ECLI:NL:RBSGR:2010:BL7339
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring van Cubaanse vreemdeling zonder zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 januari 2010 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van een Cubaanse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.M. van de Sande Bakhuijzen, heeft zijn identiteit en Cubaanse nationaliteit aangetoond met een geldig paspoort. Er was echter onduidelijkheid over de mogelijkheid van terugkeer naar Cuba, aangezien Cubaanse vreemdelingen die langer dan elf maanden buiten Cuba verblijven, een inreisvisum nodig hebben om terug te keren, ongeacht de geldigheid van hun paspoort. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. D. Bozanovic van de Immigratie en Naturalisatiedienst, heeft aangegeven dat eerdere aanvragen voor inreisvisa voor Cubaanse vreemdelingen die langer dan elf maanden buiten Cuba verbleven, nooit zijn goedgekeurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in 2003 naar Nederland is gekomen en dat er in december 2007 een poging is gedaan om hem zonder inreisvisum naar Cuba uit te zetten, wat niet is gelukt. De verweerder heeft op 25 juni 2009 een aanvraag voor een inreisvisum voor de eiser ingediend, maar er is tot op heden geen reactie ontvangen van de Cubaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er op dit moment geen zicht is op uitzetting van de eiser binnen een redelijke termijn, wat leidt tot de beslissing om de vreemdelingenbewaring met onmiddellijke ingang op te heffen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de bewaring op het moment van de uitspraak niet onrechtmatig was. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.