ECLI:NL:RBSGR:2010:BM0302

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/753627-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dierenmishandeling en vernielingen door verdachte in Zoeterwoude en Zoetermeer

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 7 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ernstige dierenmishandeling en vernielingen. De verdachte heeft op afschuwelijke wijze een geit en drie lammetjes gedood, waarbij hij de dieren op gruwelijke wijze heeft behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 september 2009 in Zoeterwoude een geit met een mes heeft verwond, waarna het dier is overleden. Daarnaast heeft hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 30 september 2009 in Zoeterwoude en Zoetermeer meerdere dieren gedood en gestolen. De verdachte heeft ook parkmeubilair en borden beklad met teksten die de dierenmishandeling verherrijkten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 155 dagen, alsook tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van € 300,- aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidivegevaar van de verdachte zwaar laten meewegen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/753627-09
Datum uitspraak: 7 april 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
adres [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "P.I. Flevoland - HvB Almere Binnen" te Almere.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 februari 2010 en 24 maart 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.M.A. Vinken en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. J.I. Echteld, advocaat te Gouda, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2009 in Zoeterwoude, nodeloos en/of zonder redelijk doel bij een dier pijn en/of letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en/of het welzijn van een dier heeft benadeeld, immers heeft hij een geit een steek-/snijwond in de zij toegebracht (waarna die geit nog ongeveer zestien uren, althans enkele uren, althans enige tijd, heeft geleefd);
art 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 april tot 2008 en met 30 september 2009 in Zoeterwoude en/of Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk (een) dier(en), te weten een geit en/of drie, althans één of meer
scha(a)p(en), geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of de gemeente Zoeterwoude en/of de gemeente Zoetermeer, althans aan een ander of anderen dan verdachte, heeft gedood en/of heeft beschadigd en/of heeft weggemaakt, door met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, in dit/deze dier(en) te steken en/of snijden, tengevolge waarvan dit/deze dier(en) is/zijn overleden, waarna hij dit/één of meer van deze dier(en) in
brand heeft gestoken;
art 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 april tot 2008 en met 30 september 2009 in Zoeterwoude en/of Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de weide, vee, te weten twee, althans één of meer geit(en) en/of drie, althans één of meer scha(a)p(en), geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of de gemeente Zoeterwoude en/of de gemeente Zoetermeer, althans aan een ander of anderen dan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 september 2009 te
a) Zoeterwoude en/of
b) Zoetermeer en/of
c) Leidschendam (gemeente Leidschendam-Voorburg) en/of
d) Valkenburg (gemeente Katwijk) en/of
e) Leiden
opzettelijk en wederrechtelijk
a) (park)meubilair (picknickbankjes(s) en/of -tafel(s)) en/of
(bewegwijzerings)bord(en) en/of
b) (park)meubilair (picknickbankjes(s) en/of -tafel(s)) en/of
c) (een) brugleuning(en) en/of
d) (een) schutting(en) en/of)
e) (een) auto('s), een sjaaltje en/of een (informatie)bord,
toebehorende aan
a) de gemeente Zoeterwoude en/of
b) de gemeente Zoetermeer en/of
c) de gemeente Leidschendam-Voorburg en/of
d) de gemeente Katwijk en/of
e) DZB (De Zijl Bedrijven), althans de gemeente Leiden, in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk
a) dit meubilair en/of dit/deze bord(en) te bekladden, althans door daar (met een zogenaamde permanentmarker) op te tekenen en/of te schrijven en/of
b) dit meubilair te bekladden, althans door daar (met een zogenaamde permanentmarker) op te tekenen en/of te schrijven en/of
c) deze brugleuning(en) te bekladden, althans door daar (met een zogenaamde permanentmarker) op te schrijven en/of
d) deze schutting(en) te bekladden, althans door daar (met een zogenaamde permanentmarker) op te tekenen en/of te schrijven en/of
e) één of meer ruiten van deze auto('s) in te slaan en/of dit sjaaltje (gedeeltelijk) te verbranden en/of dit bord te bekladden, althans door daar (met een zogenaamde permanentmarker) op te tekenen;
art 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 04 februari 2009 te Leiden opzettelijk brand heeft gesticht in een (zee)container, bevattende machines en/of (tuin)gereedschap, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met het plastic van (een) bladblazer(s) en/of (een) bosmaaier(s), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die bladblazer(s) en/of die bosmaaier(s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de overige machines en/of (tuin)gereedschap, althans de inhoud van die (zee)container, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 februari 2009 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk een (zee)container en/of (tuin)gereedschap, te weten (een) bladblazer(s) en/of (een) bosmaaier(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan DZB (De Zijl Bedrijven), althans de gemeente Leiden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die bladblazer(s) en/of die bosmaaier(s) (gedeeltelijk) te verbranden;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte op 27 september 2009 te Zoeterwoude een steekwond heeft toegebracht aan een geit, ten gevolge waarvan die geit pijn heeft ondervonden en is overleden (feit 1). Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 april 2008 tot en met 30 september 2009 te Zoeterwoude en Zoetermeer geiten en drie schapen heeft gedood en gestolen uit de weide (feit 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief). Voorts acht de officier van justitie bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 september 2009 verschillende vernielingen heeft gepleegd te Zoetermeer, Zoeterwoude en Leiden (feit 3) en op 4 februari 2009 te Leiden opzettelijk brand heeft gesticht in een zeecontainer (feit 4 primair).
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank gaat uit van het volgende1:
Ten aanzien van feit 1:
Aangever [A] heeft op 27 september 2009 te Zoeterwoude zijn geit levend aangetroffen met een steekwond aan de rechterzijde van zijn buik. De geit is vervolgens overleden.2 Een dierenarts heeft de geit onderzocht en verklaard dat de geit rechtstreeks in zijn pens is gestoken, hetgeen hevige ontstekingsreacties teweeg brengt. Een geit overlijdt bij een dergelijke steekwond binnen twaalf uur. De lijdensweg voor de betreffende geit moet gruwelijk zijn geweest.3 Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij een geit in een weiland in Zoeterwoude in zijn zij heeft gestoken op het moment dat deze langs hem spurtte. Hij heeft verder niets gedaan met de geit.4
Gelet op bovenstaande verklaringen acht de rechtbank het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Aangever [B], medewerker van de gemeente Zoetermeer, werd op 11 april 2008 aangesproken door een voorbijganger, die vertelde dat hij een doormidden gesneden lam had gevonden. Op 10 april 2008 was aangever nog in het verzorgingsgebied geweest waarbij hem niets was opgevallen. Aangever heeft aan de oortag van het lam gezien dat het eigendom was van de gemeente Zoetermeer. De achterkant van het lam heeft hij niet meer kunnen vinden.5 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij het Zoetermeerse strandje een zwart schaap met een paar steken heeft omgebracht. Hij heeft het schaap doormidden gehakt en gekliefd met een keukenmes. Hij heeft het achterste gedeelte van het schaap eraf gehaald en meegenomen. Later heeft hij het vlees weer weggegooid.6 Ter terechtzitting heeft verdachte deze verklaring bevestigd.
Aangever [C], beheerder van een kinderboerderij te Zoetermeer en gemachtigd om namens de gemeente Zoetermeer aangifte te doen, zag op 29 april 2009 dat er twee agenten voor het hek van de kinderboerderij stonden. Zij verklaarden dat zij op aanwijzen van een passant een half lam hadden aangetroffen op het fietspad in de Meerpolder te Zoetermeer. Aangever heeft aan het oorlabel van het lam gezien dat deze eigendom was van de gemeente Zoetermeer. Hij zag dat het lam was overleden doordat het doormidden was gesneden.7 Verbalisant [verbalisant] bevestigt dat van betreffend lam het bekken en de achterpoten afgesneden waren. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft op 5 mei 2009 sectie uitgevoerd op het lam, waaruit is gebleken dat het lam bij leven is doorgesneden en als gevolg daarvan is overleden.8
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij het Zoetermeerse strandje wederom een zwart schaap doormidden heeft gekliefd met een groot keukenmes. Hij heeft het schaap van dezelfde plek als het eerste schaap weg gehaald. De voorkant van het schaap heeft hij meegenomen en later gedumpt op een fietspad.9 Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting bevestigd.
Op 4 mei 2009 is aangever [D], medewerker van de gemeente Zoetermeer, door de politie in kennis gesteld van het feit dat er een dood schaap aan de Broekwegkade te Zoetermeer zou liggen. Ter plaatse zag aangever dat een lam in tweeën gesneden was, waarbij de twee achterpootjes en een stuk rug niet meer aanwezig waren.10
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat op 4 mei 2009 een half lammetje was aangetroffen op een picknicktafel langs het fietspad in de Meerpolder te Zoetermeer. Dit lammetje was volledig doorgesneden net boven het bekken, ogenschijnlijk op dezelfde wijze als het op 29 april 2009 aangetroffen lammetje. Het bekken en de achterpoten waren wederom verdwenen. Het lammetje was zodanig neergelegd dat de buikholte, met de daaruit hangende darmen, voor het publiek goed zichtbaar was. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft op 5 mei 2009 sectie uitgevoerd op het lam, waaruit is gebleken dat het lam bij leven is doorgesneden en als gevolg daarvan is overleden.11
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij in Zoetermeer een zwart schaap doormidden heeft gekliefd en op een picknicktafel heeft gelegd. Het achterste gedeelte van het schaap heeft hij mee naar huis genomen.12 Deze verklaring heeft hij ter terechtzitting bevestigd.
Op 12 juli 2009 heeft verbalisant [verbalisant] aan het Molenpad te Zoeterwoude een dood geitje, hangend aan een picknicktafel, aangetroffen. Het dier had diepe snijwonden opgelopen, waardoor een groot gedeelte van de ingewanden van het dier naast zijn lichaam hingen. Tevens zag de verbalisant dat de rechterhelft van de kop van het dier zware brandwonden had opgelopen.13 Aangever [A] heeft, aan de hand van foto’s, zijn geitje herkend.14
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij een geitje heeft meegenomen naar het Molenpad te Zoeterwoude. Hij heeft de geit met een keukenmes in zijn borstkas gestoken en tussen de planken van een picknicktafel opgehangen.15 Verdachte heeft tevens benzine over een geit gegoten en deze in brand gestoken.16 Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting bevestigd.
Aangever [A] heeft verklaard dat hij op 26 september 2009 omstreeks 19.00 uur zijn geiten te Zoeterwoude heeft gevoerd. Op 27 september 2009 te 16.40 uur kwam verdachte bij zijn geiten terug en zag hij aan het hek de pens van een dier hangen. Ook zag hij veel bloed voor het hek liggen. Aangever heeft zijn geit niet meer aangetroffen.17
Verbalisant [verbalisant] verklaart dat hij op 27 september 2009 op het bewuste perceel te Zoeterwoude de resten van darmen en een pens heeft aangetroffen. Verbalisant heeft in de omgeving gezocht naar het kadaver van het vermiste geitje, maar deze is niet gevonden.18
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in het weiland bij dezelfde boer te Zoeterwoude een geit heeft geprikt met een Zwitsers zakmes. Deze geit was op slag dood. Verdachte heeft de geit achtergelaten in de bosjes.19 Ter terechtzitting is verdachte bij deze verklaring gebleven.
Gelet op bovenstaande aangiftes, verklaringen van verbalisanten en de bekennende verklaringen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de periode van 10 april 2008 tot en met 27 september 2009 te Zoetermeer en Zoeterwoude drie schapen en twee geiten heeft gedood. Één van de geiten heeft hij daarnaast in brand gestoken. Tevens acht de rechtbank eendaadse samenloop met de diefstal van deze dieren uit de wei wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat in de tenlastelegging onder feit 2 eerste cumulatief/alternatief is opgenomen ‘een geit’ en onder het feit 2 tweede cumulatief/alternatief ‘een of meer geiten’. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke verschrijving, nu uit de gehele tenlastelegging van feit 2 en het onderliggende dossier volgt dat het om twee geiten, en dus meer dan één, gaat. De rechtbank zal deze kennelijke verschrijving verbeterd lezen en acht verdachte hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Deze kennelijke verschrijving heeft niet tot onduidelijkheid van de tenlastelegging geleid. Ter terechtzitting is immers gebleken dat het voor verdachte en zijn raadsvrouw volkomen duidelijk was dat ook met het onder 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit gedoeld werd op meer dan één geit.
Ten aanzien van feit 3:
Onder a)
Aangever [E], medewerker van de gemeente Zoeterwoude, heeft verklaard dat in de periode van 27 augustus 2009 tot en met 28 augustus 2009 met stift tekst en tekeningen zijn aangebracht op een informatiebord te Zoeterwoude. De tekst op het bord slaat op het voorval met het geitje op het Molenpad te Zoeterwoude.20
In de periode van 15 september 2009 tot en met 16 september 2009 te Zoeterwoude heeft aangever [E] voor de derde maal graffiti over het mishandelen van dieren aangetroffen op de bank en tafel van de picknickset op het midden van het Molenpad te Zoeterwoude.21
Aangever [E] heeft verklaard dat er in de periode van 17 september 2009 tot en met 22 september 2009 opnieuw teksten en tekeningen zijn aangetroffen over het toebrengen van dierenleed op de picknickset langs het Molenpad te Zoeterwoude.22
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben beelden bekeken, welke op 24 september 2009 zijn opgenomen door een camera, die gericht was op de picknicktafel van het Molenpad te Zoeterwoude. Op deze beelden hebben zij verdachte herkend. Te zien was dat verdachte met een stift op het tafelblad van de picknicktafel schreef.23
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij tekeningen heeft gemaakt op een wegwijzersbord en meerdere malen op de tafel en het bankje op het Molenpad te Zoeterwoude. 24Ter terechtzitting heeft hij deze verklaring bevestigd.
Onder b)
Aangever [F], werkzaam bij de gemeente Zoetermeer, heeft op 30 augustus 2009 graffiti aangetroffen op een bankje op de vogelspotplek van de Gemeente Zoetermeer. De letterlijke tekst luidt onder meer: een schaap of geit mishandelen is leuk. Probeer geen slagaders te raken, want dan bloedt hij snel dood; het schaap moet tenslotte wel lijden.25
Op 1 september 2009 komt er bij aangever [F] een melding van de politie binnen in verband met graffiti. De graffiti is aangetroffen op een picknicktafel in een parkje te Zoetermeer. De letterlijke tekst is onder meer: Een schaap dood martellen is leuk.26
Op 11 september 2009 werden er wederom een tekening en een tekst aangetroffen op de picknicktafel in een parkje te Zoetermeer. De letterlijke tekst is onder meer: Een schaap martellen is leuk.27
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op foto’s zijn handschrift en tekeningen herkent. Tevens heeft hij bekend dat hij wel eens op de vogelspotplaats in Zoetermeer is geweest, waar hij in het hok ook wel eens soortgelijke teksten en tekeningen heeft gemaakt.28 Ter terechtzitting heeft hij zijn verklaring bevestigd.
Onder e)
Aangever [G], werkzaam als teamleider bij DZB Leiden, heeft aangifte gedaan van beschadiging van een bord dat geplaatst is in het polderpark Cronesteyn. Op 1 september 2009 is op een bord een tekening van een persoon met een mes in zijn handen aangetroffen. De getekende persoon houdt de achterkant van een dier met zijn handen beet en doet alsof hij het mes in het dier steekt.29
Bij de politie heeft verdachte bevestigd dat hij tekeningen heeft gemaakt op een wegwijzerbord in Cronesteyn.30 Ter terechtzitting heeft verdachte niet anders verklaard.
[H] heeft, namens DZB Leiden, verklaard dat in de periode van 5 september 2009 en 6 september 2009 de ruiten van twee bedrijfswagens zijn ingegooid. Tevens lag een verbrand sjaaltje van het Nederlands elftal naast de bedrijfsauto.31
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij ruiten van de bedrijfswagens bij DZB heeft ingetikt. Het sjaaltje van het Nederlands elftal heeft hij aangestoken met een aansteker.32
Gelet op bovenstaande aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 3, sub a, b en e, ten laste gelegde vernielingen heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Aangever [I], medewerker van DZB Leiden, heeft verklaard dat hij op 4 januari 2009 op het bedrijventerrein van DZB in een zeecontainer brandschade aan meerdere machines heeft waargenomen.33
De politie heeft brandonderzoek verricht naar de brand in de zeecontainer. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat een bladblazer en bosmaaier gedeeltelijk zijn aangetast door het vuur.34
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij bij de DZB een brandje heeft gesticht in een zeecontainer. Hij heeft het plastic van één van de machines door de opening in de container aangestoken. In de container stonden bosmaaiers, bladblazers, gereedschap, schoffels enzovoorts.35
Gelet op de aangifte, het brandonderzoek en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
Bewezen is verklaard dat:
1.
hij op 27 september 2009 in Zoeterwoude, nodeloos en zonder redelijk doel bij een dier pijn en letsel heeft veroorzaakt dan wel de gezondheid en het welzijn van een dier heeft benadeeld, immers heeft hij een geit een steekwond in de zij toegebracht (waarna die geit nog enkele uren heeft geleefd);
2.
hij op tijdstippen in de periode van 10 april tot 2008 en met 27 september 2009 in Zoeterwoude en Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk dieren, te weten geiten en drie schapen, toebehorende aan [A] en/of de gemeente Zoetermeer, heeft gedood door met een mes in deze dieren te steken en snijden, tengevolge waarvan deze dieren zijn overleden, waarna hij één van deze dieren in brand heeft gestoken;
en
hij op tijdstippen in de periode van 10 april tot 2008 en met 27 september 2009 in Zoeterwoude en Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de weide, vee, te weten twee geiten en drie schapen, toebehorende aan [A] en/of de gemeente Zoetermeer;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 27 augustus 2009 tot en met 24 september 2009 te
a) Zoeterwoude en
b) Zoetermeer en
e) Leiden
opzettelijk en wederrechtelijk
a) parkmeubilair (picknickbankje en -tafel) en
een bewegwijzeringsbord en
b) parkmeubilair (picknickbankje en -tafel) en
e) auto's, een sjaaltje en een informatiebord,
toebehorende aan
a) de gemeente Zoeterwoude en
b) de gemeente Zoetermeer en
e) DZB (De Zijl Bedrijven), gemeente Leiden,
heeft vernield of beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk
a) dit meubilair en dit bord te bekladden, door daar met een zogenaamde permanentmarker op te tekenen en te schrijven en
b) dit meubilair te bekladden, door daar met een zogenaamde permanentmarker op te tekenen en te schrijven en
e) ruiten van deze auto's in te slaan en dit sjaaltje gedeeltelijk te verbranden en dit bord te bekladden, door daar met een zogenaamde permanentmarker op te tekenen;
4.
hij op 04 februari 2009 te Leiden opzettelijk brand heeft gesticht in een zeecontainer, bevattende machines en (tuin)gereedschap, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met het plastic van een bladblazer en bosmaaiers, ten gevolge waarvan die bladblazer en die bosmaaiers gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de overige machines en (tuin)gereedschap te duchten was;
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van de verdachte is een psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport, gedateerd 16 maart 2010, opgemaakt door drs. R. Thomassen (psychiater) en een rapport, gedateerd 17 maart 2010, opgemaakt door drs. S.P. van der Hoorn (psycholoog onder supervisie van drs. M.H. Keppel, GZ-psycholoog).
De psychiater rapporteert dat er bij verdachte sprake is van een stoornis van Asperger. Deze diagnose valt binnen de autismespectrumstoornissen. Tevens is een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale gedragingen vastgesteld. Het gedrag van verdachte moet gezien worden als gebrek aan vaardigheden vanuit zijn stoornis om zich op adequate wijze rond stressoren te uiten. Vanuit frustratie en de ontwikkeling van depressieve gevoelens rond het mislukken van sociale interacties komt verdachte tot destructief gedrag. Verdachte weet uiteindelijk geen andere weg te vinden dan het toegeven aan zijn impulsen en zich te uiten in extreem antisociaal gedrag. Deze antisociale uitingen bepalen het gevaar van zijn gedrag en onderscheidt hem van andere patiënten met een autismespectrumstoornis. Verdachte is in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar voor de ten laste gelegde feiten, indien deze bewezen worden verklaard.
De psycholoog concludeert eveneens dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een autisme spectrumstoornis (stoornis van Asperger). Deze ziekelijke stoornis heeft een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens tot gevolg. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale kenmerken. Genoemde ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Verdachte begrijpt en overziet sociale situaties onvoldoende en beschikt niet over empathische vermogens. Hij is eenzaam en er speelt een voortdurende onvrede door het niet kunnen accepteren van zijn beperkingen. Verdachte houdt agressieve gevoelens langdurig vast en kropt deze op, wat zich uit in agressieve fantasieën en onvoorspelbaar en rancuneus gedrag en een drang tot het uitleven van agressie; hetgeen heeft geleid tot het delictgedrag. Wat betreft het ten laste gelegde dient verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
De officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte sluiten zich aan bij deze conclusies.
De rechtbank neemt de conclusies van het psychiatrisch en psychologisch onderzoek over en maakt die tot de hare. Zij acht verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar en strafbaar voor het bewezenverklaarde, aangezien niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De Straf en Maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van zijn voorarrest en daarnaast, in navolging van het advies van de hierboven al genoemde deskundigen drs. R. Thomassen en drs. S.P. van der Hoorn aan hem op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Verdachte vormt een ernstig gevaar voor zijn omgeving en er is een aanzienlijke kans op recidive.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet op te leggen. Zij stelt dat er onvoldoende is onderzocht of de oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet een meer passende maatregel is, althans dat de uitgangspunten van de rapporteurs niet alle correct zijn terwijl op grond van deze uitgangspunten gekozen is voor TBS met dwangverpleging. De raadsvrouw wijst er op dat - gezien de ten laste gelegde feiten - TBS met dwangverpleging is gemaximeerd tot 4 jaar, terwijl de totale duur van TBS met voorwaarden eveneens aan een maximum van 4 jaar is gebonden. Het verkiezen van TBS met dwangverpleging boven TBS met voorwaarden vanwege de duur van de maatregel is om die reden niet steekhoudend, aldus de raadsvrouw. Verdachte heeft aangegeven volledig mee te willen werken aan TBS met voorwaarden. Verdachte heeft in het verleden zelf professionele hulp ingeschakeld en bewezen dat hij zijn afspraken na komt. Uit zijn documentatie kan afgeleid worden dat verdachte gevoelig is voor externe druk, zoals de oplegging van een voorwaardelijke straf. De raadsvrouw van verdachte verzoekt aanhouding van de zaak, zodat er nader onderzoek kan worden verricht naar de mogelijkheid van oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Tevens verzoekt de raadsvrouw geen gevangenisstraf op te leggen, langer dan de duur van de voorlopige hechtenis. Verdachte is detentieongeschikt en dient zo snel mogelijk behandeld te worden.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Het verzoek tot nader onderzoek
Zowel uit de rapportage van de psychiater als de rapportage van de psycholoog, zoals hierna nog meer uitgebreid wordt besproken, volgt expliciet dat de mogelijkheid van TBS met voorwaarden door de rapporteurs uitvoerig is overwogen en onderzocht. In beide rapportages is voorts gemotiveerd aangegeven waarom niet tot een advies van TBS met voorwaarden is gekomen en wel tot het advies van TBS met dwangverpleging. Het advies tot TBS met dwangverpleging is niet slechts gebaseerd op de geschatte noodzakelijke lange duur van de behandeling, maar ook op de naar het oordeel van de deskundigen vereiste intensieve behandeling met beveiliging. Dit mede met het oog op het aanwezige recidive- en gevaarsrisico. Het feit dat in dit geval, gelet op de ten laste gelegde feiten op grond van artikel 38e lid 1 Wetboek van Strafrecht, de duur van de TBS-maatregel in totaal niet meer dan 4 jaren kan zijn, terwijl zowel de psychiater als psycholoog spreken over de noodzaak tot langdurige behandeling, hetgeen een langere duur zou kunnen betekenen dan deze vier jaar, geeft de rechtbank dan ook geen aanleiding het onderzoek ter terechtzitting te heropenen opdat de psychiater en psycholoog nader kunnen rapporteren.
De op te leggen straf:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onnodig pijn en letsel veroorzaken bij een geitje. Verdachte heeft dit geitje in zijn buikstreek gestoken met een mes en het dier vervolgens aan zijn lot overgelaten. Gelet op de verklaring van de dierenarts blijkt dat het geitje gedurende ongeveer twaalf uur buitengewoon heeft geleden voordat het is overleden. Voor de eigenaar, die het geitje kermend van de pijn heeft aangetroffen, was dit voorval zeer schokkend, temeer nu hij te laat was om in te grijpen.
Voorts heeft verdachte drie lammetjes van een paar weken oud, op afschuwwekkende wijze gedood, door deze bij leven doormidden te snijden. Verdachte heeft daarbij het achterste gedeelte van de dieren meegenomen, naar eigen zeggen om deze op te eten. Het voorste gedeelte van de lammetjes heeft verdachte op voor publiek zichtbare plaatsen, zoals een picknicktafel, neergelegd en ook heeft hij ingewanden van een lammetje over een wegwijsbord gehangen. Tevens heeft verdachte bij een geitje diepe snijwonden toegebracht en het kopje van dat geitje verbrand, waarna hij dat geitje tussen de planken van een picknicktafel heeft opgehangen. Ook heeft hij een ander geitje met een steek van een mes gedood en heeft hij de ingewanden van dat geitje over een hek ‘tentoongesteld’.
De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij zonder enige aanleiding weerloze dieren zodanig heeft toegetakeld, dat zij daaraan zijn overleden. Daarnaast acht de rechtbank het zeer kwalijk dat verdachte zijn daden kennelijk heeft willen tonen aan voorbijgangers. Verdachte was immers op de hoogte van het feit dat hij de dieren heeft gedood in een natuurgebied, waar vele recreanten, waaronder kinderen, ongewild toeschouwer konden worden van zijn gruweldaden. Dergelijke daden leiden tot grote verontwaardiging en gevoelens van afschuw en onrust in de maatschappij.
Verdachte heeft voorts parkmeubilair en borden beklad met tekeningen en teksten. Dergelijk gedrag veroorzaakt schade in de vorm van de kosten van verwijdering. Deze schade komt voor rekening van de gemeente en moet daarmee uiteindelijk door de maatschappij worden gedragen. Gelet op de aard van de door verdachte aangebrachte tekeningen en teksten was verdachtes doel het schockeren van passanten. Verdachte schreef onder meer dat het martelen van schapen leuk is. Verdachte heeft daarmee bij willekeurige voorbijgangers nog eens extra de aandacht gevestigd op de nare dierenmishandelingen die hij eerder had gepleegd. Verdachte heeft daarover ter zitting verklaard dat het ook zijn bedoeling was deze daden nog eens extra gruwelijk weer te geven. Verdachte verklaarde voorts dat hij in de tekeningen aanwijzingen heeft verwerkt die naar zijn persoon verwezen, zoals DZB en Rambootje, in de hoop dat men dan bij hem zou uitkomen en het mishandelen en doden van dieren door hem zou stoppen.
Verdachte heeft daarnaast bij zijn voormalige werkgever ruiten van bedrijfswagens vernield en een sjaaltje in brand gestoken. Bovendien heeft hij brand gesticht in een zeecontainer van deze voormalige werkgever. Deze brandstichting is een zeer ernstig feit, omdat daardoor een aantal goederen is beschadigd, maar tevens gevaar heeft kunnen ontstaan voor andere goederen. Het is in het geheel niet aan verdachte te danken dat de brand nog redelijk beperkt is gebleven.
Verdachte heeft ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten verklaard dat hij zich na het doden van een dier een tijd lang slecht voelde, maar uiteindelijk kreeg de drang om wederom een dier te doden toch de overhand. Verdachte heeft ter terechtzitting spijt voor zijn daden getoond.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de vernielingen en brandstichting bij DZB heeft gepleegd omdat hij meerdere malen onenigheid heeft gehad met onder meer zijn baas.
Uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 november 2009 blijkt voorts dat verdachte al eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld, waaronder een poging tot doodslag.
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, gezien de ernst van de feiten weliswaar kort is te achten, maar gelet op de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en naast de op te leggen maatregel als hierna te melden, passend.
De op te leggen maatregel:
Uit de hiervoor vermelde psychiatrische rapportage door drs. R. Thomassen blijkt het volgende.
Het recidiverisico van verdachte is ernstig verhoogd. Dit komt omdat hij wederom in voor hem frustrerende en teleurstellende situaties rond sociale interacties zal belanden. Dit leidt tot gedachten over extreme gedragingen waaraan hij geen weerstand kan bieden. Hij is niet in staat, voordat zijn gedragingen actueel worden, maatregelen te nemen ter voorkoming van dit gedrag. Er is niet goed in te schatten vanuit psychiatrisch oogpunt of dit kan leiden tot het toebrengen van letsel aan andere mensen in welke vorm dan ook, of tot zelfmoord. Dit zijn wel scenario’s waar rekening mee dient te worden gehouden.
Begeleiding zal moeten plaatsvinden vanuit een klinische setting. Dit neemt vele jaren in beslag, omdat de veranderperspectieven gering zijn. Het advies aan de rechtbank luidt dan ook om terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen, om het delictrecidiverisico op een veilige en zekere manier te beperken. Terbeschikkingstelling met voorwaarden is ongeschikt en risicovol omdat een dergelijk kader de veiligheid onvoldoende waarborgt op langere termijn. Op een termijn van maanden tot een jaar zullen frustraties immers weer actueel worden.
Het voornoemde rapport van psycholoog drs. Van der Hoorn houdt het volgende in.
Bij verdachte is een zeer verhoogde kans op recidive aanwezig. Factoren die de recidive verhogen zijn onder meer zijn sociale handicap, gebrek aan empathie, agressieregulatieproblemen en het niet kunnen kanaliseren van emoties. Tevens ontbreekt een ondersteunend netwerk. De ernst en complexiteit van de problematiek vergt langdurige klinische behandeling. Verdachte is onvoorspelbaar en ongrijpbaar in zijn gedragingen, waardoor er gevaar dreigt voor mensen (waaronder voor verdachte zelf door suïciderisico), dieren en voorwerpen. Het Centrum Autisme heeft geen behandelingsmogelijkheden voor verdachte. Gedwongen opnamemogelijkheden kunnen vanuit de GGZ niet voor langere tijd gegarandeerd worden. Ter behandeling van bovengenoemde problematiek, ter voorkoming van recidive, ter bescherming van de maatschappij en betrokkene zelf en het falen van eerdere behandeling wordt een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling met dwangverpleging geadviseerd. Gezien het hoge recidiverisico dient deze behandeling intramuraal plaats te vinden. Hierbij zal vooral moeten worden ingezet op acceptatie en beter leren omgaan met zijn problematiek en op een verantwoorde wijze toewerken naar een beschermde woonvorm. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt, gezien de noodzaak tot intensieve behandeling met beveiliging, ontoereikend geacht.
Over de verdachte is tevens op 17 maart 2010 een voorlichtingsrapport opgemaakt door [J] van Reclassering Nederland, Regio Den Haag. De reclassering geeft aan zich te kunnen vinden in het bovengenoemde advies van de psychiater en psycholoog. Binnen een maatregel in de vorm van terbeschikkingstelling dwangverpleging speelt de reclassering verder geen rol meer.
Gelet op de conclusies in de rapportage van de psychiater en de psycholoog, die de rechtbank overneemt, en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, zal de rechtbank de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen.
De rechtbank overweegt hierbij dat de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging een beveiligingsmaatregel is, die de samenleving tegen ernstig recidivegevaar beoogt te beschermen. Zowel de psychiater als de psycholoog verklaren dat het recidiverisico van verdachte sterk verhoogd is. Verdachte is onvoorspelbaar en ongrijpbaar in zijn gedachten, waardoor er gevaar bestaat voor voorwerpen en dieren en tevens voor mensen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij er ook wel eens aan heeft gedacht om dingen bij mensen te doen. Gelet op het gevaarscriterium en het hoge recidiverisico acht de rechtbank de oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden in onderhavig geval niet toereikend.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten onder 2, 3 en 4 is oplegging van de TBS-maatregel op grond van de wet mogelijk.
Aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht is gelet op al het voorgaande voldaan.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[A] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 300,-.
7.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. tot een bedrag van € 300,-.
Voorts vordert de officier van justitie dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 300,-.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
24c, 36f, 37a, 37b, 57, 157, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
1, 36 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1:
overtreding van artikel 36, eerste lid, van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren;
Ten aanzien van feit 2:
eendaadse samenloop van
opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort doden, meermalen gepleegd;
en
diefstal van vee uit de weide, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 155 (honderdenvijfenvijftig) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
gelast ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [A] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [A], een bedrag van € 300,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzitter,
S.M. van der Schenk en R. Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.I. Hendricks, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de doorgenummerde processen-verbaal van regiopolitie Hollands Midden met het registernummer 2009273891 (blz. 1-170), het vervolg proces-verbaal van regiopolitie Hollands Midden met het nummer 2009273891 (blz. 171-190), het vervolg proces-verbaal van regiopolitie Hollands Midden met het nummer 2009273891(blz. 190-453) en het vervolg proces-verbaal van regiopolitie Hollands Midden met het nummer 2009273891 (blz. 454-572).
2 Proces-verbaal van aangifte [A], 2009273891-5 (blz. 137-140), blz. 138
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], 2009273891-11 (blz. 235-238), blz. 237
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 55
5 Proces-verbaal van aangifte [B], PL1551/2008/6228-3 (blz. 266-268), blz. 266
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 54
7 Proces-verbaal van aangifte [C], PL1551/2009/8101-2 (blz. 271-273), blz. 271
8 Proces-verbaal van bevindingen PL 1551/2009/8401-9 (blz. 285-287), blz. 285
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 54
10 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1551/2009/8401-23 (blz. 281-284), blz. 281
11 Proces-verbaal van bevindingen PL 1551/2009/8401-9 (blz. 285-287), blz. 285 en 286
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 54
13 Proces-verbaal van bevindingen, 2009226858-2 (blz. 105-106), blz. 105
14 Proces-verbaal van aangifte [A], 2009226858-3 (blz. 102-104), blz. 103
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 54 en 55
16 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 58
17 Proces-verbaal van aangifte [A], 2009273891-5 (blz. 137-140), blz. 138
18 Proces-verbaal van bevindingen, 2009273891-4 (blz. 141-142), blz. 141 en 142
19 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 55
20 Proces-verbaal van aangifte [E], 2009257675-3 (blz. 343-347), blz. 343
21 Proces-verbaal van aangifte [E], 2009267789-3 (blz. 363-365), blz. 363
22 Proces-verbaal van aangifte [E], 2009272555-3 (blz. 372-374), blz. 372
23 Proces-verbaal van bevindingen, 2009226858-7 (blz. 123-128), blz. 126
24 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 55, 56 en 57
25 Proces-verbaal van aangifte [F], 1551/2009/16349-4 (blz. 320-322), blz. 320
26 Proces-verbaal van aangifte [F], 1551/2009/16388-4 (blz. 329-331), blz. 329
27 Proces-verbaal van aangifte [F], 1551/2009/19586-2 (blz. 338-340), blz. 338
28 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 57
29 Proces-verbaal van aangifte [G], 2009263016-2 (blz. 151-152), blz. 151
30 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 56
31 Proces-verbaal van aangifte [H], 2009261068-1 (blz. 156-159), blz. 157
32 Proces-verbaal van verhoor verdachte (blz. 48-60), blz. 50
33 Proces-verbaal van aangifte [I], 1643/09-022347 (blz. 381-383), blz. 381
34 Proces-Verbaal brandonderzoek, 1643/09-022347 (blz. 392-393), blz. 393
35 Proces-verbaal van verhoor verdachte, 2009273891 (blz. 223-227), blz. 225