ECLI:NL:RBSGR:2010:BL8492

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/5891
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en voortduren van de maatregel in het licht van de uitspraak Mikolenko vs. Estonia

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 maart 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, die zich op dat moment in detentie bevond. Eiser, van onbekende nationaliteit, had op 15 februari 2010 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, die op 19 mei 2009 was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie. Eerdere beroepen tegen de maatregel waren reeds ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 17 februari 2010 was opgeheven, maar dat het beroep om schadevergoeding nog steeds beoordeeld moest worden.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring alleen gerechtvaardigd kan zijn met het oog op uitzetting. Eiser had in zijn gronden van beroep verwezen naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mikolenko vs. Estonia, waarin de omstandigheden van de detentie aan de orde kwamen. De rechtbank concludeert echter dat de feiten en omstandigheden in de onderhavige zaak wezenlijk verschillen van die in de Mikolenko-zaak. In de Mikolenko-zaak was de nationaliteit van de vreemdeling vastgesteld, terwijl dat in deze zaak niet het geval was. Bovendien was de duur van de bewaring in deze zaak aanzienlijk korter dan in de Mikolenko-zaak, waar de vreemdeling drie jaar en elf maanden in detentie zat, terwijl eiser bijna negen maanden in bewaring verbleef.

De rechtbank oordeelt dat de verweerder voldoende stappen heeft ondernomen ter voorbereiding van de uitzetting van eiser en dat eiser tijdens de bewaring heeft geweigerd medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. De rechtbank acht het redelijk dat verweerder enige tijd nodig had om te onderzoeken welk uitzettingstraject gevolgd zou worden, vooral na de bekendmaking op 3 februari 2010 dat eiser niet in aanmerking kwam voor het terugkeertraject Perspectief. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot 17 februari 2010 gerechtvaardigd was en verklaart het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 10/5891
Uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
X
van onbekende nationaliteit,
V-nummer:
eiser,
gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. De Staatssecretaris van Justitie, hierna verweerder, heeft op 19 mei 2009 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. Eerdere beroepen tegen de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel zijn, laatstelijk bij uitspraak van 29 januari 2010, ongegrond verklaard.
1.2. Eiser heeft tegen het voortduren van de bewaring op 15 februari 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank. Daarbij is tevens om schadevergoeding verzocht. De gronden van het beroep zijn ingediend op 25 februari 2010.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken - daaronder begrepen de inlichtingen met betrekking tot de (voortgang van de voorbereiding van de) verwijdering van eiser - aan de rechtbank en aan eiser toegestuurd.
1.4. De maatregel van bewaring is op 17 februari 2010 opgeheven.
1.5. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 1 maart 2010. Eiser en zijn gemachtigde zijn aldaar, met kennisgeving, niet verschenen. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen D.A. Riezebos. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. Ingevolge artikel 106 Vw 2000 kan de rechtbank, indien de maatregel strekkende tot vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel is opgeheven, de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen. Hoewel de maatregel van bewaring reeds is opgeheven, zal de rechtbank derhalve - gelet op het verzoek om schadevergoeding - dienen te beoordelen of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel gerechtvaardigd waren en of de maatregel niet langer heeft geduurd dan noodzakelijk is.
2.2. Eiser heeft in de gronden van het beroep aangevoerd dat de maatregel van bewaring enkel mag worden opgelegd en voortduren met het oog op uitzetting. Met andere woorden, met het oog op het tegen diens wil uit Nederland verwijderen van eiser, zonder dat de medewerking van eiser daartoe vereist is. Nu verweerder daarin niet slaagde en het kennelijke doel van de bewaring niet langer de uitzetting maar het vrijwillig vertrek van eiser was, dient de maatregel onrechtmatig te worden verklaard vanaf de sluiting van het vorige onderzoek. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 8 oktober 2009, Application no. 10664/05, Mikolenko vs. Estonia.
2.3. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Het beroep van eiser op de uitspraak van het EHRM van 8 oktober 2009, no. 10664/05 (LJN BK9153), faalt nu de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot voornoemde uitspraak van het EHRM op essentiële onderdelen verschillen van die in de onderhavige zaak. In dit verband wijst de rechtbank erop dat in de zaak van Mikolenko de nationaliteit van de betrokken vreemdeling was vastgesteld, terwijl daarvan in de onderhavige zaak geen sprake is. Bovendien is in de onderhavige zaak de duur van de bewaring significant korter dan in de zaak van Mikolenko. Mikolenko zat in het kader van zijn uitzetting drie jaar en elf maanden in detentie. Eiser heeft bijna negen maanden in bewaring verbleven. Voorts is door verweerder in de onderhavige zaak diverse stappen ondernomen ter voorbereiding van de uitzetting van eiser en heeft verweerder daarbij immer voortvarend gehandeld. Daar komt bij dat eiser tijdens de bewaring evident heeft geweigerd medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de maatregel van bewaring langer heeft geduurd dan noodzakelijk.
2.4. Voorts acht de rechtbank het redelijk dat verweerder, nadat op 3 februari 2010 bekend werd dat eiser niet in aanmerking kwam voor het terugkeertraject Perspectief, enige tijd moest worden geboden om te onderzoeken welk uitzettingstraject in het geval van eiser zal worden bewandeld. Verweerder heeft de maatregel van bewaring op de 14e dag na 3 februari 2010, te weten op 17 februari 2010, opgeheven. De rechtbank acht een dergelijke onderzoekstermijn niet onredelijk. Naar het oordeel van de rechtbank was het voortduren van de maatregel van bewaring tot 17 februari 2010 derhalve in redelijkheid gerechtvaardigd.
2.5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond en bestaat geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. R. Depping en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H. Wachtmeester-Koning als griffier op 2 maart 2010.
Griffier
Rechter
Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.
Afschrift verzonden: