vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 360242 / HA ZA 10-737
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE KATWIJK,
zetelende te Katwijk,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. W.J.E. van der Werf,
1.[A1],
wonende te [woonplaats],
2.[A2],
wonende te [woonplaats],
3.[A3],
wonende te [woonplaats],
4.[A4],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. G.J.I.M. Seelen,
[B], HANDELEND ONDER DE NAAM [B] TRAILERS,
eiser in het incident,
advocaat: mr.G.J.I.M. Seelen,
DE COÖPERATIEVE RABOBANK KATWIJK U.A.,
gevestigd te Katwijk,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de gemeente, partij [A] en [B] genoemd worden.
De gemeente heeft gesteld en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Op 9 februari 2010 heeft de gemeente de in artikel 54 h j° 23 van de Onteigeningswet (Ow) bedoelde stukken ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd, te weten een kopie van de Staatscourant van 18 mei 2009, nummer 90, waarin het Koninklijk Besluit van 16 april 2009 (nr. 09.001045) is bekend gemaakt.
Partij [A] heeft een conclusie van antwoord genomen.
[B], handelend onder de naam [B] Trailers, heeft een conclusie tot interventie genomen, houdende een verzoek tot interventie, tevens een eis in interventie.
De gemeente en partij [A] hebben een conclusie van antwoord in het incident genomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken en het verhandelde ter zitting van 19 april 2010, waar mr. J.B. Bierma heeft gepleit voor de gemeente en mr. J. van der Burg voor partij [A].
1.[B] heeft genoegzaam aangetoond dat voor hem als huurder belang bestaat in de onderhavige procedure tussen te komen, waartegen de gemeente en partij [A] zich niet hebben verzet.
2.Gelet op het bovenstaande en nu [B] de incidentele vordering heeft ingesteld met inachtneming van hetgeen in artikel 218 en 219 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voorgeschreven, zal de rechtbank, mede gelet op artikel 3 lid 2 Ow, het verzoek tot tussenkomst toewijzen.
3.De gemeente zal in de kosten van het incident worden veroordeeld.
1.De vordering strekt tot het vervroegd uitspreken van de onteigening van het in de dagvaarding omschreven gedeelte ter grootte van 01.02.50 hectare van de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente [A], [sectie, nummer], in totaal groot 01.07.20 hectare (grondplannummer [nummer]), plaatselijk bekend als [a-straat te plaats], vrij van alle lasten en rechten. Overleg in der minne heeft (nog) niet geleid tot een verwerving van de eigendom van de onroerende zaak door de gemeente.
2.Bij voornoemd Koninklijk Besluit (verder: KB) is partij [A] aangewezen als eigenaren van de in de dagvaarding genoemde onroerende zaak, ieder voor een kwart.
3.De gemeente heeft partij [A] als schadeloosstelling voor de onteigening aangeboden een bedrag van [bedrag] waartoe ieder van hen voor een kwart is gerechtigd.
4.Partij [A] heeft zich bij conclusie van antwoord tegen de gevorderde onteigening verzet. Zij voert aan dat de Kroon bij afweging van de bij het onteigeningsbesluit betrokken belangen niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat haar perceel ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan 't Duyfrak en Meer moet worden onteigend.
5.De onteigening wordt gevorderd ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan 't Duyfrak en Meer. Van toepassing is titel IV Ow.
Ter toetsing ligt voor de onteigeningstitel, dat wil zeggen het KB waarbij de te onteigenen onroerende zaken zijn aangewezen.
Deze toetsing dient zich volgens vaste rechtspraak te beperken tot de vraag of de Kroon bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat het in de dagvaarding bedoelde perceelsgedeelte in het publiek belang ten algemenen nutte dient te worden onteigend.
6.De vraag of eigendomsverwerving door de gemeente gerechtvaardigd is, is door de Kroon bevestigend beantwoord in de uitspraak van 16 april 2009 bij de behandeling van de bedenkingen, ingesteld - onder meer door partij [A]- tegen de goedkeuring van het raadsbesluit tot onteigening. Volgens het raadsbesluit kunnen de door onteigening te verwerven gronden bezwaarlijk worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan. De Kroon heeft zich blijkens het KB hierbij aangesloten.
7. De bezwaren die partij [A] in de onderhavige procedure aanvoert zijn zakelijk gelijk aan die welke zij in haar bedenkingen tegen het raadsbesluit tot onteigening bij de Kroon naar voren heeft gebracht, namelijk dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt omdat haar manege annex paardenpension goed zou passen binnen de bestemming "Recreatiegebied-R-".
8.De rechtbank overweegt ten aanzien van het gevoerde verweer als volgt.
Uit scenario 3b, opgenomen in het document "scenario's Dorpsweide, Dorpsrand Oost en Tjalmastrook" van september 2007, dat overeenkomt met de invulling van de bestemming "Recreatiegebied-R-" op pagina 20 van het in december 2007 vastgestelde uitwerkingsplan 2 blijkt dat ter plaatse van het perceel van partij [A] een parkachtige omgeving met een voetpad en mogelijk een bloementuin worden gerealiseerd. Uit deze documenten blijkt dat de gemeente voor wat betreft het perceel grond van partij [A] geen ander scenario voor ogen heeft gehad bij de invulling van dit gebied en dat de manege annex paardenpension hier niet in passen. Een en ander rechtvaardigt niet de conclusie dat de Kroon niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de onroerende zaak onteigend dient te worden.
9.Voorzover partij [A] ter zitting nog heeft aangevoerd dat de manege annex paardenpension op grond van het overgangsrecht ingepast zou kunnen worden in het nieuwe bestemmingsplan, volgt de rechtbank haar daarin niet. Het overgangsrecht heeft uitsluitend als bedoeling dat een bestaand gebruik dat door de inwerkingtreding van een nieuw bestemmingsplan met die nieuwe bestemming in strijd is, blijft toegestaan. Juist omdat die situatie zich hier voordoet, is de gemeente genoodzaakt om de onroerende zaak door onteigening te verwerven.
10.Nu de verweren die partij [A] tegen de gevorderde onteigening heeft aangevoerd zijn verworpen en de rechtbank heeft vastgesteld dat alle op straffe van nietigheid voorgeschreven wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, zal zij de gevorderde onteigening toewijzen. Met de aan (het verwerpen van) de verweren van partij [A] verbonden kosten zal ter gelegenheid van het eindvonnis rekening worden gehouden.
11.Het verweer van partij [A] dat de aangeboden schadeloosstelling ontoereikend is, komt in een later stadium van dit geding aan de orde en kan daarom hier verder onbesproken blijven.
12.Partij [A] heeft de aangeboden schadeloosstelling als ongenoegzaam afgewezen. Nu de gemeente bij dagvaarding 100% van de aangeboden schadeloosstelling als voorschot heeft aangeboden zal de rechtbank het voorschot als bedoeld in artikel 54i Ow dienovereenkomstig bepalen op 100% van het aangeboden bedrag, te weten [bedrag]. Dit betekent dat zekerheidsstelling als bedoeld in artikel 54i lid 4 Ow achterwege kan blijven.
13.Nu de vervroegde opneming door de deskundigen, benoemd bij beschikking van 3 november 2009, ingevolge artikel 54a Ow reeds op 3 december 2009 heeft plaatsgevonden zal de rechtbank het door hen op 29 april 2010 op de voet van artikel 54e lid 2 Ow uitgebrachte voorlopig oordeel aanmerken als voorlopig deskundigenrapport.
14.Voorts zal de rechtbank bepalen dat partijen uiterlijk op 15 juni 2010 hun reacties daarop kenbaar maken en dat het definitieve deskundigenrapport uiterlijk op 15 september 2010 ter griffie van deze rechtbank neergelegd zal worden. De pleidooien inzake de schadeloosstelling zullen vervolgens plaatsvinden op een nader bij beschikking vast te stellen datum.
15.Tenslotte zal de rechtbank een nieuws-/advertentieblad aanwijzen op de voet van het in de Ow bepaalde.
I laat [B] toe als tussenkomende partij;
II veroordeelt de gemeente in de kosten van het incident aan de zijde van [B] welke worden begroot op € 452,-- aan advocaatkosten;
III spreekt vervroegd de onteigening uit ten name en ten behoeve van de gemeente Katwijk van:
een gedeelte groot 01.02.50 hectare (grondplannummer [nummer]) van het perceel kadastraal bekend gemeente [A], [sectie, nummer 1], in totaal groot 01.07.20 hectare, plaatselijk bekend als [a-straat te A]
vrij van alle met betrekking tot het perceel bestaande lasten en rechten;
IV stelt het voorschot op de schadeloosstelling voor partij [gedaagden in de hoofdzaak/verweerders in het incident] vast op
[bedrag];
alvorens verder te beslissen:
V merkt het door de deskundigen, benoemd bij beschikking van 3 november 2009, op 29 april 2010 opgemaakte voorlopig oordeel aan als concept-deskundigenrapport;
VI bepaalt dat partijen uiterlijk 15 juni 2010 hun reacties daarop kenbaar maken;
VII bepaalt dat het depot van het definitieve deskundigenrapport ter griffie van deze rechtbank zal dienen plaats te vinden op uiterlijk 15 september 2010;
VIII bepaalt dat de pleidooien zullen plaatsvinden op een nader bij beschikking vast te stellen datum;
IX wijst "de Katwijksche Post" "de Rijnsburger" aan als nieuws-/advertentieblad waarin de griffier van de rechtbank dit vonnis bij uittreksel zal plaatsen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage, mr. S. Verheijen en mr. J. Vijlbrief-van der Schaft en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2010.