Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 28 april 2010,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 365060 / KG ZA 10-546 van:
de Gemeente Den Haag,
zetelend te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. J. Pas te Den Haag,
1. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging ABVAKABO FNV,
gevestigd te Zoetermeer,
2. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging CNV Publieke Zaak,
gevestigd te Den Haag,
gedaagden,
voor gedaagde 1: advocaat mr. A. van Deuzen te Zoetermeer,
voor gedaagde 2: advocaat mr. H. Aydemir te Utrecht.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als de gemeente en de vakbonden.
De gemeente heeft de vakbonden op 25 april 2010 doen dagvaarden om op 27 april 2010 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld. Op 28 april 2010 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 27 april 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Het overleg over de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in dienst van de Nederlandse gemeenten vindt plaats in het zogenoemde LOGA (Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden). Aan dit overleg nemen de vakbonden deel als vertegenwoordigers van de ambtenaren; de werkgevers worden vertegenwoordigd door het College voor Arbeidszaken (CvA). De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), waar alle Nederlandse gemeenten lid van zijn, heeft het CvA onder meer ingesteld om met de werknemersorganisaties afspraken te maken over het arbeidsvoorwaardenbeleid van gemeentelijk personeel. Ingevolge het LOGA-protocol en de plaatselijke verordening geldt het overleg- en overeenstemmingsvereiste om de in de rechtspositieregelingen neergelegde arbeidsvoorwaarden te kunnen wijzigen.
2.2. Op 1 juni 2009 expireerde het laatstelijk geldende arbeidsvoorwaardenakkoord. Het overleg over een nieuwe Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) heeft tot op heden niet geleid tot overeenstemming; partijen zijn het onder meer en met name niet eens over de loonparagraaf. Eind september 2009 heeft het CvA een eindbod gedaan. Op 8 maart 2010 hebben het CvA en de vakbonden zonder resultaat opnieuw met elkaar overleg gevoerd.
2.3. In verband met de impasse in voormeld overleg heeft op 22 of 23 april 2010 tussen de gemeente en de vakbonden overleg plaatsgevonden over voorgenomen stakingacties. Daarbij is onder meer aan de orde gekomen dat er een draaiboek moest komen met betrekking tot de acties.
2.4. Vervolgens heeft de gemeente bij e-mail van 23 april 2010 (8.44 uur) aan de vakbonden te kennen gegeven graag een voorziening te willen treffen voor de piketdienst van de afdeling onderhoud bij het Veeg- en Straatbedrijf Den Haag (VSB). Bij mail van dezelfde dag (10.37 uur) hebben de vakbonden geantwoord de voorziening op te nemen in het draaiboek als gemaakte afspraak. In het draaiboek is vervolgens de volgende voorziening opgenomen:
“De inrichting van een piketdienst bij afd. Onderhoud: 1 ploeg van 2 man serviceploeg en 2 man bebording en belijning voor meldingen van gevaarlijke situaties in openbare ruimte.”
2.5. Bij brief van eveneens 23 april 2010 hebben de vakbonden de gemeente meegedeeld dat de VNG niet aan hun eisen tegemoet is gekomen en dat zulks impliceert, zoals al aangekondigd in een ultimatumbrief, dat de vakbonden zich genoodzaakt zien om hun eisen door middel van collectieve acties af te dwingen. Daarbij is bericht dat binnen de organisatie van de gemeente van woensdag 28 april 2010 van 00.00 uur tot en met vrijdag 30 april 2010 24.00 uur een staking zal plaatsvinden bij de Dienst Stedelijk Beheer: VSB. In de brief wordt gerefereerd aan het voor deze actie opgestelde en besproken draaiboek.
2.6. Bij e-mail van 24 april 2010 heeft de gemeente de vakbonden onder meer geantwoord dat het recht van ambtenaren op het voeren van collectieve acties niet ter discussie staat, maar dat een staking op 29 en 30 april echter buitenproportionele consequenties en risico’s voor de ordehandhaving, de volksgezondheid en de uitvoering van publieke taken heeft. Daarbij heeft zij de vakbonden gesommeerd de aangekondigde staking op 29 en 30 april te annuleren.
3. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
3.1. De gemeente vordert – zakelijk weergegeven – de vakbonden te verbieden over te gaan tot het oproepen tot en het organiseren en/of ondersteunen van stakingen en/of werkonderbrekingen bij het VSB in de periode van 29 april tot en met 30 april 2010 in Den Haag, zulks op straffe van een dwangsom.
3.2. Daartoe voert de gemeente onder meer het volgende aan.
De aangekondigde acties zijn onrechtmatig jegens de gemeente. De acties zijn disproportioneel en ongeclausuleerd. De vakbonden hebben een algehele staking uitgeroepen waaraan ál het personeel van het VSB meedoet. Er is geen plan en aan het ultimum remedium vereiste is niet voldaan. De acties beogen een ontwrichtend effect te hebben door tijdens de grootste massamanifestaties van de stad van het jaar (Koninginnenach en Koninginnedag), die elkaar met slechts enkele uren opvolgen, voor het grote publiek een grote mate van overlast te veroorzaken. De gemeente verwacht tijdens beide stakingsdagen 241.000 bezoekers te ontvangen; stadsbreed vinden 33 evenementen plaats. Tijdens de Koninginnenach wordt 120 kubieke meter afval gegenereerd. Doordat het vuil blijft liggen worden aanzienlijke risico’s voor de volksgezondheid en veiligheid verwacht. Daarnaast ontstaan er bereikbaarheidsproblemen voor de hulpdiensten zoals brandweer en ambulances en kan het verkeer stagneren door afval waardoor een levensbedreigende situatie kan ontstaan.
3.3. De vakbonden voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Voorop staat dat het recht van werknemers of hen vertegenwoordigende organisaties op het voeren van collectieve acties in beginsel beheerst wordt door de bepalingen van het Europees Sociaal Handvest (ESH). In artikel 6 lid 4 ESH wordt, om de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief onderhandelen te waarborgen, het recht van werknemers op collectief optreden erkend in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Wordt een collectieve actie gedekt door artikel 6 lid 4 ESH, dan brengt dat mee dat deze actie in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de daardoor veroorzaakte en op de koop toe te nemen schadelijke gevolgen voor de werkgever tegen wie de actie zich richt.
4.2. Voor het oordeel dat de staking niettemin onrechtmatig is, is slechts dan plaats, indien zwaarwegende procedureregels zijn veronachtzaamd, dan wel indien de acties een zodanige inbreuk maken op de rechten van derden of op algemene belangen dat de acties beperkt of verboden moeten worden (artikel G ESH).
4.3. In de onderhavige zaak is er sprake van een belangengeschil als bedoeld in artikel 6 lid 4 ESH. De vraag is of, zoals de gemeente stelt, de acties desalniettemin onrechtmatig zijn vanwege disproportionaliteit en ontijdigheid of omdat het algemeen belang van volksgezondheid en veiligheid er aan in de weg staat.
4.4. De vakbonden hebben als verweer onder meer aangevoerd dat zij reeds geruime tijd met de VNG in discussie zijn met betrekking tot de nieuwe CAO. Pas na het vastlopen van het overleg zijn de vakbonden begonnen met het organiseren van acties met de bedoeling de gemeenten terug aan de onderhandelingstafel te krijgen. Volgens de vakbonden vinden de acties in een klein deel van de gemeente plaats en vindt er geen opeenhoping van afval plaats, nu het nachtelijk evenement van Koninginnenach enerzijds en de vrijmarkten op Koninginnedag anderzijds verschillende locaties betreffen. Daarbij hebben de vakbonden ter zitting nadrukkelijk naar voren gebracht dat naast de door hen al toegezegde piketdienst zoals hiervoor vermeld onder 2.4 (voor onder meer het vullen van gaten in de straten) er een calamiteitenploeg vegers komt. Daarnaast hebben de vakbonden er op gewezen dat de vegers, die normaal gesproken op 1 mei om 7.30 uur hun werkzaamheden aanvangen, nu bereid zijn hun werk te hervatten op 1 mei om 00.00 uur. Ook hebben de vakbonden ter zitting expliciet verklaard dat het VSB zoals te doen gebruikelijk met het oog op de Koninginnenach 120 minicontainers van 240 liter zal (laten) uitzetten op de betreffende locaties en dat ten behoeve van de decentrale (buurt)feesten extra containers worden geleverd.
4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat met het oog op een nieuwe CAO tussen de vakbonden en het CvA al enkele maanden overleg is gevoerd. De impasse in dat overleg heeft de vakbonden ertoe gebracht om de onderhavige acties aan te kondigen. Dat de stakingsacties niet tijdig aangekondigd zijn is gesteld noch gebleken. Op dat punt kunnen de acties niet als onrechtmatig worden aangemerkt. Gelet op de duur van de onderhandelingen kan evenmin worden geoordeeld dat de acties in deze zaak niet als een uiterste middel worden gebruikt. De stelling van de gemeente dat de acties prematuur zijn omdat uit persverklaringen van zowel de VNG als de vakbonden kan worden geconcludeerd dat er nog (of weer) ruimte is voor overleg, gaat er aan voorbij dat niet uitgesloten kan worden dat de bereidheid daartoe samenhangt met de aangekondigde acties.
4.6. De acties, die in dit kort geding aan de orde zijn, betreffen in feite Koninginnenach –de nacht voorafgaande aan de Koninginnedag– alsmede 30 april Koninginnedag. Dit is een beperkte periode. Het is wel een bijzondere periode in verband met de evenementen die in de stad plaatsvinden. Ervan uitgaande dat het kennelijk normaal gevonden moet worden dat bezoekers van die evenementen hun afval niet in afvalbakken deponeren of bij zich houden maar “gewoon” op straat gooien, kan het publiek na afloop van Koninginnenach geconfronteerd worden met dat afval. Deze confrontatie kan als overlast worden aangemerkt. Met name zal dit het geval zijn voor die gebieden in de stad waar de Koninginnenach- en dagevenementen na elkaar plaatsvinden. De vakbonden hebben ter zitting echter aangevoerd dat de locaties van Koninginnenach verschillend zijn van die van Koninginnedag. Op dit punt heeft de gemeente desgevraagd ter zitting verklaard dat er wel een overlap is omdat in het historisch centrum van de stad beide evenementen plaatsvinden. Het enkele feit dat sprake is van overlast vooral in het centrum en wel gedurende een beperkte periode (na Koninginnenach tot 1 mei 2010 00.00 uur) is evenwel op zichzelf genomen geen omstandigheid die ertoe noopt om de acties te verbieden. Onvoldoende is aannemelijk geworden dat in die periode de volksgezondheid op onaanvaardbare wijze beïnvloed wordt. In dit verband is van belang dat de vakbonden hebben toegezegd dat het VSB zal zorgen voor het plaatsen van minicontainers en extra calamiteitenploegen en dat de schoonmaakwerkzaamheden eerder dan in andere jaren nu al aanvangen in de nacht na Koninginnedag om 00.00 uur. Daarnaast hebben de vakbonden erop gewezen dat het geprivatiseerde bedrijf Haagse Milieu Services (HMS) en het Haags Werk Bedrijf (HWB) hun normale werkzaamheden kunnen blijven uitoefenen. Met deze toezeggingen van de vakbonden moet erop vertrouwd worden dat de vrees van de gemeente dat de acties ontwrichtend zullen werken omdat kapotte flessen en allerhande ander afval ongelukken kunnen veroorzaken en hulpdiensten kunnen verhinderen tijdig ter plaatse te zijn, in elk geval sterk verminderd wordt. De overlast maakt dan ook niet een zodanige inbreuk op de rechten van anderen of de openbare orde of de volksgezondheid dat aangenomen moet worden dat er sprake is van een uitzondering op het stakingsrecht. De stelling van de gemeente dat het HMS slechts grof afval ophaalt maar dat het VSB eerst dat afval bijeen veegt, laat onverlet dat het HMS in de gegeven omstandigheden en met name in het historisch centrum van de stad belast zou kunnen worden met het extra ophalen van de door de gemeente geschetste afvalhopen, aangenomen dat zulks valt binnen de taak van HMS.
4.7. Het bovenoverwogene leidt tot het oordeel dat de gemeente onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de acties onrechtmatig zijn vanwege disproportionaliteit of omdat het algemeen belang van volksgezondheid en veiligheid op onaanvaardbare wijze door de acties geschaad zal worden. Overigens staat het de gemeente vrij om voorafgaande en gedurende de festiviteiten een beroep te doen op de verantwoordelijkheid van de burgers die deelnemen aan die festiviteiten om zelf zijn of haar eigen afval in de containers of andere afvalbakken te deponeren, bij zich te houden en weer mee naar huis te nemen. Dit geldt eveneens voor de kennelijk gegroeide praktijk dat burgers meegenomen spullen voor de vrijmarkt die niet verkocht zijn “gewoon” op straat laten staan.
4.8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden afgewezen.
De gemeente zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde 1 begroot op € 1.079,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht, en aan de zijde van gedaagde 2 eveneens begroot op € 1.079,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2010.