vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 315393 / HA ZA 08-2272
Vonnis van 17 maart 2010 - bij vervroeging -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] SEEDS B.V.,
gevestigd te Naaldwijk,
eiseres,
advocaat: voorheen mr. P.R.W. Schaink, thans mr. N.J. Oostenbroek te ´s-Gravenhage
1.de stichting
STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KWALITEITSDIENST TUINBOUW,
gevestigd te Roelofarendsveen,
2.DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT),
zetelende te ´s-Gravenhage,
gedaagden,
advocaat: mr. H.J.S.M. Langbroek te ´s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna wederom [eiseres], NAKT en de Staat genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 september 2009 (hierna: tussenvonnis) en de daarin vermelde gedingstukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 februari 2010 en de daarin vermelde gedingstukken.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De verdere beoordeling
2.1.Het gaat in dit geding om de vaststelling van de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van het schrappen van het oudermateriaal van de komkommer Toro F1 (hierna Toro) op de B-lijst. In onderdeel 4.4 van het tussenvonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat NAKT en de Staat ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor 80% van die schade.
2.2.De door [eiseres] gestelde schade betreft de door haar Spaanse afnemer [B] onbetaald gelaten facturen en gederfde winst. Ter zake van de facturen heeft de rechtbank in onderdeel 4.7 van het tussenvonnis bepaald dat een bedrag van € 11.416,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2001, toewijsbaar is. Ter beoordeling staat thans nog de door [eiseres] gestelde schade wegens gederfde winst.
2.3.[eiseres] stelt dat zij als gevolg van de onrechtmatige gedraging door NAKT en de Staat de winst met betrekking tot de verkoop van Toro én de winst ter zake van de (andere) verkopen op de Spaanse markt misloopt. Volgens [eiseres] hebben het beslag op de Torovoorraad en de huiszoeking bij haar afnemer [B] het verlies van haar positie op de Spaanse markt tot gevolg gehad. NAKT en de Staat betwisten dat schrapping van Toro op de B-lijst voor [eiseres] tot het wegvallen van de Spaanse markt heeft geleid en voeren voorts aan dat de schade wegens winstderving met betrekking tot Toro uitsluitend voor vergoeding in aanmerking komt over de periode dat Toro van de B-lijst was geschrapt.
Causale relatie onrechtmatige daad en verlies Spaanse markt
2.4.[eiseres] stelt dat de Spaanse markt niet alleen bestaat uit afnemers afkomstig van het Spaanse vasteland, wat door NAKT en de Staat wordt betwist. De vraag die daarom rijst, is wat onder de Spaanse markt dient te worden verstaan. Dat daartoe ook de afnemers gevestigd op de Canarische Eilanden behoren is evident, nu die eilandengroep tot Spanje behoort. [eiseres] betoogt voorts dat haar afnemer in de Verenigde Staten aan [B] gelieerd was, wat NAKT en de Staat niet hebben bestreden. Ten aanzien van de overige - niet in Spanje gevestigde - afnemers stelt [eiseres] dat zij de zaden dan wel de daaruit gekweekte planten doorverkochten aan tuinders in Spanje. De door [eiseres] bij dagvaarding als producties 8 respectievelijk 9 overgelegde brief van 23 oktober 2009 van Cedam te Frankrijk en de brief van 6 oktober 2009 van de advocaat J.E.R. Castillo (waarin de aan [B] verschuldigde commissie over verkopen aan onder meer Gilles en Cedam aan de orde is) ondersteunen dit betoog. Tegenover deze onderbouwde stelling van [eiseres] is de blote betwisting door NAKT en de Staat onvoldoende. De rechtbank volgt [eiseres] dan ook in haar betoog dat de Spaanse markt bestaat uit de door haar gestelde afnemers, die zijn vermeld op de facturen en omzetlijsten over de periode 1994 - 2000 (hierna: de Spaanse afnemers).
2.5.[eiseres] stelt dat zij sinds het beslag en de huiszoeking bij [B] in oktober 2000 geen bestellingen meer heeft ontvangen van de Spaanse afnemers of van andere afnemers voor die markt. Ter comparitie heeft zij verklaard deze stelling te kunnen aantonen door overlegging van de facturen en/of stukken met betrekking tot de samenstelling van haar omzet over de periode van 2001 tot heden. Bij gebrek aan ander concreet materiaal waaruit de juistheid van haar stelling volgt, zal de rechtbank [eiseres] - op wie de bewijslast rust van haar stelling dat zij door toedoen van NAKT en de Staat haar omzet van de Spaanse markt is verloren - in de gelegenheid stellen deze facturen en/of omzetgegevens in het geding te brengen, voorzien van een korte toelichting. Voor zover [eiseres] nog op een andere wijze bewijs wenst te leveren kan zij dit in haar akte vermelden. NAKT en de Staat zullen vervolgens bij antwoordakte op die stukken mogen reageren.
2.6.Indien uit de door [eiseres] nog over te leggen stukken volgt dat haar Spaanse afnemers sinds 2001 geen bestellingen meer hebben geplaatst alsook dat zij zelf geen andere afnemers ten behoeve van de Spaanse markt heeft bediend, staat vast dat het schrappen van Toro op de B-lijst tot verlies van de Spaanse omzet heeft geleid. Concrete andere oorzaken voor het wegvallen van die omzet zijn immers gesteld noch gebleken. NAKT en de Staat betogen weliswaar dat de relatie tussen [B] en [eiseres] mogelijk door andere oorzaken is geëindigd, maar uit de - niet bestreden - brieven van 6 november 2001 en 4 september 2007 van [B] aan [eiseres] (producties 4 en 7 bij dagvaarding) volgt het tegendeel. Anders dan NAKT en de Staat aanvoeren geeft de omvang van de Spaanse omzet voorafgaande aan de inbeslagneming van Toro bovendien geen aanleiding te veronderstellen dat [eiseres] de Spaanse markt in elk geval zou hebben verloren. In 1999 en 2000 behaalde [eiseres] immers een omzet op die markt van (circa) € 209.731,- respectievelijk € 152.949,-.
2.7.Indien [eiseres] slaagt in het hiervoor onder 2.5 bedoelde bewijs, zal naast het verlies van de winst ter zake van de Toroverkoop derhalve ook de gederfde winst met betrekking tot de Spaanse markt moeten worden begroot. Om proceseconomische redenen en teneinde partijen uitgangspunten te verschaffen voor een mogelijk minnelijke beëindiging van hun - sinds inmiddels bijna tien jaar bestaande - geschil, zal de rechtbank die (veronderstelde) schade reeds nu vaststellen.
2.8.De rechtbank zal allereerst de na 2001 misgelopen omzet uit de Spaanse markt begroten, de onrechtmatige gedraging van NAKT en de Staat weggedacht. Omdat de omzet met betrekking tot de mogelijke verkoop van Torozaden hierna apart wordt begroot, blijft deze omzet in de berekening van de Spaanse omzet buiten beschouwing.
2.9.Van belang is allereerst de omvang van de periode waarover het verlies aan omzet aan de onrechtmatige daad van NAKT en de Staat kan worden toegerekend. [eiseres] stelt de periode waarin zij van inkomsten uit de Spaanse markt verstoken is, op twaalf jaar. [eiseres] heeft ter comparitie toegelicht dat ook in 2010 nog geen bestellingen voor de Spaanse markt zijn ontvangen. Indien deze stelling wordt ondersteund door de in 2.5 vermelde, nog door [eiseres] over te leggen stukken, acht de rechtbank de gestelde termijn van twaalf jaar redelijk. De rechtbank weegt in dit verband mee dat de stelling van [eiseres] dat [B] voorheen agent was van de overige Spaanse afnemers onbestreden is gebleven, zodat het niet onaannemelijk is dat de slechte naam van [eiseres] bij [B] ook gevolgen heeft gehad voor haar handel met de overige Spaanse afnemers en dat [eiseres] mede daardoor ernstige problemen heeft ondervonden bij het binnen korte tijd weer actief worden op de Spaanse markt.
2.10.Bij de begroting van de bruto-omzet uit de Spaanse markt over de periode 2001 - 2012 acht de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
De door [eiseres] overgelegde jaarstukken 1994 tot en met 2000 tonen de omzet uit de Spaanse markt en de overige (niet-Spaanse) markt. De bij brief van mr. Oostenbroek van 8 februari 2010 overgelegde producties 1 tot en met 7 betreffen de omzetgegevens van de Spaanse markt over de periode van 1994 tot en met 2000. Uit een vergelijking tussen deze cijfers met de in de jaarstukken 1994 tot en met 2000 vermelde totale omzet volgt dat de Spaanse omzet over die jaren, 1998 uitgezonderd, een aanzienlijk deel uitmaakt van de totale omzet van [eiseres]. In het hieronder weergegeven schema is de vergelijking tussen deze cijfers per jaar uitgesplitst en in euro's weergegeven:
2.11.Gegeven de juistheid van de stelling van [eiseres] dat zij sinds 2001 geen omzet uit de Spaanse markt heeft genoten, tonen de jaarstukken over de periode 2001 tot en met 2006 de omzet uit de niet-Spaanse markt. Om vast te stellen wat de omzet van de Spaanse markt over die jaren zou zijn geweest, neemt de rechtbank het gemiddelde percentage van de Spaanse omzet in de totale omzet over de jaren 1994 tot en met 2000 op de totale omzet (Spaanse- en niet Spaanse omzet). Op basis van dit gemiddelde percentage van 71 is de in de jaarstukken van 2001 tot en met 2006 vermelde niet-Spaanse omzet 29% van de totale omzet. De bruto Spaanse omzet over de jaren 2001 tot en met 2006 begroot de rechtbank dan in redelijkheid op de in de jaarstukken vermelde totale bruto-omzet x 71/29.
Bij gebrek aan jaarstukken over de periode van 2007 tot en met 2012 zal de rechtbank schattenderwijs vaststellen hoe de totale omzet zich over de periode van 2007 tot en met 2012 zou hebben ontwikkeld, om vervolgens de Spaanse omzet te berekenen. De goede en kwade kansen meewegend stelt de rechtbank de niet-Spaanse omzet over die periode naar billijkheid vast op (afgerond) € 114.000,- per jaar, te weten de gemiddelde niet-Spaanse omzet over de jaren 1994 tot en met 2006. De Spaanse omzet bedraagt dan per jaar € 114.000,- x 71/29 = € 279.103,-.
2.12.De rechtbank merkt ten aanzien van de omvang van de Spaanse omzet over de periode van 1994 - 2000 nog op dat NAKT en de Staat terecht aanvoeren dat sommige facturen in US dollars danwel peseta's zijn uitgedrukt en dat niet duidelijk is of [eiseres] in haar berekening van de Spaanse omzet de juiste wisselkoers heeft gebruikt. Het had echter op de weg van NAKT en de Staat gelegen nader te onderbouwen dat [eiseres] werkelijk onjuiste wisselkoersen heeft gehanteerd. De in euro's en guldens omgerekende bedragen staan immers op de betreffende facturen vermeld. Nu NAKT en de Staat dit hebben nagelaten, wordt het terzake gevoerde verweer als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
2.13.NAKT en de Staat voeren tot slot aan dat de Spaanse omzet moet worden gecorrigeerd in die zin dat de omzet van de Roncardotomaat moet worden geabstraheerd omdat dat zaad sinds 1997 nauwelijks nog verkocht werd. Ter comparitie heeft [eiseres] betoogd dat in 2000 andere tomatenrassen het Roncardoras heeft vervangen, zodat geen correctie noodzakelijk is. Dit betoog ziet de rechtbank ondersteund in de sinds 1997 aan de Spaanse afnemers verzonden facturen, waarin minder Roncardotomaten zijn opgenomen en steeds meer andere tomatenzaden. De groei in de Spaanse omzet sinds 1997 geeft evenmin aanleiding om de door NAKT en de Staat betoogde correctie door te voeren.
2.14.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, begroot de rechtbank de bruto Spaanse omzet over de periode van 2001 tot en met 2012 naar billijkheid aldus:
2.15.NAKT en de Staat voeren aan dat de gederfde Toro-omzet beperkt is tot de periode waarin Toro van de B-lijst geschrapt is geweest. Dit verweer passeert de rechtbank. De stelling van [eiseres] dat Toro vooral voor de Spaanse markt was bedoeld (dagvaarding sub 11; conclusie van repliek sub 71) hebben NAKT en de Staat niet betwist, zodat de rechtbank van de juistheid van het betoog van [eiseres] op dit punt uitgaat. Nu de periode waarin het aan de onrechtmatige gedraging causaal gerelateerde verlies van omzet uit de Spaanse markt is vastgesteld op twaalf jaar, moet de misgelopen Toro-omzet over eenzelfde periode worden berekend. NAKT en de Staat betogen weliswaar dat [eiseres] onvoldoende pogingen zou hebben ondernomen om Toro weer in de markt te zetten, maar aan dit betoog gaat de rechtbank voorbij nu dit feitelijk niet is onderbouwd.
Omvang gederfde Toro-omzet
2.16.Bij de begroting van de gederfde Toro-omzet neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt. Uit de facturen van 17 juli 1999 en 13 juli 2000 van [eiseres] aan [B] volgt dat [eiseres] in die jaren 50.000 zaden respectievelijk 208.000 zaden tegen een prijs van Hfl. 150,- per 1000 zaden heeft geleverd. Deze hoeveelheden duiden er niet op dat [B] in 2001 één miljoen zaden van [eiseres] zou hebben afgenomen. De in de brief van Eden Seeds vermelde bestellingen van (in totaal) 800 kilo zaad sinds 2000 vormen naar het oordeel van de rechtbank geen graadmeter voor de begroting van de hoeveelheid Toro die [eiseres] in 2001 zou hebben verkocht. Weliswaar blijkt uit die aantallen dat [eiseres] er vertrouwen in had dat zij op termijn 800 kilo zaad (= 22,4 miljoen zaden) zou kunnen verkopen, maar of dit ook werkelijk in de periode van 2001 tot 2004 zou zijn gerealiseerd, zoals [eiseres] in haar eigen overzicht heeft vermeld, is maar zeer de vraag. In elk geval heeft [eiseres] de door haar onder punt 33 van de brief van 8 februari 2010 van mr. Oostenbroek geprognosticeerde verkoop niet voldoende onderbouwd, zodat de rechtbank die - zeer gunstige - cijfers niet tot uitgangspunt kan nemen.
2.17.Uit een vergelijking tussen de hoeveelheid zaden die in 1999 is geleverd met de in 2000 geleverde hoeveelheid zaden, kan aan Toro wel enige verkooppotentie worden toegeschreven. Immers, [B] bestelde in 2000 ruim viermaal zoveel zaden als in 1999. Nu evenmin is bestreden dat [B] optrad als een tussenhandelaar voor tuinders in Spanje, is het voorts aannemelijk dat de verkoop van Torozaad exponentieel zou zijn gegroeid.
Volgens een door [eiseres] overgelegde verklaring van 21 oktober 2009 van [werknemer], werkzaam in groentezaden, moet bij een doorgebroken nieuw ras op zijn minst worden uitgegaan van een verdubbeling van de omzet per jaar gedurende vier of vijf jaar, met daarna één of twee jaar stabiele verkopen en vervolgens een jaarlijkse afname van de omzet met 20% tot ten slotte weinig omzet, omdat op enig moment een verbeterd komkommerras zal zijn ingevoerd. Over het omzetverloop van groentezaden wordt in het ambtsbericht van het Spaanse ministerie van Landbouw en Visserij van de deelregering van Andalusië vermeld dat de komkommermarkt in Spanje dynamisch is, waarin bestaande variëteiten de markt slechts gedurende korte periodes domineren en er aanzienlijke omzetfluctuaties kunnen bestaan.
Op grond van het vorenstaande en rekening houdend met een weging van goede en kwade kansen voor de toekomst, begroot de rechtbank de (misgelopen) bruto Toro-omzet, waarbij wordt uitgegaan van de op de facturen aan [B] vermelde prijs van Hfl. 150,- (= € 68,07) per 1000 zaden, naar billijkheid, aldus: over de periode vanaf 2000 tot en met 2003 x 4, vervolgens over de periode vanaf 2003 tot en met 2007 afnemend met 80% en daarna tot 2012 afnemend met 50%, wat neerkomt op (afgerond) de volgende bruto-omzet in euro's:
2.18.Partijen zijn het erover eens dat de brutomarge over de bruto-omzet de behaalde netto-omzet weergeeft. [eiseres] stelt, onder verwijzing naar de berekening van haar accountant [accountant] (productie 10 bij de brief van 8 februari 2010 van mr. Oostenbroek), dat de brutomarge over de Spaanse omzet 52,5,% is. Dit percentage is door NAKT en de Staat niet (voldoende) gemotiveerd bestreden. Ten aanzien van de Toro-omzet heeft [eiseres] geen ander percentage gesteld, zodat de rechtbank eveneens uitgaat van een brutomarge van 52,5%. Gelet op het geringe aandeel van de niet-Spaanse omzet in de totale bruto-omzet ziet de rechtbank aanleiding om de brutomarge over de totale omzet naar billijkheid eveneens te begroten op 52,5%.
De netto-omzet over de periode van 2001 - 2012 is derhalve (afgerond):
2.19.Voor de berekening van de behaalde winst voor [eiseres] is vervolgens de omvang van de bedrijfskosten van belang. In onderdeel 4.11.3 van het tussenvonnis zijn in dit verband de extra bedrijfskosten wegens de substantieel hogere omzet in redelijkheid vastgesteld op 10%.
Over de periode van 2001 tot en met 2006 is de omvang van de bedrijfskosten af te leiden uit de bij conclusie van repliek overgelegde jaarstukken en het overzicht van accountant [accountant] (productie 10 bij de brief van 8 februari 2010 van mr. Oostenbroek). De bedrijfskosten over de jaren 2003 tot en met 2006 laat de rechtbank voor de berekening van de gederfde winst buiten beschouwing omdat in die jaren nauwelijks tot geen personeelskosten zijn gemaakt. Dit zou niet waarschijnlijk zijn geweest in de situatie dat [eiseres] de Spaanse en Toro- omzet zou hebben genoten. Voor de omvang van de bedrijfskosten over die jaren én over 2007 tot en met 2012 knoopt de rechtbank aan bij de gemiddelde bedrijfskosten over de periode van 1994 tot en met 2004, zoals vermeld in het overzicht van accountant [accountant]. De rechtbank ziet aanleiding om in het gemiddelde ook de bedrijfskosten over de jaren 2003 en 2004 te betrekken, teneinde ook de mindere jaren (en de daarmee samenhangende lagere bedrijfskosten) in het gemiddelde tot uitdrukking te laten komen. Immers, ook bij de begroting van de omzet over de jaren 2007 tot en met 2012 zijn de mindere jaren meegewogen. De rechtbank stelt de bedrijfskosten over de periode van 2007 tot en met 2012 daarom schattenderwijs naar billijkheid vast op € 306.727,- vermeerderd met 10% wegens de extra omzet = € 337.399,- per jaar. Dit alles in ogenschouw nemend begroot de rechtbank de door [eiseres] gederfde winst wegens de misgelopen Toro-verkoop en verkoop op de Spaanse markt over de periode 2001 tot en met 2012 op (afgerond) € 829.662,-, zoals blijkt uit het volgende schema:
2.20.Van deze schade komt 80% voor rekening van NAKT en de Staat, zodat de vordering ten aanzien van de gederfde winst tot een bedrag van € 663.729,60 toewijsbaar is. Over dit bedrag zijn NAKT en de Staat de wettelijke rente verschuldigd. De door [eiseres] gestelde ingangsdata van de rente zijn niet bestreden, zodat de wettelijke rente aldus zal worden toegewezen:
- over € 204.744,- vanaf 1 januari 2004;
- over € 176.835,- vanaf 1 januari 2005;
- over € 47.765,- vanaf 1 januari 2006;
- over € 336.483,- vanaf 1 januari 2007;
- over € 63.837,- vanaf 1 januari 2008;
alles tot aan de dag der algehele voldoening.
2.21.Indien [eiseres] slaagt in het haar opgedragen bewijs, zal haar vordering in hoofdsom tot een bedrag van
€ 675.146,20 (€ 11.416,60 + € 663.729,60), vermeerderd met rente, toewijsbaar zijn.
2.22.De zaak zal worden verwezen naar de rol voor de in onderdeel 2.5 vermelde aktewisseling. De rechtbank geeft partijen nadrukkelijk in overweging om met elkaar in overleg te treden over een minnelijke beëindiging van hun geschil.
2.23.Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
- verwijst de zaak naar de rol van 14 april 2010 voor een akte aan de zijde van [eiseres] over hetgeen in onderdeel 2.5 van dit vonnis is weergegeven;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis, mr. H.M. Boone en mr. E.A.W. Schippers en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2010.