ECLI:NL:RBSGR:2010:BM1385

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-43992
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het belang bij de aanvraag van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door een asielzoeker

In deze zaak heeft eiseres, van Somalische nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die door verweerder is afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld, waarbij de rechtbank eerder het besluit van verweerder heeft vernietigd. Eiseres heeft sindsdien een verblijfsvergunning asiel gekregen, geldig tot 1 augustus 2012. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het door eiseres ingeroepen belang bij de beoordeling van het beroep tegen het besluit om haar slechts tot 1 augustus 2007 een verblijfsvergunning regulier te verlenen, weliswaar concreet is, maar niet actueel. Eiseres verblijft rechtmatig in Nederland op basis van haar asielvergunning en er is geen bewijs dat zij door het verkrijgen van een reguliere verblijfsvergunning in een gunstigere positie kan komen. De rechtbank concludeert dat de mogelijkheid dat de verblijfsvergunning asiel in de toekomst kan worden ingetrokken, onvoldoende is om te stellen dat eiseres een actueel belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door rechter L.M. Kos en is openbaar uitgesproken op 13 april 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 08 / 43992
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 13 april 2010
in de zaak van:
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Somalische nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.E. Muller, advocaat te Gouda,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. T. Nauta, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiseres heeft op 28 juni 2005 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf bij echtgenoot [naam echtgenoot] ’. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 2 december 2005 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit op 15 december 2005 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 31 mei 2007 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit op 1 juni 2007 beroep ingesteld.
1.2 Bij uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 28 november 2007 is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd (AWB 07/22976).
1.3 Bij besluit van 21 november 2008 heeft verweerder het bezwaarschrift van 15 december 2005 gegrond verklaard en bepaald dat eiseres wordt geacht van 28 juni 2005 tot 1 augustus 2007 in het bezit te zijn geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de voormelde beperking. Eiseres heeft tegen dit besluit op 15 december 2008 beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 19 maart 2010. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
Op 18 januari 2002 is eiseres Nederland ingereisd. Op 30 januari 2002 heeft zij een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 23 mei 2002 de aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft eiseres op 19 juni 2002 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 25 februari 2004 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Middelburg, het beroep ongegrond verklaard (AWB 02/47111). Op 15 december 2005 heeft eiseres een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is op 6 april 2006 ingetrokken. Op 1 juni 2007 heeft eiseres verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres heeft op 1 augustus 2007 eiseres een herhaalde asielaanvraag ingediend. Bij uitspraak van 18 september 2007 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen (AWB 07/22977). Bij besluit van 22 september 2008 heeft verweerder de asielaanvraag van 1 augustus 2007 ingewilligd.
2.3 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt gesteld. Eiseres wordt van 28 juni 2005 tot 1 augustus 2007 geacht in het bezit te zijn geweest van een reguliere verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf bij echtgenoot, [naam echtgenoot]’. Uit afgelegde verklaringen door eiseres blijkt dat het huwelijk met de echtgenoot in ieder geval op 1 augustus 2007 feitelijk is verbroken.
Gebleken is dat eiseres vanaf 1 augustus 2007 in het bezit is van een asielvergunning, geldig tot 1 augustus 2012. Eiseres heeft rechtmatig verblijf en kan gezinsleven blijven uitoefenen met haar kinderen. Van schending van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mes en fundamentele vrijheden (EVRM) is geen sprake.
Ter terechtzitting heeft eiseres de gronden van beroep beperkt tot het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet inhoudelijk heeft getoetst aan artikel 8 EVRM. Eiseres heeft dit standpunt ter terechtzitting als volgt toegelicht. Het categoriaal beschermingsbeleid voor Somalië - op grond waarvan eiseres met ingang van 1 augustus 2007 de verblijfsvergunning asiel is verleend - is inmiddels stopgezet. In het beleid van verweerder is thans wel opgenomen dat de reeds verleende verblijfsvergunningen niet zullen worden ingetrokken, maar eiseres vreest, zeker gezien het politieke klimaat, dat dit beleid op korte termijn zal worden gewijzigd op grond waarvan de verblijfsvergunning wel kan worden ingetrokken. Alsdan zou opnieuw artikel 8 EVRM moeten worden afgewogen. Een ander belang is dat de vader van de twee minderjarige kinderen van eiseres voornemens is om de kinderen naar Somalië te sturen. In dat geval zal het betekenen dat er geen toets aan artikel 8 EVRM meer mogelijk is.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Een belanghebbende kan bij de ter zake bevoegde rechter slechts opkomen tegen een besluit, indien hij bij het instellen van dat rechtsmiddel belang heeft, in die zin dat hij daardoor in een gunstiger positie zou kunnen geraken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28-3-2002, LJN:AE1168)
2.5 Gelet op het feit dat eiseres vanaf 1 augustus 2007 in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, geldig tot 1 augustus 2012, dient te worden beoordeeld of zij belang heeft bij beoordeling van het onderhavige beroep.
2.6 Eiseres heeft gesteld dat zij wel belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het besluit om haar slechts tot 1 augustus 2007 een verblijfsvergunning regulier verlenen, omdat de in aansluiting daarop verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw en de kans bestaat dat deze verblijfsvergunning door verweerder wordt ingetrokken.
2.7 De rechtbank is van oordeel dat het door eiseres ingeroepen belang weliswaar een concreet belang is, maar niet een actueel belang. Eiseres verblijft momenteel reeds rechtmatig in Nederland op grond van de haar verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en gesteld noch gebleken is dat eiseres door het verkrijgen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in een (materieel) gunstiger positie kan geraken. De mogelijkheid dat verweerder in de toekomst - ondanks het huidige beleid om de aan Somalische asielzoekers op grond van het voorheen geldende categoriale beschermingsbeleid verleende verblijfsvergunningen asiel niet in te trekken - zal kunnen besluiten om de verblijfsvergunning asiel van eiseres in te trekken, is onvoldoende voor het oordeel dat eiseres een actueel belang heeft bij de beoordeling van het onderhavige beroep. Voor eiseres staat in voorkomend geval de mogelijkheid open om in aansluiting op de eventuele intrekking van haar verblijfsvergunning asiel, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan te vragen, al dan niet op grond van artikel 8 EVRM.
2.8 Nu de rechtbank van oordeel is dat eiseres geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep zal hij het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
2.9 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, en op 13 april 2010 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.