ECLI:NL:RBSGR:2010:BL8632

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/3687
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de bestuurlijke lus en gebreken in de motivering van bezwaararbeidsdeskundige

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J. Wintjes, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank had eerder op 17 februari 2010 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid bood om binnen drie weken de geconstateerde motiveringsgebreken in het bestreden besluit van 14 april 2009 te herstellen. Verweerder heeft deze termijn echter ongebruikt laten verstrijken en geen verzoek tot verlenging ingediend.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat verweerder kennelijk niet in staat is de gebreken te repareren, aangezien dezelfde gebreken ook aan het primaire besluit van 29 oktober 2008 kleven. Daarom besluit de rechtbank zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen.

De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten die eiser heeft gemaakt in zowel bezwaar als beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 1288,--, en verweerder dient het door eiser betaalde griffierecht van € 41,-- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 1, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/3687 WAO
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[A], wonende te [plaats], eiser, gemachtigde mr. A.J. Wintjes
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I PROCESVERLOOP
Op 17 februari 2010 heeft deze rechtbank tussenuitspraak gedaan. Deze is op dezelfde dag aan partijen verzonden.
II OVERWEGINGEN
In de tussenuitspraak van 17 februari 2010 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken na verzending van de tussenuitspraak de in die tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebreken die kleven aan het bestreden besluit van 14 april 2009 te herstellen.
Verweerder heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken en evenmin is om verlenging van deze termijn verzocht.
Gelet hierop en de rechtsoverwegingen opgenomen in de tussenuitspraak is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Uit het ongebruikt laten verstrijken van de bovengenoemde hersteltermijn door verweerder trekt de rechtbank de conclusie dat verweerder de geconstateerde gebreken kennelijk niet kan repareren. Aangezien aan het primaire besluit van 29 oktober 2008 dezelfde gebreken kleven, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen.
Verweerder wordt in de door eiser gemaakte proceskosten in zowel bezwaar als beroep veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een bezwaar- en beroepschrift en het verschijnen op de hoorzitting in bezwaar en het verschijnen ter zitting in beroep) 4 punten worden toegekend, met een waarde per punt van € 322,--.
III BESLISSING
De rechtbank ’s-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep gegrond.
Vernietigt het bestreden besluit van 14 april 2009.
Bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Verklaart het bezwaar gegrond.
Herroept het primaire besluit van 29 oktober 2008.
Bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 41,--, vergoedt.
Veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 1288,--, welke kosten verweerder aan eiser dient te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. J. van Dort, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M. Kraan.
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak van 17 februari 2010 kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak tegelijkertijd hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.