ECLI:NL:RBSGR:2010:BM8101
Rechtbank 's-Gravenhage
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in verzetprocedure tegen niet-ontvankelijkheid voorlopige voorziening
In deze zaak gaat het om een verzetprocedure bij de Rechtbank 's-Gravenhage, die op 3 mei 2010 uitspraak deed. De opposante, een Ghanese vrouw geboren in 1975 en verblijvende te Amsterdam, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 26 januari 2010. In die uitspraak was haar verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend op 30 september 2009, niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheid bestond om verzet aan te tekenen tegen de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een voorlopige voorziening, zoals ook blijkt uit artikel 8:55, eerste lid, van de Awb. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van het verzet kennis te nemen, ondanks een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing die onder de eerdere uitspraak was opgenomen. De rechtbank benadrukte dat deze fout niet afdoet aan haar onbevoegdheid. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. de Lange, in aanwezigheid van griffier M.J.A. van Bree, en werd openbaar uitgesproken op 3 mei 2010.