat oordeel af te wijken.
Verweerder heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c van de richtlijn niet (langer) moet worden uitgegaan van de situatie in Mogadishu, maar van de situatie in heel Zuid- en Centraal Somalië. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 17 februari 2009 (JV/ 2009/111), waarin wordt overwogen dat het gaat om "(...) een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied (...)".
Niet in geschil is voorts dat in Zuid- en Centraal Somalië sprake is van een binnenlands gewapend conflict, en dat eiseres en haar driejarige neefje uit dat gebied afkomstig zijn.
De rechtbank zal daarom toetsen of aannemelijk is dat de mate van willekeurig geweld in het kader van het gewapend conflict in Zuid- en Centraal Somalië ten tijde van de totstand-koming van het bestreden besluit zo hoog was, dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar dat gebied louter door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op ernstige en individuele bedreiging van zijn leven of zijn persoon.
2.2.3 Uit het in rechtsoverweging 2.2.1 onder 18 genoemde stuk kan worden afgeleid dat het gebied Zuid- en Centraal Somalië tussen de vier en zes miljoen inwoners telt, en dat in 2007 en 2008 als gevolg van geweld iets meer dan 16.000 burgers om het leven zijn gekomen. Over aantallen gewonden en aard van de verwondingen zijn geen cijfers bekend.
Uit het onder 4 genoemde stuk blijkt dat in Zuid- en Centraal als gevolg van het geweld ongeveer 1.2 miljoen mensen ontheemd zijn. Uit datzelfde stuk blijkt dat de situatie in ontheemdennederzettingen slecht is. Veel ontheemden hebben te kampen met een slechte veiligheidssituatie en gebrek aan water, voedsel en medische voorzieningen. Verder is er een gebrek aan sanitaire voorzieningen en hygiëne, wat ziektes tot gevolg heeft. Ontheemden ontvangen onvoldoende humanitaire hulp, als gevolg van de slechte veiligheidssituatie in Centraal- en Zuid Somalië.
Uit deze gegevens kan niet worden afgeleid dat de intensiteit van het willekeurige geweld in heel Zuid- en Centraal Somalië van een zodanige omvang is, dat een burger die terugkeert naar dat gebied louter door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op ernstige en individuele bedreiging van zijn leven of zijn persoon. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit die informatie voorts blijkt dat, voor zover op sommige plaatsen in het gebied een dergelijke intensiteit van geweld wel wordt bereikt, grote groepen mensen in staat zijn zich daaraan te onttrekken.
Voorts blijkt uit de voorhanden informatie dat de humanitaire omstandigheden in het gebied slecht zijn, wat mede wordt veroorzaakt door de slechte voedselsituatie, maar niet dat de voedselsituatie - die voor ontheemden in het bijzonder zeer ernstig is - zodanig is dat reeds op die grond iedere burger een reëel risico loopt op ernstige schade.
Eiseres kan zich daarom niet met vrucht beroepen op de bescherming die artikel 15, aanhef en onder c van de richtlijn, zoals geïmplementeerd in artikel 29, eerste lid aanhef en onder b van de Vw 2000 jo artikel 3.105d, aanhef en onder b van het Vreemdelingenbesluit 2000, beoogt te bieden.
2.2.4 De rechtbank zal voorts toetsen of eiseres zich met vrucht kan beroepen op de bescherming die artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000 overigens beoogt te bieden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zoals verweerder ter zitting heeft erkend, eiseres bij terugkeer naar het gebied Zuid- en Centraal Somalië een groot risico loopt in de positie van ontheemde te geraken.
Wat de positie van vrouwen betreft, wordt in het in rechtsoverweging 2.2.1 onder 4 genoemde stuk vermeld:
"Mishandeling en verkrachting van vrouwen en meisjes door leden van gewapende groepen, maar ook door burgers komen geregeld voor. Met name vrouwen en meisjes in nederzettingen van ontheemden worden vaak het slachtoffer van verkrachting. [] In Zuid- en Centraal-Somalië kunnen vrouwen geen bescherming krijgen van de autoriteiten. [] In geheel Somalië vonden in de verslagperiode groepsverkrachtingen plaats. Ook () ontheemden zijn geregeld het slachtoffer".
"Zowel tijdens hun vlucht als in de ontheemdennederzettingen zijn ontheemden in geheel Somalië geregeld slachtoffer geworden van bedreiging, mishandeling, verkrachting en beroving. Leden van minderheden en gezinnen met een alleenstaande vrouw aan het hoofd bevonden zich in een extra kwetsbare positie in ontheemdennederzettingen en waren meer dan andere groepen slachtoffer van seksueel geweld".
Wat de positie van kinderen betreft, wordt in het rapport van de FSAU van februari 2010 (waar verweerder in de pleitnota van 1 april 2010 op heeft gewezen) onder meer vermeld:
"Emergency levels of acute malnutrition continue to be reported, with 1 in 6 children in Somalia acutely malnourished and in need of specialist care. Of these children, 1 in 22 is severely malnourished and at a 9 times increased risk of death compared to well nourished children. In south and central Somalia the rates are higher, with 1 in 5 children acutely malnourished of which 1 in 20 are severely malnourished. [] Currently, these rates translate into an estimated 240,000 children under 5 years of age in Somalia being acutely malnourished, of which 63,000 are severely malnourished. More than two thirds of these children are located in south and central Somalia, the area's most affected by the current conflict. [] The nutritional status of IDPs is also of great concern, with even higher rates of chronic malnutrition reported, where 1 in 4 children are affected, compared to the national figure".
Gelet op deze gegevens heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat ten aanzien van (alleenstaande) vrouwen en kinderen de humanitaire situatie als gevolg van het geweld niet zodanig is, dat zij niet moeten worden aangemerkt als groepen die systematisch worden blootgesteld aan een schending van artikel 3 van het EVRM, dan wel als kwetsbare minderheidsgroepen.
2.2.5 Het bestreden besluit ontbeert in zoverre een draagkrachtige motivering, en het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Uit een oogpunt van proceseconomie zal de rechtbank echter ook de overige gronden bespreken.
2.3 Eiseres heeft betoogd dat verweerder ten onrechte het categoriale beschermingsbeleid voor Zuid-en Centraal Somalië heeft afgeschaft.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, worden verleend aan de vreemdeling, voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van de minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.
Ingevolge artikel 3.106 van het Vb 2000 is een van de indicatoren die in ieder geval zullen worden betrokken in de beoordeling of sprake is van een situatie, als bedoeld in voormeld artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, het beleid in andere landen van de Europese Unie.
Uit vaste jurisprudentie, waaronder de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2005 (JV 2005/210) volgt dat niet is voorgeschreven welk relatief gewicht aan de in artikel 3.106 van het Vb 2000 neergelegde indicatoren moet worden toegekend. Gelet daarop en gelet op de ruime beoordelingsmarge die de minister bij de aanwending - in overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal - van zijn uitsluitend door het nationale recht beheerste bevoegdheid tot het voeren van een beleid van categoriale bescherming toekomt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister niet in redelijkheid aan de afstemming van zijn beleid op het beleid in de omringende EU-landen doorslaggevende betekenis heeft kunnen toekennen. Hierbij wordt betrokken dat uit de brief van verweerder aan de Tweede Kamer van 3 april 2009 blijkt dat in de ons omringende landen enkel België een vorm van groepsgewijze bescherming biedt aan asielzoekers uit Zuid- en Centraal Somalië. Dat verweerder bij de beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid tevens heeft gesteld dat hiertoe is besloten vanwege geconstateerde fraude en misbruik is niet relevant.
Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat de weigering een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw 2000 te verlenen niet in stand kan blijven.
2.4 Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
2.5 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 437,- per punt en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 2 oktober 2009;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag dient te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,= die deze kosten aan eiseres dient te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier, voorzitter, mr. J.F.M.J. Bouwman en mr. L.J.H. Hangx, rechters, en door de voorzitter en mr. E.G.M. ten Kate als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2010.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing