ECLI:NL:RBSGR:2010:BL6807

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
354227/FT-Rk 09.2897
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring en schuldsaneringsverzoek in het civiele recht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 januari 2010 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. De verzoeksters, ARB B.V. en ASFALT CENTRALE NIJKERK V.O.F., hebben een verzoek tot faillietverklaring ingediend tegen de verweerder, die handelde onder de naam Wegenbouwbedrijf De Bollenstreek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder bekend was met de procedure rondom het indienen van een schuldsaneringsverzoek, aangezien hij eerder een dergelijk verzoek had ingediend dat op 10 april 2009 was afgewezen. Ondanks dat de verweerder had aangegeven stappen te hebben gezet om een nieuw verzoek in te dienen, was er op het moment van de behandeling van het faillissementsrekest geen concreet verzoekschrift ingediend. De rechtbank oordeelde dat de regeling van artikel 3a van de Faillissementswet niet van toepassing was, omdat de verweerder niet tijdig een verzoekschrift had ingediend.

De rechtbank heeft vervolgens de vordering van ARB B.V. op de verweerder beoordeeld. De verweerder had deelbetalingen verricht, maar de rechtbank oordeelde dat de vordering onvoldoende gemotiveerd was betwist. De rechtbank concludeerde dat de verweerder in een toestand verkeerde waarin hij had opgehouden te betalen, wat leidde tot de beslissing om het faillissement uit te spreken. De rechtbank benoemde mw. mr. C.M. Derijks tot rechter-commissaris en mr. G. Gort als curator. De rechtbank verklaarde de verweerder in staat van faillissement en gaf de curator de opdracht om de benodigde brieven en telegrammen te openen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. C.M. Koster, en de behandelend juridisch medewerker, mr. L.M. de Blaeij.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ARB B.V. gevestigd en kantoorhoudende te HETEREN;
2. de vennootschap onder firma ASFALT CENTRALE NIJKERK V.O.F., gevestigd en kantoorhoudende te Nijkerk:
verzoeksters,
advocaat: mr. R. van Kessel,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van:
[Verweerder], geboren op [geboortedatum]1957, h.o.d.n. Wegenbouwbedrijf De Bollenstreek, wonende en zaakdoende te ([postcode]) [woon- en vestigingsplaats], aan het adres [adres],
verweerder.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van gerekestreerde in Nederland ligt.
Namens verzoeksters is verschenen mr. A.P. van Dijk voor mr. R. van Kessel. Verweerder is, tezamen met zijn advocaat mr. C.L. Brandt, verschenen en gehoord.
1. Ter zitting heeft mr. Brandt verzocht om aanhouding van de zaak teneinde een regeling te kunnen treffen althans teneinde een verzoek tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) te kunnen indienen. Terzake dit laatste is gesteld dat de eerste stappen (aanmelding bij de gemeente) daartoe zijn gezet maar dat het nog wel een zes- tot achttal weken kan duren alvorens een verzoekschrift met bijlagen kan worden ingediend. Als bewijs is een aanmeldingsformulier d.d. 28 december 2009 overgelegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verzoek tot aanhouding als volgt.
Vast staat dat verweerder bekend is met de gang van zaken rondom het indienen van een verzoek tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, immers hij heeft eerder een dergelijk verzoek ingediend welke op 10 april 2009 is afgewezen op grond van artikel 288 tweede lid, sub d van de Faillissementswet. Vast staat eveneens dat verweerder bij brief d.d. 10 december 2009 is gewezen op de mogelijkheid van binnen veertien dagen na verzending een verzoekschrift als bedoeld in artikel 284 van de Faillissementswet in te dienen.
Verweerder heeft géén verzoekschrift ingediend doch ter zitting slechts aangekondigd stappen te hebben gezet in die richting. Aldus vindt de regeling van artikel 3a van de Faillissementswet (met als doel opschorting van de behandeling van de faillissementsaanvragen) geen toepassing. Weliswaar is het onder omstandigheden denkbaar dat alsnog terzake een termijn wordt gegund om een verzoekschrift in te dienen (Hof 's-Gravenhage 27 maart 2007, NJF 07, 249) doch van deze omstandigheden is niet gebleken, integendeel, verweerder moet genoegzaam geacht worden bekend te zijn geweest met de gang van zaken.
De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding het verzoek tot aanhouding te honoreren.
2.
Ten aanzien van het verzoekschrift tot faillietverklaring heeft verweerder, bij monde van zijn advocaat, ter zitting de vordering van Arb B.V. , althans de hoogte daarvan, betwist. Er is een geschil over de vordering. Voorts heeft mr. Brandt aan gegeven dat verweerder zijn betalingsverplichtingen weer kan nakomen en dat aanhouding derhalve in het belang zou zijn van alle crediteuren.
Mr. Van Dijk heeft aangegeven dat verzoeksters persisteren bij het verzoekschrift tot faillietverklaring van verweerder.
Ten aanzien van de faillissementsaanvraag overweegt de rechtbank als volgt.
De vordering van verzoekster Arb B.V. op verweerder acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd betwist, nu er door verweerder deelbetalingen zijn verricht op deze vordering. De vordering van Asfalt Centrale Nijkerk V.O.F. is niet, althans, onvoldoende betwist door verweerder. Hieruit maakt de rechtbank op dat verweerder meerdere schulden onbetaald laat, te meer gelet op het door verweerder gestelde dat sprake is van een toestand die moet gaan leiden tot een indiening van een schuldsaneringsverzoek.
Op grond van het in raadkamer behandelde is de rechtbank summierlijk gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden welke aantonen dat de verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen en van het vorderingsrecht van verzoekster. Het faillissement dient dan ook uitgesproken te worden.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart in staat van faillissement:
[Verweerder],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres],
handelend onder de naam WEGENBOUWBEDRIJF DE BOLLENSTREEK,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Den Haag onder nummer [xxxxxxxx],
vestigingsadres: [postcode] [vestigingsplaats], [adres],
- verstaat dat deze insolventieprocedure een hoofdprocedure is als bedoeld in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie;
- benoemt tot rechter-commissaris mw. mr. C.M. Derijks
en stelt aan als curator mr. G. Gort,
advocaat te Leiden;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Gewezen door mr. A.J.M. Slot en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2010 om 14:35 uur, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Koster, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.
De behandelend juridisch medewerker is mr. L.M. de Blaeij.