ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3139

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/9772 en 10/9776
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot overdracht aan Griekse autoriteiten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 april 2010, hebben verzoekers, van Afghaanse nationaliteit, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. De verzoekers hebben op 29 juli 2009 aanvragen ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Justitie heeft deze aanvragen op 12 maart 2010 afgewezen, met het argument dat Griekenland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hun uitzetting naar Griekenland zou worden opgeschort totdat op hun beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de uitspraken op de beroepen niet voor de uiterlijke datum van overdracht aan de Griekse autoriteiten kunnen worden gedaan. De rechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoekers om de behandeling van hun voorlopige voorzieningen in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de verweerder om hen op korte termijn over te dragen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de verweerder zich moet onthouden van maatregelen om verzoekers uit Nederland te verwijderen tot vier weken na de verzending van de uitspraken op de beroepschriften.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de brieven van de verweerder van 13 april 2010 niet kunnen worden aangemerkt als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen in dat opzicht niet voor toewijzing in aanmerking komen. De rechter heeft de verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 874,00, te betalen aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zutphen
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: AWB 10/9772 en 10/9776
Uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening in het geding tussen:
[verzoeker A]
geboren op [1989],
van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
[verzoeker B]
geboren op [1993],
Van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer [nummer],
verzoekers,
gemachtigde: mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht,
en
de Minister van Justitie,
(voorheen: Staatssecretaris van Justitie),
verweerder.
1. Procesverloop
Op 29 juli 2009 hebben verzoekers aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluiten van 12 maart 2010 heeft verweerder de aanvragen afgewezen omdat Griekenland volgens verweerder verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen.
Tegen die besluiten is namens verzoekers beroep ingesteld bij brieven van 15 maart 2010. Verzoekers mogen de behandeling van die beroepen niet in Nederland afwachten. Bij verzoekschriften van 15 maart 2010 is daarom verzocht de voorlopige voorzieningen te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op de beroepen is beslist.
Bij brief van 21 april 2010 hebben verzoekers aangegeven dat verweerder blijkens brieven van 13 april 2010 voornemens is hen op 26 mei 2010 doch uiterlijk op 29 juni 2010 over te dragen aan de Griekse autoriteiten. In genoemde brieven van verweerder is tevens aangegeven dat verweerder de Vreemdelingenpolitie Utrecht heeft verzocht verzoekers op 17 mei 2010 staande te houden. Tegen deze brieven is namens verzoekers bezwaar gemaakt.
Namens verzoekers is verzocht bij voorlopige voorziening te bepalen dat verzoekers niet mogen worden staandegehouden noch overgedragen mogen worden aan de Griekse autoriteiten.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2. Overwegingen
2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
2.2 De voorzieningenrechter overweegt dat de uitspraken op de beroepen niet worden voorzien voor de uiterlijke datum van overdracht van verzoekers aan de Griekse autoriteiten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoekers om de behandeling van hun voorlopige voorzieningen in Nederland af te wachten zwaarder dan het belang van verweerder om hen op korte termijn aan de Griekse autoriteiten over te dragen.
2.3 Bij afweging van alle betrokken belangen bestaat derhalve aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen in zoverre dat verweerder zich dient te onthouden van maatregelen om verzoekers buiten het grondgebied van Nederland te verwijderen tot vier weken na de verzending van de uitspraken op de beroepschriften.
2.4 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding te bepalen dat verzoekers (op 17 mei 2010) niet mogen worden staandegehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de brieven van verweerder van 13 april 2010 niet kunnen worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb noch als handelingen jegens verzoekers als zodanig waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw 2000. De verzoeken komen in zoverre dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
2.5 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van verweerder in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken toe;
- bepaalt dat verweerder zich dient te onthouden van maatregelen om verzoekers buiten het grondgebied van Nederland te verwijderen tot vier weken na de verzending van de uitspraken op de beroepen;
- wijst de verzoeken voor het overige af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 874,00, te betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.G.J. Welbergen. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 april 2010.