Sector familie- en jeugdrecht
Rekestnummer: FA RK 08-3670
Zaaknummer: 310959
Datum beschikking: 28 april 2010
Beschikking op het op 26 april 2008 bij de rechtbank Zwolle-Lelystad ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de moeder,
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. E. Schoneveld te Amsterdam (voorheen: mr. M.J.M. Peeters te Amsterdam).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man ],
de vader,
ten tijde van indiening van het verzoekschrift wonende te Egypte, op een onbekend adres, thans wonende te Egypte, [adres], [plaats B]
advocaat: mr. M. Moszkowicz jr. te Maastricht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het op 6 januari 2009 ingekomen faxbericht van de zijde van de moeder;
- de brief d.d. 27 februari 2009 van de zijde van de moeder;
- de brief d.d. 12 juni 2009 van de zijde van de moeder, houdend een gewijzigd
verzoek;
- de brief d.d. 3 juli 2009 van de zijde van de moeder, met bijlagen ter completering
van het dossier;
- de brief d.d. 21 oktober 2009, met bijlagen, tevens houdend een nadere wijziging
van het verzoek;
- het verweerschrift.
De minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Op 10 juni 2009, 14 oktober 2009 en 31 maart 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Van het verhandelde ter terechtzitting van 10 juni 2009 en 14 oktober 2009 is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt, hetwelk aan partijen is toegestuurd.
Op 10 juni 2009 zijn verschenen: de moeder, vergezeld van een tolk en haar advocaat, en J.J. de Kok namens de raad voor de kinderbescherming.
Op 14 oktober 2009 zijn de moeder en haar advocaat verschenen.
Op 31 maart 2010 zijn verschenen: de moeder met haar advocaat; mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam, namens de advocaat van de vader; en J.J. de Kok namens de raad voor de kinderbescherming.
De vader is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
Het verzoek zoals dat thans luidt strekt tot het verlenen van een verklaring voor recht dat de vader, in strijd met het gezag, de minderjarigen [B] en [C] heeft achtergehouden, zulks met veroordeling van de vader tot het verlenen van medewerking aan terugkeer van de minderjarigen naar Nederland op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag.
De vader voert verweer, welk verweer hierna -voor zover nodig- zal worden besproken.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting wordt van het volgende uitgegaan.
Partijen en de minderjarigen hebben de Egyptische nationaliteit.
Partijen zijn gehuwd geweest van medio 1994 tot eind december 2006.
Uit dit huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen
geboren:
- [A], geboren op [geboortedatum] 1995 te [plaats A], (hierna: [minderjarige A]),
- [B], geboren op [geboortedatum] 1999 te [plaats A] (hierna: [minderjarige B]),
- [C], geboren op [geboortedatum] 2001 te [plaats A] (hierna: [minderjarige C]).
Het huwelijk van partijen is in Egypte ontbonden door middel van tallak. Het huwelijk en
de ontbinding daarvan zijn niet in de Nederlandse registers van de ambtenaar van de
burgerlijke stand geregistreerd.
De moeder is in Egypte hertrouwd. In verband met dat huwelijk is de moeder met [minderjarige B] en
[minderjarige C] voor een periode van zes maanden, zulks vanaf april 2007, naar Egypte afgereisd.
De vader heeft [minderjarige B] en [minderjarige C] op 30 april 2007 in Egypte met zich meegenomen en heeft
hen niet met de moeder naar Nederland laten terugreizen.
[minderjarige A] verblijft thans bij de moeder. [minderjarige B] en [minderjarige C] verblijven thans bij de vader.
Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
De moeder is bekend met een e-mailadres, een telefoonnummer en een huis- (cq post-)adres
van de vader.
Nadat zij zonder medeneming van [minderjarige B] en [minderjarige C] naar Nederland was teruggereisd en haar
bleek dat de vader [minderjarige B] en [minderjarige C] niet naar Nederland zou laten terugkeren heeft
de moeder op 26 april 2008 een verzoekschrift strekkende tot bepaling van de terugkeer van
de kinderen te gelasten bij de rechtbank Zwolle-Lelystad ingediend.
Bij beschikking d.d. 8 mei 2008 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad zich onbevoegd
verklaard en de zaak verwezen naar deze rechtbank.
Bij beschikking d.d. 8 oktober 2008 van deze rechtbank is de moeder in haar verzoek tot
bepaling dat de terugkeer uit Egypte van [minderjarige B] en [minderjarige C] wordt gelast, nu de rechtbank op
haar verzoek, overeenkomstig de bepalingen in het procesreglement, van de moeder geen
nadere onderbouwing noch onderliggende stukken ontving.
De advocaat van de moeder heeft de rechtbank bij faxbericht d.d. 6 januari 2009
meegedeeld dat zij door toezending van de stukken aan een foutief adres nimmer kennis
heeft genomen van voormeld verzoek van de rechtbank.
Bij beschikking d.d. 23 januari 2009 heeft de rechtbank haar omissie hersteld, de
beschikking d.d. 8 oktober 2008 verbeterd en de moeder alsnog in de gelegenheid gesteld
haar visie te geven op de verdere voortgang van de procedure en de bij het verzoekschrift
behorende bijlagen te overleggen. De moeder heeft hierop het verzoekschrift gecompleteerd.
Het verzoek zoals dat thans voor ligt luidt als hierboven is vermeld.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van de EG-verordening nr. 2201/2003 van 27 november 2003, bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek.
De moeder heeft haar -gewijzigde- verzoekschrift ter terechtzitting nader onderbouwd.
Van belang is de vraag wie met het gezag over de voornoemde minderjarigen is bekleed. Nu deze minderjarigen alle drie staande het huwelijk van partijen in [plaats A] (Nederland) zijn geboren, zijn beide ouders met het gezag over de minderjarigen belast. De vader heeft geen stukken overgelegd waaruit een andere conclusie moet worden getrokken.
Nu partijen gezamenlijk met het gezag over hun minderjarige kinderen zijn belast, handelt de vader in strijd met de regels van het gezagsrecht door het laten voortduren van het verblijf van de minderjarigen [minderjarige B] en [minderjarige C] in Egypte. Dit verblijf druist immers in tegen de wil van de moeder, die tezamen met de vader is bekleed het gezag over de minderjarigen.
Nu op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting vast is komen te staan dat de vader in strijd met de regels van het gezagsrecht heeft gehandeld door de minderjarigen [minderjarige B] en [minderjarige C] tegen de wil van de moeder sinds april 2007 in Egypte te laten verblijven, zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen en beslist als hierna te melden.
De rechtbank overweegt dat de vader naar Nederlands recht, alvorens de minderjarigen in Egypte te laten verblijven, de toestemming daartoe van de moeder had dienen te hebben, danwel daarover in Nederland had moeten procederen. Hieruit volgt dat de vader gehouden is tot het verlenen van medewerking aan terugkeer van de minderjarigen naar Nederland, zodat de rechtbank ook dit verzoek zal toewijzen.
Het verzoek tot het opleggen van een dwangsom zal de rechtbank afwijzen nu is verzocht om een verklaring voor recht.
verklaart voor recht dat de vader, in strijd met het gezag, de minderjarigen:
[B], geboren op [geboortedatum] 1999 te [plaats A], en
[C], geboren op [geboortedatum] 2001 te [plaats A],
in Egypte heeft achtergehouden en gehouden is tot het verlenen van medewerking aan terugkeer van de minderjarigen naar Nederland;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.J. Verbeek, M. Dam en M. van Loenhoud, tevens kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2010.