ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3559

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/757765-09 (dagvaarding 1); 09/753548-08 (dagvaarding 2); 09/758332-08 (dagvaarding 3)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermogensdelicten tegen bejaarden door verdachte met valse hoedanigheid

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 6 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere vermogensdelicten, waaronder oplichting en diefstal, gericht tegen bejaarde slachtoffers. De verdachte, geboren in 1988, heeft zich in verschillende hoedanigheden voorgedaan, zoals een politieagent of een medewerker van een energiebedrijf, om het vertrouwen van zijn slachtoffers te winnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal vijf bejaarde slachtoffers heeft benadeeld, variërend in leeftijd van 78 tot 90 jaar. De feiten vonden plaats tussen 2008 en 2009, waarbij de verdachte gebruik maakte van de kwetsbaarheid van zijn slachtoffers om hen te bedriegen en geldbedragen te ontvreemden.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verschillende feiten, waaronder het oplichten van de slachtoffers door hen te misleiden met valse voorwendselen. De verdachte heeft in sommige gevallen ook pinpassen van de slachtoffers verkregen en daarmee geldopnames gedaan. De rechtbank heeft de ernst van de feiten onderstreept, vooral gezien de hoge leeftijd en kwetsbaarheid van de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 850 aan slachtoffer [D]. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, waaronder persoonlijke bezittingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers 09/757765-09 (dagvaarding 1); 09/753548-08 (dagvaarding 2; ttz gev.); 09/758332-08 (dagvaarding 3; ttz gev.)
Datum uitspraak: 6 mei 2010
(Verkort vonnis met bewijsoverwegingen)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte X],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn,
te Alphen aan den Rijn.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 april 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Sytema, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie, mr. M.A. van der Laan heeft gevorderd het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in het bij dagvaarding 3 onder 2 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het bij dagvaarding 1 onder 10 derde alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaardingen 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (dagvaarding 3, feit 1): [M] tot een bedrag van € 8.000,--. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 8.000,--, subsidiair 75 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [M].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (dagvaarding 1 feit 4): [D] tot een bedrag van € 850,--. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 850,--, subsidiair 17 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [D].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (dagvaarding 1 feit 7): [G] tot een bedrag van € 1.250,--. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.250,--, subsidiair 22 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [G].
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met parketnummer 09/757765-09 (beslaglijst) onder 1 (sportschoenen Frankie Morello) en 4 (horloge Audemars Piguet) genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat de onder 3 (Labello, blauwe), 5 (jas Dolce&Gabbana), 6 (telefoontoestel Samsung E1306b), 7 (pet Gucci) genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte, dat het onder 8 (kaart Medisch centrum, op naam van [medeverdachte Y]), zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten: [medeverdachte Y].
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
ten aanzien van dagvaarding 1 (parketnummer 09/757765-09):
1.
(zaak 2.1)
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3
september 2008 tot en met 15 september 2008 te 's-Gravenhage en/of Delft en/of
Rotterdam en/of Rijswijk, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van
in totaal ongeveer 25.525,- euro, althans 5.000 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
meermalen (telkens) onbevoegd met een bankpas (op naam van die [A]) met
bijbehorende pincode (een) geldopname(n) bij (een) geldautoma(a)t(en) en/of
bij Holland Casino te verrichten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
(zaak 2.2)
hij op of omstreeks 7 oktober 2008 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een
(of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [B] heeft bewogen tot de afgifte van een pinpas, in elk
geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich
voorgedaan als rechercheur/politieambtenaar, waardoor die [B] werd bewogen
tot bovenomschreven afgifte(n);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 7 oktober 2008 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enig(e)
geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 1.250 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten door onbevoegd meermalen (telkens) met een bankpas (op naam
van die [B]) met bijbehorende pincode (een) geldopname(n) bij (een)
geldautoma(a)t(en) te verrichten;
art 311 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 oktober 2008 en/of 9
oktober 2008 te 's-Gravenhage, althans te Nederland (telkens), ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [B] te
bewegen tot de afgifte van 19.000 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), in elk
geval enig goed, toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen:
- (meermalen) zich tegenover die [B] heeft voorgedaan als
rechercheur/politieambtenaar en/of:
- (meermalen) bij de woning van die [B] heeft aangebeld en/of
- (meermalen) die [B] heeft aangeraden zijn vermogen veilig te stellen en/of
over te boeken naar een betaalrekening en/of
- (meermalen) tegen die [B] heeft gezegd dat hij, verdachte, samen met die
[B] het geld bij de bank zou ophalen, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking,
terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 16 april 2009 en/of 17 april 2009 en/of 24 april 2009 te
's-Gravenhage, althans te Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of
door een samenweefsel van verdichtsels, [B] te bewegen tot de afgifte van
een pinpas en/of (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, toen aldaar met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,:
- (meermalen) zich tegenover die [B] heeft voorgedaan als
rechercheur/politieambtenaar en/of
- (meermalen) bij de woning van die [B] heeft aangebeld en/of
- (meermalen) aan die [B] heeft gevraagd of hij binnen mocht komen, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (meermalen) (telefonisch) een afspraak heeft gemaakt met die [B] en/of
- (meermalen) (op het met die [B] afgesproken tijdstip) bij de woning van
die [B] heeft aangebeld, althans voor de deur van die woning heeft gestaan,
terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 16 april 2009 en/of 17 april 2009 en/of 24 april 2009 te
's-Gravenhage, althans te Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen
(een) pinpas(sen) en/of enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen:,
- (meermalen) zich tegenover die [B] heeft voorgedaan als
rechercheur/politieambtenaar en/of
- (meermalen) bij de woning van die [B] heeft aangebeld en/of
- (meermalen) aan die [B] heeft gevraagd of hij binnen mocht komen, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (meermalen) (telefonisch) een afspraak heeft gemaakt met die [B] en/of
- (meermalen) (op het met die [B] afgesproken tijdstip) bij de woning van
die [B] heeft aangebeld, althans voor de deur van die woning heeft gestaan,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
art 311 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
(zaak 2.3)
hij op of omstreeks 22 september 2009 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [C] te
bewegen tot afgifte van (een) pinpas(sen) en/of enig(e) geldbedrag(en), in elk
geval enig goed, toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen:
- zich heeft begeven naar de [adres] en/of
(vervolgens) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- zich heeft/hebben voorgedaan als een rechercheur/politieambtenaar en/of
- de woning van die [C] heeft/hebben betreden en/of
- die [C] heeft/hebben gevraagd of zij hem/hen kon helpen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 22 september 2009 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) pinpas(sen) en/of enig(e)
geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- zich heeft begeven naar de [adres] en/of
(vervolgens) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- zich heeft/hebben voorgedaan als een rechercheur/politieambtenaar en/of
- de woning van die [C] heeft/hebben betreden en/of
- die [C] heeft/hebben gevraagd of zij hem/hen kon helpen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
art 311 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
(zaak 2.4)
hij op of omstreeks 22 september 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen (een) pinpas(sen), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen (verlengd met de tijd waarin
verdachte rechtens van zijn vrijheid was ontnomen) sedert de dag waarop het
vonnis, parketnummer 09/900823-05, d.d. 6 juli 2006 van de Meervoudige
strafkamer te 's-Gravenhage (waarbij de verdachte onder meer is veroordeeld
tot jeugddetentie wegens handelen in strijd met artikel 326 Wetboek van
Strafrecht en/of artikel 311 Wetboek van Strafrecht) in kracht van gewijsde is
gegaan);
(art 311 Wetboek van Strafrecht
art 43a Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 22 september 2009 te 's-Gravenhage althans te Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enige geldbedrag(en)
(van in totaal ongeveer 950 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten door onbevoegd (meermalen) met (een) pinpas(sen) (op naam
van die [D]) met de bijbehorende pincode (een) geldopname(n) bij
(een) geldautoma(a)t(en) te verrichten,
(terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen (verlengd met de tijd waarin
verdachte rechtens van zijn vrijheid was ontnomen) sedert de dag waarop het
vonnis, parketnummer 09/900823-05, d.d. 6 juli 2006 van de Meervoudige
strafkamer te 's-Gravenhage (waarbij de verdachte onder meer is veroordeeld
tot jeugddetentie wegens handelen in strijd met artikel 326 Wetboek van
Strafrecht en/of artikel 311 Wetboek van Strafrecht) in kracht van gewijsde is
gegaan);
art 311 Wetboek van Strafrecht
art 43a Wetboek van Strafrecht
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(zaak 2.5)
hij op of omstreeks 24 september 2009 te Voorburg, gemeente
Leidschendam-Voorburg, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder ongeveer
200 euro, althans enig(e) geldbedrag(en)), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [E], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
(zaak 2.12)
hij op of omstreeks 23 september 2009 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) pinpas(sen) en/of enig(e)
geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- zich heeft begeven naar de [adres] en/of
(vervolgens) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- de woning van die [F] heeft/hebben betreden en/of
- enige tijd in de woning van die [F] heeft/hebben verbleven en/of
- de voordeur van de woning van die [F] na het betreden van de woning
open heeft/hebben laten staan,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
art 311 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 23 september 2009 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [F] te
bewegen tot afgifte van (een) pinpas(sen) en/of enig(e) geldbedrag(en), in elk
geval enig goed, toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of
in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen:
- zich heeft bewogen naar de [adres] en/of
(vervolgens) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- zich voor heeft/hebben gedaan als iemand anders dan hij werkelijk is en/of
- de woning van die [F] heeft/hebben betreden en/of
- enige tijd in de woning van die [F] heeft/hebben verbleven en/of
- de voordeur van de woning van die [F] na het betreden van de woning
open heeft/hebben laten staan,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
7.
(zaak 2.13)
hij op of omstreeks 23 september 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) pinpas(sen), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [G], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(Art 311 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 23 september 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een/of meer geldbedrag(en) (van
in totaal ongeveer 1.250 euro, althans 250 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [G], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten door onbevoegd (meermalen) met een bankpas (op naam
van die [G] met de bijbehorende pincode (een) geldopname(n) bij (een)
geldautoma(a)t(en) te verrichten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
8.
(zaak 2.14)
hij op of omstreeks 23 september 2009 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) pinpas(sen)
en/of enig(e) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 400 euro), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [H], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(Art 311 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 23 september 2009 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een/of meer
geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 500 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [H], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten door onbevoegd (meermalen) met (een) bankpas(sen) (op naam
van die [H]) met de bijbehorende pincode(s) (een) geldopname(n) bij (een)
geldautoma(a)t(en) te verrichten;
(Art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
9.
(zaak 2.15)
hij op of omstreeks 21 april 2009 te 's-Gravenhage, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [I]
heeft bewogen tot de afgifte van twee, althans een,
pinpas(sen), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich
voorgedaan als medewerker van de (Post)bank waardoor die [I] werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
(Art 326 Wetboek va Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 april 2009
tot en met 23 april 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enig(e) geldbedrag(en) (van in
totaal ongeveer 350 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [I], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(Art 311 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 april 2009
tot en met 23 april 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een/of meer geldbedrag(en) (van
in totaal ongeveer 3.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [I], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten door onbevoegd (meermalen) met (een) bankpas(sen) (op naam
van die [I]) met de bijbehorende pincode(s) (een) geldopname(n) bij
(een) geldautoma(a)t(en) te verrichten;
(Art 311 Wetboek van Strafrecht)
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
10.
(zaak 2.20)
hij op of omstreeks 10 januari 2008 te Oude Wetering, gemeente Alkemade, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [J] te
bewegen tot de afgifte van (een) bankpas(sen) en/of enig(e) geldbedrag(en), in
elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- heeft aangebeld bij de woning van die [J] en/of
- zich tegenover die [J] heeft voorgedaan als een familielid/bekende van
die [J] genaamd "[voornaam]" en/of
- aan die [J] heeft gevraagd of hij 500 euro kon wisselen, althans woorden
van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 10 januari 2008 te Oude Wetering, gemeente Alkemade ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) pinpas(sen) en/of enig(e)
geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[J], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- heeft aangebeld bij de woning van die [J] en/of
- zich tegenover die [J] heeft voorgedaan als een familielid/bekende van
die [J] genaamd "[voornaam]" en/of
- aan die [J] heeft gevraagd of hij 500 euro kon wisselen, althans woorden
van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
art 311 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 10 januari 2008 te Oude Wetering, gemeente Alkemade,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een
sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[J], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
(Art 311 Wetboek van Strafrecht)
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
11.
(zaak 2.21)
hij op of omstreeks 3 september 2008 te Wassenaar, althans te Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [K]
te bewegen tot de afgifte van (een) afschrift(en) van de aangifte(n) die
[K] eerder had gedaan en/of (een) pinpas(sen) en/of enig(e) geldbedrag(en),
in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven
- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de
waarheid:
- bij de woning van die [K] heeft aangebeld en/of
- zich tegenover die [K] heeft voorgedaan als rechercheur/politieambtenaar
en/of
- aan die [K] heeft gevraagd of zij, die [K], haar eerdere aangifte(n)
voor hem, verdachte, wilde pakken/halen, althans woorden van gelijke aard
en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Art 326 Wetboek van Strafrecht
Art 45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 mei 2008 tot
en met 24 augustus 2009 te Wassenaar, althans te Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening (meermalen) heeft weggenomen een of meer
pinpas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[K], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s);
(Art 311 Wetboek van Strafrecht)
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
12.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008
tot en met 24 september 2009, te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij,
verdachte,
meermalen (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere
geldbedrag(en) waaronder:
- in totaal ongeveer 7.013,21 euro aan de/een betaling(en) voor (een)
overnachting(en) in het/een [hotel] Hotel en/of
- in totaal ongeveer (nog onbekend bedrag) euro aan kosten van zijn dagelijks
levensonderhoud en/of
- een som geld ten bedrage van (ongeveer) 2.348,40 euro (onder verdachte in
beslaggenomen op of omstreeks 9 oktober 2008) en/of
- een som geld ten bedrage van (ongeveer) 2.360,- euro (onder verdachte in
beslaggenomen op of omstreeks 24 september 2009)
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van
bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die/dat
voorwerp(en)/geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was
uit enig(e) misdrijven/misdrijf;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008
tot en met 24 september 2009 te 's-Gravenhage en/of Scheveningen en/of
(elders) in Nederland, meermalen (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of
meer geldbedrag(en) waaronder:
- in totaal ongeveer 7.013,21 euro aan de/een betaling(en) voor (een)
overnachting(en) in het [hotel] Hotel en/of
- in totaal ongeveer (nog onbekend bedrag) aan kosten van zijn dagelijks
levensonderhoud en/of
- een som geld ten bedrage van (ongeveer) 2.348,40 euro (onder verdachte in
beslaggenomen op of omstreeks 9 oktober 2008) en/of
- een som geld ten bedrage van (ongeveer) 2.360,- euro (onder verdachte in
beslaggenomen op of omstreeks 24 september 2009),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij
wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren/was uit enig(e) misdrijven/misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
ten aanzien van dagvaarding 2 (parketnummer 09/758548-08):
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 juni 2008 tot en met 4 juni 2008 te
Bodegraven en/of Rotterdam, te zamen en in vereniging met [N],
althans (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen (van in totaal 4.850
euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [L],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader, zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader de/het weg te
nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van een valse sleutel, te weten door meermalen, althans eenmaal, onbevoegd met een
bankpas (op naam van die [L]) met de bijbehorende pincode (een)
geldopname(n) bij (een) geldautoma(a)t(en) te verrichten en/of door twee,
althans een, geldopname(n) bij Holland Casino te (laten) verrichten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 juni 2008 tot en met 4 juni 2008 te
Bodegraven te zamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met
het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door
een of meer listige kunstgrepen, [L] heeft bewogen tot de afgifte van
zijn bankpas, in elk geval enig goed, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn
mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die [L]
verteld dat hij een prijs had gewonnen en/of dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader de bankpas van die [L] nodig had(den) om de prijs om te wisselen
in kleine coupures, waardoor die [L] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
ten aanzien van dagvaarding 3 (parketnummer 09/758332-08):
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 oktober
2008 tot en met 9 oktober 2008 te 's-Gravenhage en/of te Wateringen, althans
te Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 8.000 euro), in elk geval
enig go ed, geheel of ten dele toebehorende aan [M], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks nadat hij, verdachte,
de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten door meerdere malen, althans eenmaal,
onbevoegd met een bankpas (op naam van die [M]) met bijbehorende pincode
(een) geldopname(n) bij (een) geldautoma(a)t(en) te (laten) verrichten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2008 te 's-Gravenhage toen een
opsporingsambtenaar hem als verdachte van een strafbaar feit naar zijn
identiteitsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar (een) andere dan zijn
werkelijke personalia heeft opgegeven;
art 435 ahf/ond 4° Wetboek van Strafrecht
De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van dagvaarding 3, feit 2.
De rechtbank zal de officier van justitie van justitie, zoals door haar ter terechtzitting geconcludeerd, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering ten aanzien van het bij dagvaarding 3 onder 2 ten laste gelegde feit nu verdachte ten aanzien van dit feit reeds is veroordeeld door de kantonrechter op 28 april 2009.
Algemene overweging omtrent het bewijs
De rechtbank hecht er aan voorop te stellen dat de gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan de telastgelegde feiten, geheel daargelaten de vraag wie die feiten mogelijk wel of mogelijk niet heeft gepleegd, als zorgwekkend hebben te gelden. Duidelijk is immers dat (hoog)bejaarde mensen, die enerzijds nog trachten zo zelfstandig mogelijk te leven, doch anderzijds worden geconfronteerd met een niet zelden drastische afname van hun lichamelijke en geestelijke vermogens, kennelijk in toenemende mate ten prooi vallen aan mensen die van hun kwetsbare positie gebruik maken met uitsluitend winstbejag als drijfveer. De zorgwekkendheid daarvan bestaat hierin, dat bij degenen die dergelijke feiten begaan kennelijk geen morele bezwaren bestaan tegen het profiteren van de kwetsbaarheid, goedgelovigheid en afhankelijkheid die een vergevorderde leeftijd nu eenmaal vaak met zich brengt. Omdat het moreel besef van het onaanvaardbare daarvan bij het overgrote deel van de bevolking wel degelijk bestaat, leidt het kennisnemen van de gevolgen van dit gedrag begrijpelijkerwijs niet alleen tot grote verontwaardiging in de maatschappij maar ook tot gevoelens van onrust, nu uiteindelijk eenieder hoopt een hoge leeftijd te bereiken maar zich daarbij thans lijkt te moeten voorbereiden op de mogelijkheid ooit zelf in handen te vallen van mensen die niet gehinderd worden door een gewetensfunctie die dat zou behoren te voorkomen.
Hoe begrijpelijk dit soort gevoelens ook zijn, het kan en mag niet afdoen aan de handhaving van de in het Nederlandse strafrecht gehanteerde normen omtrent het bewijs, met name niet aan de eisen die worden gesteld aan de vraag of feiten wel of niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Daarbij mag geen rol spelen dat de bewijsvoering in dit soort zaken regelmatig belemmerd wordt juist door de ouderdom van de slachtoffers, die immers niet altijd op dezelfde voet als jongere personen in staat zijn informatie te verschaffen omtrent hetgeen hun is overkomen.
In de onderhavige zaak geldt nog meer in het bijzonder het volgende. De officier van justitie heeft betoogd dat voor het bewijs van veel van de aan verdachte telastgelegde feiten, met name die waarvan verdachte ontkent deze te hebben begaan, gebruik dient te worden gemaakt van “schakelbewijs”. Daargelaten wat met die term in zijn algemeenheid precies wordt bedoeld en wat de waarde van dat begrip is, komt de rechtbank tot het oordeel dat het toepassen van dergelijk schakelbewijs in elk geval in de onderhavige zaak niet op zijn plaats is in de zin waarin de officier van justitie dat, blijkens haar onderbouwing in het requisitoir, heeft bedoeld, te weten door de in alle zaken overeenstemmende “modus operandi”, tot het bewijs te gebruiken, waardoor een bewezenverklaring van het ene feit kan bijdragen tot bewezenverklaring van andere feiten.
De rechtbank overweegt daartoe dat het op zich zeker duidelijk is dat alle aan verdachte telastgelegde feiten zich in meer of mindere mate kenmerken door eenzelfde modus operandi, die is te omschrijven als volgt: het benaderen van (hoog) bejaarde mensen in een gefingeerde kwaliteit die de schijn van betrouwbaarheid moet wekken (zoals die van politieman, die van functionaris van energie- of postbedrijven en dergelijke) met de bedoeling om vervolgens een modern betalingsmiddel als een pinpas met bijbehorende pincode in handen te krijgen, gebruik makend van die gefingeerde kwaliteit in combinatie met de goedgelovigheid dan wel verstandelijke of lichamelijke beperkingen van deze (hoog)bejaarden. Een dergelijke modus operandi is evenwel (helaas) bepaald niet meer uniek te noemen. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat ook aan anderen dan aan verdachte en zijn veronderstelde mededaders in de afgelopen jaren in het arrondissment ’s-Gravenhage soortgelijke feiten als de onderhavige zijn telastgelegd en bewezenverklaard. Opvallend is dat ook in het dossier van de onderhavige zaak aangiften zijn te vinden van personen die het slachtoffer zijn geworden van bedoelde modus operandi op een moment dat verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond, wat ook niet bijdraagt tot de overtuiging dat die modus operandi zeer nadrukkelijk en zo goed als bij uitsluiting zou wijzen op het optreden van verdachte.
De rechtbank zal dan ook, zonder gebruikmaking van “schakelbewijs” (wat daarvan overigens zij) van ieder van de aan verdachte telastgelegde feiten nagaan of dit wel of niet wettig en overtuigend bewezen is.
Overwegingen omtrent de bewezenverklaring dan wel vrijspraak per feit
Parketnummer 09/753548-09
[L], oud 86 jaren, heeft aangifte gedaan van het volgende feit. Op 3 juni 2008 kreeg [L] in de middag bezoek van een jonge Marokkaanse man die vertelde dat hij, [L] een prijs had gewonnen. De man is vervolgens met de pinpas van [L] weg gegaan om te wisselen. Na een kwartier kwam de man terug met de pas, er was toen ook een andere man bij. De pas werd terug op tafel gelegd. Gebleken is dat met de pas van [L] op 3 juni 2008 te 14.23 uur een pinopname is gedaan bij de Rabobank te Bodegraven. In het dossier bevinden zich foto’s waarop een persoon valt waar te nemen die de desbetreffende geldopname verricht.
[L] heeft verder verklaard dat hij in de daaropvolgende nacht (het was inmiddels 4 juni 2008 geworden) te 5.30 uur wakker werd, en zag dat de voordeur van zijn woning op een kier stond. Hij zag voorts dat zijn portemonnee en portefeuille ontvreemd waren.
Op 4 juni 2008 zijn bij het Casino te Rotterdam twee geldopnames verricht met de pas van [L], te weten te 1.23 uur (€ 3.000) en te 1.30 uur (€ 1.000). Deze opnames zijn verricht door een vrouw, genaamd [N]. Deze [N] heeft zowel bij de politie als tegenover de Rechter-Commissaris verklaard (samengevat) dat zij de desbetreffende opnamen heeft verricht op verzoek van verdachte, die haar ook de pinpas heeft verschaft, waarna zij de opgenomen bedragen aan verdachte heeft afgegeven.
Aangever [L] is een foto van verdachte getoond. [L] heeft daarop gezegd: “Ja dat is hem, 100%”.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de diefstal van de pinpas als het medeplegen van de geldopnamen jegens verdachte kan worden bewezen, en wel op grond van de foto’s van de pintransactie (waarop verdachte te herkennen zou zijn), de verklaring van [N] en het herkennen door [L] van de foto van verdachte.
De rechtbank volgt die conclusie niet. De verklaring van [N] wordt door de rechtbank onvoldoende betrouwbaar geacht om tot het bewijs van medeplegen bij te dragen, nu niet kan worden uitgesloten dat zij die verklaring heeft afgelegd teneinde iemand anders buiten beeld te houden. Vervolgens komt op de foto’s van de pintransactie weliswaar een persoon voor die verdachte zou kunnen zijn, maar of die persoon ook feitelijk verdachte is kan de rechtbank niet vaststellen bij gebrek aan voldoende herkenbare trekken. Tenslotte is de herkenning van een foto van verdachte door [L] niet bruikbaar, nu geen sprake is geweest van een keuze uit meerdere foto’s en bovendien het door [L] aanvankelijk opgegeven signalement van de dader geenszins overeenkomt met dat van verdachte.
De rechtbank acht de onder dit parketnummer aan verdachte telastgelegde feiten dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Parketnummer 09/758332-08, feit 1
Naar aanleiding van een melding op 9 oktober 2008 rond 8.30 uur dat twee personen, gezeten in een rode auto die op de [straat] te ‘s-Gravenhage stond, zich verdacht gedroegen is de desbetreffende auto staande gehouden. De bestuurder daarvan was genaamd [O]. Omdat was gezien dat de andere persoon in een stadsbus was gestapt, is deze persoon, die later verdachte bleek te zijn, in de bus aangehouden. Op de plaats waar verdachte had gezeten is een pas aangetroffen op naam van [M].
Door de dochter van [M] is aangifte gedaan. Zij verklaart dat haar moeder 86 jaar oud en dementerend is. Gebleken is dat met de pinpas van haar moeder ongeoorloofd geldopnamen zijn gedaan in de periode van 2 tot 9 oktober 2008.
Van een aantal van de onregelmatige geldopnamen zijn camerabeelden beschikbaar. Op geen daarvan is de persoon of personen die pint/pinnen herkenbaar.
Verdachte heeft erkend dat hij de pas van mevrouw [M] bij zijn aanhouding in de bus heeft achtergelaten. Hij heeft aangegeven dat hij die pas had aangetroffen in een niet aan hem toebehorende jas die in de auto lag waarin hij die dag had meegereden en welke jas hij had aangetrokken.
De rechtbank acht vorenstaande omstandigheden onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te achten dat het verdachte is geweest die met gebruikmaking van de pas van mevrouw [M] geld heeft opgenomen. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd valt uit de kledingstukken die op de foto’s van de pintransactie te zien zijn niet af te leiden dat het verdachte is die op dat moment die kledingstukken draagt. Weliswaar lijkt de op één van die foto’s voorkomende jassen op een jas die in de auto van [O] is aangetroffen, maar enige aanwijzing dat verdachte die jas ooit heeft gedragen ontbreekt. De andere jas die valt waar te nemen kan niet op voorhand gelden als een aan verdachte toebehorende jas, daargelaten de vraag of het dan ook verdachte was die deze jas op het moment van de transactie droeg.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Parketnummer 09/757765-09
Feit 1
Door [A] is aangifte gedaan van diefstal van haar giropas met pincode, waarna van haar rekening onbevoegd geldopnamen zijn verricht.
Na onderzoek is gebleken dat met de pas van [A] onder meer geld is opgenomen in het Casino te Scheveningen op 12 en 13 september 2008, en wel door [P]. Deze [P] heeft, zowel bij de politie als tegenover de Rechter-Commissaris, verklaard (samengevat) dat hij de desbetreffende opnamen heeft gedaan op verzoek van verdachte, die hem daartoe een pas met bijbehorende pincode had verschaft.
Hoewel de rechtbank geen reden heeft om de betrouwbaarheid van de verklaring van [P] in twijfel te trekken, acht zij die enkele verklaring onvoldoende om het wettig bewijs uit af te leiden dat verdachte, zoals hem is telastgelegd, als mededader kan worden beschouwd van de diefstal van de door [P] opgenomen geldbedragen. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2
De heer [B], 78 jaar, wonende aan de [adres] te ‘s-Gravenhage heeft op diverse tijdstippen aangifte gedaan en in dat verband verklaringen afgelegd over de volgende gebeurtenissen.
Op 18 juli 2008 heeft [B] bezoek gehad van iemand die mededeelde van het electriciteits-en gasbedrijf te komen voor het opnemen van de meter. Nadat de meter was opgenomen diende [B] € 290,-- te betalen. Daartoe heeft [B] zijn pas met pincode aan de meteropnemer meegegeven, die daarmee een half uur is weggeweest en de pas later kwam terugbrengen. Naderhand bleek dat er onbevoegd een bedrag van in totaal € 1.250,-- was gepind.
Op 7 oktober 2008 stond er weer een jongeman bij [B] voor de deur. Hij noemde zich [voornaam]. Hij was de leider van het politieonderzoek naar de gebeurtenis op 18 juli 2008. Hij vroeg [B] te helpen bij het onderzoek, waartoe hij de pinpas van [B] met bijbehorende pinpas nodig had. [B] heeft de man zijn pas met pincode gegeven. Gebleken is dat op 7 oktober 2008 onbevoegdelijk een bedrag van in totaal € 1.250,-- van de rekening van [B] is opgenomen.
Op 8 oktober 2008 stond dezelfde jongeman (voornaam) weer voor de deur. Hij kwam de pinpas terugbrengen. De jongeman zei toen ook dat [B] zijn vermogen moest veiligstellen omdat mensen veel van hem, [B], wisten. [B] heeft toen verteld over een andere rekening van hem bij Fortis. Afgesproken is dat [B] van die rekening € 19.000,-- zou overmaken naar zijn Postbankrekening. De volgende dag, 9 oktober 2008, zou [voornaam] dan samen met hem het geld bij de postbank gaan ophalen.
Op 9 oktober 2008 stond het bedrag van € 19.000,-- inderdaad op de rekening bij de Postbank, maar het kon nog niet worden opgenomen in verband met controle. Dat heeft [B] dan ook gezegd tegen [voornaam], die zich inderdaad op 9 oktober 2008 te 9.00 uur bij [B] op de [straat] meldde. Er is voor later die dag een afspraak gemaakt, maar die is niet tot uitvoering gekomen.
Op 16 of 17 april 2009 werd er bij [B] aan de deur gebeld. Er stond een man die zei: “Herkent U mij nog?” Inderdaad herkende [B] deze man als dezelfde man die ook in oktober 2008 bij hem was geweest, en die toen [voornaam] heette. De man zei zelf ook dat hij in oktober bij [B] was geweest en dat hij nu kwam in verband met de afwikkeling van de zaak. Hij wilde binnenkomen maar dat liet [B] niet toe.
Op 24 april 2009 tussen 11.00 uur en 12.00 uur werd [B] gebeld door iemand die aangaf dat hij van de politie was en nu twee rechercheurs naar [B] wilde toesturen in verband met de zaak. [B] vertrouwde het inmiddels niet meer en maakte een afspraak voor 16.30 uur. [B] heeft vervolgens de politie gebeld om te horen of er inderdaad rechercheurs zouden komen. Dat was niet het geval, waarna met de (echte) politie is afgesproken dat deze zou post vatten en dat [B] de deur niet mocht openen. Vervolgens werd [B] nogmaals gebeld door de man die hem eerder had gebeld ter bevestiging van de afspraak te 16.30 uur. Op dat tijdstip werd er inderdaad gebeld. [B] heeft niet opengedaan en is er van uit gegaan dat de aanbeller was ingerekend.
Naar aanleiding van de melding van [B] is zijn woning door de politie op 24 april 2009 onder observatie gesteld. Waargenomen werd dat omstreeks 16.30 uur een zwarte Volkswagen [type] voorbijreed waarin onder meer verdachte zat. Omstreeks 16.40 werd gezien dat twee mannen over het trottoir van de [straat] liepen. Eén van hen was verdachte. De mannen liepen de voortuin van het perceel [adres] in. Vervolgens werden de mannen (waaronder derhalve verdachte) staande gehouden, waarna zij hun weg mochten vervolgen.
Verdachte heeft desgevraagd ter zitting niet willen verklaren waarom hij op 24 april 2009 de voortuin van het perceel [adres] is ingelopen.
Uit onderzoek van telefoongesprekken op 24 april 2009 is gebleken dat op die dag tussen 14.24 en 16.25 uur in totaal 6 x is gebeld naar de huistelefoon van [B] vanaf een mobiel nummer [nummer]. Dat nummer bleek niet op naam te staan. Verder is gebleken dat er contact is geweest tussen dat nummer en het bij verdachte in gebruik zijnde nummer, en wel in de periode van 20 tot 24 april 2009 7 x SMS-verkeer, waarvan 2 x op 24 april 2009, en 10 maal telefonisch contact, onder meer een gesprek op 24 april 2009 te 13.14 uur.
Verdachte heeft, daarnaar ter zitting gevraagd, niet betwist op 24 april 2009 met het nummer [nummer] contact te hebben gehad maar hij heeft, daarnaar tevens gevraagd, omtrent de identiteit van de gebruiker van dat nummer geen gegevens verstrekt.
Op grond van het vorenstaande, meer in het bijzonder op grond daarvan:
* dat uit de verklaring van [B] valt af te leiden dat het één en dezelfde persoon is geweest die op 7 oktober 2008, 8 oktober 2008, 9 oktober 2008 en 16 april 2009 bij [B] op bezoek is geweest;
* dat verdachte (gelet op hetgeen in het vorenstaande is overwogen onder parketnummer 09/758332-08, feit 1) zich op 9 oktober 2008 rond 9.00 uur op of in de buurt van de [straat] heeft opgehouden;
* dat degene die [B] heeft opgebeld op 24 april 2009, en een afspraak heeft gemaakt voor een bezoek te 16.30 uur die dag, heeft verwezen naar “de zaak” waarover ook al eerder contact was geweest;
* dat verdachte één van degenen was die op 24 april 2009 op het afgesproken tijdstip voor de deur stond bij [B], terwijl verdachte daarvoor geen, laat staan een aannemelijke verklaring heeft willen geven;
* dat verdachte op 24 april 2009 en de dagen daaraan voorafgaande telefonisch contact heeft gehad met het nummer van waaraf bedoelde afspraak werd gemaakt terwijl verdachte ook daarover geen verklaring dan wel nadere opheldering heeft willen verschaffen;
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die, samen met een ander, op 7 oktober 2008 [B] tot afgifte van zijn pinpas heeft bewogen, daarmee geld heeft opgenomen, op 8 en 9 oktober 2008 heeft gepoogd [B] een bedrag van € 19.000,-- door oplichting afhandig te maken en tenslotte op 16,17 en 24 april 2009 nogmaals heeft getracht [B] op te lichten.
Feit 3
Door [C], 86 jaar oud, wonende [adres] te ’s-Gravenhage, is aangifte gedaan van poging tot oplichting. Op 22 september 2009 werd er bij haar aangebeld. Er kwam een jongeman binnen die vertelde dat hij van de recherche was. Hij hield een kaartje met een foto omhoog. Hij vroeg of aangeefster hem kon helpen want er was in de woning daarnaast ingebroken. Dat kon volgens aangeefster niet en zij ging daar dan ook niet op in. Hierop ging de man weg.
Verdachte heeft erkend dat hij het huis van aangeefster binnen is gegaan en tegen haar heeft gezegd dat hij van de recherche was met de bedoeling daar iets weg te nemen.
De rechtbank acht de aan verdachte telastgelegde poging tot oplichting op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd, omdat weliswaar vast staat dat verdachte op 22 september 2009 op pad was met een ander, maar niet is komen vast te staan dat die ander als mededader van het thans besproken feit kan worden beschouwd. Daartoe is redengevend dat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat de rol van die ander verder gaat dan het besturen van de auto waarmee verdachte bij het adres van [C] is gekomen. Niet bewezen kan worden dat die ander op de hoogte was van enig plan van verdachte of van hetgeen zich in de woning zou gaan afspelen, dan wel heeft afgespeeld.
Feit 4
[D], oud 90 jaar, heeft op 22 september 2009 aangifte gedaan. Zij liep op die dag rond 14.50 uur vanaf de straatzijde haar flat aan de [adres] te ‘s Gravenhage in. Opeens zag ze dat er een man in de hal van haar woning stond. Deze man vertelde dat hij de meterstanden kwam opnemen. De man zei verder tegen aangeefster dat als zij van energiemaatschappij zou veranderen zij geld zou terugkrijgen. De man haalde een zwartkleurig apparaatje uit zijn zak en aangeefster moest haar pinpas daar doorheen halen en de pincode intoetsen. Dat heeft aangeefster ook gedaan. Hierna liep de man weg met de mededeling dat hij nog iets moest halen. Aangeefster ontdekte vervolgens dat het mapje met haar bankpas weg was.
Gebleken is dat met de pas van [D] op 22 september 2009 te 15.02 uur en 15.09 uur bij twee verschillende geldautomaten in totaal een bedrag van € 860,-- is opgenomen.
Het observatieteam van de politie dat op die dag de auto waarin verdachte zich bevond observeerde, heeft waargenomen dat verdachte het portiek waar de woning van [D] deel uitmaakt te 15.37 is ingegaan en te 15.58 weer heeft verlaten. Vervolgens is de auto, waarin verdachte was ingestapt, weggereden. Gezien is dat een andere inzittende van die auto twee maal heeft gepind, op tijdstippen en bij pinautomaten die overeenkomen met het tijdstip en locatie waar de bedragen van de rekening van aangeefster zijn opgenomen.
Verdachte heeft erkend dat hij de woning van [D] is binnengegaan, dat hij zich heeft uitgegeven voor meteropnemer, en dat hij op die wijze de pincode van [D] heeft bemachtigd en haar de pinpas heeft ontstolen. Verder heeft hij erkend bij de pintransacties betrokken te zijn geweest en het daarmee gemoeide geld te hebben ontvangen
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte [D] heeft opgelicht en dat hij tezamen en in vereniging met een ander zich wederrechtelijk het met de geldopnamen gemoeide bedrag heeft toegeëigend. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de oplichting in verenging heeft gepleegd, op dezelfde grond als hiervoor onder feit 3 aangegeven.
Feit 5
Op 24 september 2009 is door het observatieteam waargenomen dat verdachte uit een auto is gestapt en te 15.22 uur een portiek aan de [adres] te Voorburg is binnengegaan, vanwaar hij te 15.28 uur is vertrokken. Niet lang daarna is verdachte aangehouden.
[E] (87 jaar oud), wonende [adres] te Voorburg heeft aangifte gedaan van diefstal van haar portemonnee met inhoud (ongeveer € 200,--). Er belde een man aan, die zei dat hij met haar wilde praten over haar bijdrage aan goede doelen. De man kwam binnen en ging op de bank zitten. De man vroeg of aangeefster een contant bedrag in huis had, waarna aangeefster haar portemonnee uit haar handtas pakte. Hierop pakte de man de portemonnee van aangeefster af en verliet de woning.
Verdachte heeft erkend dat hij aan aangeefster haar portemonnee heeft ontstolen. De rechtbank acht de telastgelegde diefstal dan ook bewezen, zij het niet in vereniging met een ander, op dezelfde voet als bij feit 3 is overwogen.
Feiten 6, 7 en 8
Deze feiten hebben betrekking op een drietal aangiften, door of namens (hoog)bejaarden gedaan. Het betreft een poging tot oplichting en twee oplichtingen/diefstallen waarbij een pinpas is verkregen waarmee vervolgens onbevoegdelijk geld is opgenomen. Al deze feiten hebben betrekking op gebeurtenissen die zich op 23 september 2009 hebben voorgedaan.
Op die dag is door het observatieteam gezien dat verdachte zich in het gezelschap bevond van medeverdachte [Z]. Gedurende de periode waarin is geobserveerd is niet waargenomen dat verdachte bij één of meer panden heeft aangebeld of naar binnen is gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier ook overigens geen aanwijzingen dat verdachte op enige wijze als mededader kan worden aangemerkt van hetzij de telastgelegde oplichtingen of poging daartoe, hetzij het opnemen van geldbedragen. Weliswaar verklaart de medeverdachte [Z] dat hij op aanwijzing van verdachte in één pand is binnengegaan en elders heeft aangebeld, maar dat is onvoldoende concreet om zonder verder ondersteunend materiaal tot het bewijs te kunnen bijdragen. Dat betekent dat het wettig en overtuigend bewijs op dit punt ontbreekt, zodat de verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Feit 9
De zoon van [I] heeft namens zijn 87-jarige moeder aangifte gedaan. Op 21 april 2009 is zijn moeder bezocht door iemand die zich legitimeerde als medewerker van de Postbank, en die mededeelde dat haar passen gecontroleerd moesten worden. Zijn moeder heeft daarop aan de man passen en naar valt aan te nemen ook een pincode, die op een briefje was geschreven, meegegeven.
Van de rekening van de moeder van aangever zijn nadien diverse geldopnames verricht, en wel op 21, 22 en 23 april 2009. Er zijn camerabeelden van die opnamen beschikbaar. Op één daarvan is een jas te zien die naar het oordeel van de politie gelijk is aan de jas die verdachte bij zijn aanhouding droeg.
De rechtbank heeft de juistheid van die laatste waarneming niet kunnen vaststellen op basis van de zich bij de stukken bevindende afdrukken van de pin-camera en de in beslag genomen jas. Die afdrukken zijn te onduidelijk om daaraan enige conclusie te verbinden, laat staan de conclusie dat de pinner de jas van verdachte (of een soortgelijke jas) droeg.
Nu verder geen aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte in het dossier voorhanden zijn concludeert de rechtbank dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Feit 10
[J], 82 jaar oud, wonende te Oude Wetering, heeft aangifte gedaan van poging tot oplichting en diefstal van een tweetal sleutels. Er werd bij aangever op 10 januari 2008 aangebeld door een jongeman. Aangever dacht dat het zijn neef [naam neef] was en heeft de jongeman binnengelaten. De veronderstelde neef vroeg toen of aangever een briefje van € 500,-- kon wisselen. De neef heeft ook in het kantoortje van aangever gekeken. Op een gegeven moment is de neef weggegaan, waarna aangever twee sleutels miste. Later heeft aangever verklaard dat die sleutels weer terecht waren.
Verdachte heeft erkend dat hij bij aangever in huis is geweest en dat hij aangever in de waan heeft gelaten dat deze met zijn neef [naam neef] van doen had. Hij heeft ook erkend dat hij daarmee voornemens was iets bij aangever te stelen.
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de telastgelegde poging tot oplichting heeft begaan. Van het op dit punt meer of anders telastgelegde (te weten poging tot oplichting in vereniging, poging tot diefstal in vereniging en diefstal in vereniging van twee sleutels) zal verdachte worden vrijgesproken.
Feit 11
Mevrouw [K], ten tijde van haar eerste aangifte 88 jaar oud, wonende te Wassenaar, heeft een aantal malen verklaard over bezoek dat zij heeft ontvangen. Die bezoeken vonden plaats op 5 mei 2008, 11 juni 2008, 3 september 2008, 9 oktober 2008, 11 augustus 2009 en 24 augustus 2009. De eerste keer betrof het een betrouwbaar uitziende jongeman die vertelde dat aangeefster een prijs bij de apotheek had gewonnen. Op verzoek van de man heeft zij haar pas en pincode afgegeven. Nadien is daarmee geld opgenomen. Op 11 juni kreeg aangeefster bezoek van twee mannen die zich als rechercheurs voorstelden en die kwamen praten over de eerdere diefstal. Zij zou het geld terugkrijgen maar daarvoor was haar pas en pincode nodig.
Het volgende bezoek vond plaats op 3 september 2008. Ook toen zou het gaan om een politieagent. Omdat de man zich niet kon legitimeren en aangeefster de zaak niet vertrouwde heeft zij de man gevraagd om zijn naam op een papiertje te schrijven. Dat heeft de man gedaan. De pen waarmee hij dat deed werd aangetroffen in de woning en is door de politie veilig gesteld. Ook de bezoeken die nadien plaatsvonden hadden eenzelfde strekking.
Op de pen waarmee de bezoeker op 3 september 2008 heeft geschreven is een DNA-spoor aangetroffen, dat is onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Blijkens een daarvan opgemaakt rapport matcht dit spoor met het DNA-profiel van verdachte, met een nauwkeurigheid van 1 op 1 miljard.
Naar het oordeel van de rechtbank staat onomstotelijk vast dat het DNA-spoor afkomstig is van verdachte. Het andersluidende standpunt van de raadsman kan de rechtbank niet volgen, nu dit standpunt uitgaat van een onjuiste opvatting omtrent de betrouwbaarheid van een match als de onderhavige. Die match brengt echter nog niet met zich dat het aangetroffen DNA-spoor ook een daderspoor is, onder meer -maar niet uitsluitend- omdat onduidelijk is of de desbetreffende pen reeds in het huis van aangeefster aanwezig was dan wel door de bezoeker naar dat huis is meegenomen en aldaar achtergelaten.
Nu in het dossier verder geen enkele aanwijzing is te vinden dat het verdachte is geweest die, al dan niet bij herhaling, aangeefster heeft bezocht is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich aan één van de op dit punt aan hem telastgelegde feiten heeft schuldig gemaakt, zodat vrijspraak zal moeten volgen.
Feit 12
Het telastgelegde feit (gewoontewitwassen) is noodzakelijkerwijs bewezen voor wat betreft de gelden die verdachte onder zich heeft gekregen als opbrengst van de jegens hem bewezenverklaarde feiten. Er is geen wettig of overtuigend bewijs in het dossier aanwezig waaruit kan volgen dat verdachte ook overigens heeft beschikt over gelden waarvan hij op andere gronden wist of moest weten dat deze van enig misdrijf afkomstig waren. Op dit punt zal dan ook gedeeltelijk vrijspraak volgen, te weten voor zover de telastlegging op dergelijke andere gelden ziet.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat:
ten aanzien van dagvaarding 1 (parketnummer 09/757765-09):
2.
hij op 7 oktober 2008 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [B] heeft bewogen tot de afgifte van een pinpas, hebbende verdachte en zijn mededader toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als rechercheur/politieambtenaar, waardoor die [B] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
en
hij op 7 oktober 2008 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enige geldbedragen (van in totaal ongeveer 1.250 euro), toebehorende aan [B], zulks na de weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd meermalen (telkens) met een bankpas (op naam van die [B]) met bijbehorende pincode een geldopname bij geldautomaten te verrichten
en
hij op tijdstippen omstreeks 8 oktober 2008 en 9 oktober 2008 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een (of meer) listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [B] te bewegen tot de afgifte van 19.000 euro, toen aldaar met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid met een mededader:
- (meermalen) zich tegenover die [B] heeft voorgedaan als
rechercheur/politieambtenaar en:
- (meermalen) bij de woning van die [B] heeft aangebeld en
- (meermalen) die [B] heeft aangeraden zijn vermogen veilig te stellen en
over te boeken naar een betaalrekening en
- (meermalen) tegen die [B] heeft gezegd dat hij, verdachte, samen met die
[B] het geld bij de bank zou ophalen, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking, terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 16 april 2009 en 17 april 2009 en 24 april 2009 te 's-Gravenhage, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en
door een samenweefsel van verdichtsels, [B] te bewegen tot de afgifte van enig goed, toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk
valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid met een mededader:
- (meermalen) zich tegenover die [B] heeft voorgedaan als
rechercheur/politieambtenaar en
- (meermalen) bij de woning van die [B] heeft aangebeld en
- (meermalen) aan die [B] heeft gevraagd of hij binnen mocht komen, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en
- (meermalen) (telefonisch) een afspraak heeft gemaakt met die [B] en
- (meermalen) (op het met die [B] afgesproken tijdstip) bij de woning van
die [B] heeft aangebeld, terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 22 september 2009 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en door een samenweefsel van verdichtsels, [C] te bewegen tot afgifte van enig goed, toen aldaar met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- zich heeft begeven naar de [adres] en dat hij, verdachte,
- zich heeft/hebben voorgedaan als een rechercheur/politieambtenaar en
- de woning van die [C] heeft betreden en
- die [C] heeft gevraagd of zij hem kon helpen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 22 september 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een pinpas, toebehorende aan [D],
(terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen (verlengd met de tijd waarin
verdachte rechtens van zijn vrijheid was ontnomen) sedert de dag waarop het
vonnis, parketnummer 09/900823-05, d.d. 6 juli 2006 van de Meervoudige
strafkamer te 's-Gravenhage (waarbij de verdachte onder meer is veroordeeld
tot jeugddetentie wegens handelen in strijd met artikel 326 Wetboek van
Strafrecht en/of artikel 311 Wetboek van Strafrecht) in kracht van gewijsde is
gegaan);
en
hij op 22 september 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen enige geldbedragen van in totaal ongeveer 950 euro, toebehorende aan [D], zulks na het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd meermalen met een pinpas op naam van die [D] met de bijbehorende pincode geldopnamen bij geldautomaten te verrichten, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen (verlengd met de tijd waarin verdachte rechtens van zijn vrijheid was ontnomen) sedert de dag waarop het vonnis, parketnummer 09/900823-05, d.d. 6 juli 2006 van de Meervoudige strafkamer te 's-Gravenhage (waarbij de verdachte onder meer is veroordeeld tot jeugddetentie wegens handelen in strijd met artikel 326 Wetboek van
Strafrecht en/of artikel 311 Wetboek van Strafrecht) in kracht van gewijsde is
gegaan;
5.
hij op 24 september 2009 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud waaronder ongeveer 200 euro, toebehorende aan [E];
10.
hij op 10 januari 2008 te Oude Wetering, gemeente Alkemade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, [J] te bewegen tot de afgifte van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich tegenover die [J] heeft voorgedaan als een familielid van
die [J] genaamd "[naam neef]" en
- aan die [J] heeft gevraagd of hij 500 euro kon wisselen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
12.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 september 2009, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij,
verdachte, geldbedragen voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport.
Daarnaast overweegt de rechtbank meer in het bijzonder het navolgende.
Ten laste van verdachte zijn vermogensdelicten dan wel pogingen daartoe bewezen verklaard waarvan in totaal een vijftal bejaarde tot hoogbejaarde mensen (variërend in leeftijd van 78 tot 90 jaar) het slachtoffer zijn geworden. In alle gevallen is door verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat deze slachtoffers in hem stelden, welk vertrouwen veelal werd opgewekt door het fingeren van en kwaliteit die bedoeld was om door autoriteit dan wel andere omstandigheden te imponeren.
In het vorenstaande (onder de bewijsoverwegingen) heeft de rechtbank reeds tot uitdrukking gebracht hoe ernstig dergelijke feiten zijn, enerzijds vanwege het moreel verwerpelijk karakter daarvan en anderzijds vanwege de verontwaardiging en onrust die zij in de maatschappij veroorzaken. De rechtbank verwijst naar die overwegingen. Daarin is vastgesteld dat de ernst van de feiten en de daardoor veroorzaakte onrust en verontwaardiging niet van belang zijn bij de vraag naar de bewezenverklaring, maar die omstandigheden zijn wel van grote, veelal zelfs doorslaggevende invloed op de beslissing omtrent de strafmaat, indien één of meer van dergelijke feiten wel bewezen worden geacht.
Ten laste van verdachte wordt meer in het bijzonder nog in rekening gebracht dat de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd jegens slachtoffers die in meerderheid hoogbejaard waren ([C]: 86 jaar, [D]: 90 jaar, [E]: 87 jaar) en daarmee een wel zeer gemakkelijke prooi vormden. Treffend is hoe verdachte in zijn benadering van de slachtoffers telkens van kwaliteit wisselde (meteropnemer, politiefunctionaris, collectant voor goede doelen, enzovoort) waarmee tot uiting komt dat hij zijn werkwijze kennelijk aanpaste aan de situatie die hij aantrof, waarbij hij op een inventieve wijze omging met het hem -als verbaal bovengemiddeld begaafd persoon- ten dienste staande scala aan mogelijkheden om zijn doel (financieel gewin) te bereiken.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij niet heeft geschroomd om een slachtoffer dat hij reeds eerder had bestolen ([B]) daarna herhaaldelijk -en dat steeds weer in een andere kwaliteit- te benaderen. Daarbij moet bij verdachte de gedachte hebben voorgezeten dat deze bejaarde man een gewillig slachtoffer was waarbij nog meer te halen viel. Een dergelijk gedrag geeft niet alleen blijk van een uitzonderlijke brutaliteit maar ook van een volstrekt laaghartige en verwerpelijke mentaliteit ten opzichte van ouderen die er op mogen vertrouwen dat zij ook in de nadagen van hun leven in hun vertrouwde omgeving kunnen verblijven zonder daar door personen die wat leeftijd betreft hun kleinkinderen zouden kunnen zijn te worden lastig gevallen met als enig doel hun geld in bezit te krijgen.
In de persoon van verdachte zijn, afgezien van zijn jeugdige leeftijd, weinig aanknopingspunten te vinden voor enige strafmatiging. De rechtbank is niet overtuigd geraakt van de waarachtigheid van de uitspraken van verdachte waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij thans het verwerpelijke van zijn handelwijze inziet, en de inhoud van het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport wijst ook niet in de richting van bij verdachte inmiddels op dit punt gegroeid inzicht.
Al het vorenstaande in aanmerking genomen komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De duur daarvan zal aanmerkelijk minder zijn dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank verschilt niet met de officier van justitie van mening omtrent de ernst van de telastgelegde feiten, maar nu daarvan een groot gedeelte niet bewezen is verklaard, kan de gevorderde straf niet passend worden geacht voor de wel bewezen feiten, hoe ernstig die ook zijn.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[M] (dagvaarding 3, feit 1) heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 8.000,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
[G] (dagvaarding 1, feit 7) heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.250,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
[D] (dagvaarding 1, feit 4) heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 850,00.
De rechtbank acht de vordering, van zo eenvoudige aard dat deze vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze vordering is door de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bij dagvaarding 1 onder 4 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 850,00, met dien verstande dat verdachte met [medeverdachte Y], de mededader, hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van die vordering.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding 1 onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 850,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [D].
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 3, 4, 5, 6, en 7 genummerde voorwerpen, te weten:
- sportschoenen, kleur bruin, merk Frankie Morello;
- cosmetica, kleur blauw, merk Labello;
- horloge, kleur zwart, merk Audemars Piguet;
- telefoon, kleur zwart, merk Samsung E1306b;
- pet, kleur zwart, baseball, Gucci;
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, aan [medeverdachte Y] gelasten van het op de beslaglijst onder 8 genummerde voorwerp, te weten:
een kaart, kleur wit/blauw, Medisch centrum, op naam van
[medeverdachte Y].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 43a, 45, 47, 57, 310, 311, 326, 420ter, 420bis
van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van het bij dagvaarding 3 onder 2 ten laste gelegde feit;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding 1 onder 1; 2 vijfde alternatief/cumulatief; 3 tweede alternatief/cumulatief; 6; 7; 8; 9; 10 tweede en derde alternatief/cumulatief; 11 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart voorts niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaardingen 2 en 3 onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding 1 onder 2 eerste, tweede, derde en vierde alternatief/cumulatief; 3 eerste alternatief/cumulatief; 4; 5; 10 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. dagvaarding 1, feit 2 eerste alternatief/cumulatief:
medeplegen van oplichting;
t.a.v. dagvaarding 1, feit 2 tweede alternatief/cumulatief:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
t.a.v. dagvaarding 1, feit 2 derde alternatief/cumulatief en vierde alternatief/cumulatief:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
t.a.v. dagvaarding 1, feit 3 eerste alternatief/cumulatief en feit 10:
poging tot oplichting;
t.a.v. dagvaarding 1, feit 4 eerste alternatief/cumulatief:
diefstal, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde jeugddetentie heeft ondergaan;
t.a.v. dagvaarding 1, feit 4 tweede alternatief/cumulatief:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, opgelegde jeugddetentie heeft ondergaan;
t.a.v. dagvaarding 1, feit 5:
diefstal;
t.a.v. dagvaarding 1, feit 12:
gewoontewitwassen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [D] hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [D], een bedrag van € 850,--,
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 850,--, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [D];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 genummerde voorwerpen, te weten:
- sportschoenen, kleur bruin, merk Frankie Morello;
- cosmetica, kleur blauw, merk Labello;
- horloge, kleur zwart, merk Audemars Piguet;
- telefoon, kleur zwart, merk Samsung E1306b;
- pet, kleur zwart, baseball, Gucci;
gelast de teruggave aan [medeverdachte Y] van het op de beslaglijst onder 8 genummerde voorwerp, te weten: een kaart, kleur wit/blauw, Medisch centrum, op naam van [medeverdachte Y].
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mrs I.K. Spros en M. Knijff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 mei 2010.
Mr. I.K. Spros is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.