ECLI:NL:RBSGR:2010:BL5759

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-900976-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door steekincident in huiselijke context met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft op 9 november 2009 in haar woning het slachtoffer met een mes in de borst gestoken, wat resulteerde in een steekwond van ongeveer 2 centimeter. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van noodweer of noodweer-exces, ondanks de ernstige relatieproblemen tussen de verdachte en het slachtoffer. De verdachte was ten tijde van het delict licht verminderd toerekeningsvatbaar, wat werd onderbouwd door psychologisch onderzoek. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte zelf eerder slachtoffer was van huiselijk geweld.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 30 maanden had geëist, gedeeltelijk toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en behandeling bij een polikliniek. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte door haar handelen een aanmerkelijke kans heeft genomen dat het slachtoffer zou komen te overlijden, en dat de omstandigheid dat dit niet is gebeurd, een gelukkige samenloop van omstandigheden is. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar het subsidiair tenlastegelegde feit van poging tot doodslag bewezen verklaard.

De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de beslissing is gegrond op de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/900976-09
Datum uitspraak: 26 februari 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting voor vrouwen te Breda.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 februari 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. Bennamar en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.R. van Oosthout, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 09 november 2009 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, [X] van het leven te beroven, met dat opzet al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [X] met een mes in de borst(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 jo 45 WvSr
art 287 jo 45 WvSr
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 09 november 2009 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [X], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [X] met een mes in de borst(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs1
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft getracht [X], te vermoorden ( impliciet primair), althans opzettelijk van het leven te beroven ( impliciet subsidiair), door met een mes in de borststreek te steken dan wel deze [X] heeft getracht zwaar te mishandelen door als voornoemd te handelen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal vrijspreken van het impliciet primair tenlastegelegde en wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het onder impliciet subsidiair heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, met de officier van justitie, verzocht verdachte van het impliciet primair tenlastegelegde vrij te spreken.
De raadsman acht het impliciet subsidiair tenlastegelegde voor bewezenverklaring vatbaar.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal, zoals door de officier van justitie gerequireerd en door de raadsman bepleit, verdachte vrijspreken ten aanzien van het bij dagvaarding impliciet primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank neemt ten aanzien van het impliciet subsidiair tenlastegelegde het volgende in aanmerking.
Op 9 november 2009 heeft verdachte in haar woning te [plaats] met een (vlees)mes [X] in de borst gestoken.2 [X] liep daarbij een steekwond in het borstbeen op van ongeveer 2 centimeter.3 Verdachte werd naar het ziekenhuis vervoerd en kreeg aldaar twee hechtingen in de wond.4
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft genomen dat zij [X] van het leven zou beroven en aldus zal de rechtbank het impliciet subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaren.
3.4 De bewezenverklaring
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de tenlastelegging dat:
zij op 9 november 2009 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [X] van het leven te beroven, met dat opzet die [X] met een mes in de borst(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
5.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat verdachte handelde uit noodweer en daarbij de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. De raadsman voert daarbij aan dat verdachte door het ziekelijke karakter van de relatie tussen verdachte en [X] reeds veelvuldig haar lijf en eerbaarheid had moeten verdedigen tegen deze [X], dat zij door een nieuw incident in een hevige gemoedstoestand geraakte en vervolgens als voornoemd handelde. De raadsman verzoekt derhalve om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de conclusie van het psychologisch rapport5, waaruit blijkt dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn.
5.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kort gezegd – tegen het primair gevoerde verweer verzet. De officier van justitie deelt de opvatting van de raadsman betreffende het hier subsidiair aangevoerde en heeft hiermee rekening gehouden in haar vordering tot straftoemeting.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat er geen sprake is van noodweer en er ook geen sprake is van een situatie van noodweer-exces.
De rechtbank heeft hiertoe in ogenschouw genomen dat verdachte en [X] er – zacht gesproken – een ongelukkige relatie vol incidenten op na hielden. Deze relatie was al meerdere malen stukgelopen en er zijn grote vermoedens van huiselijk (mentaal en/of fysiek) geweld waar verdachte slachtoffer van is geworden.6
Verdachte en [X] hadden ook 9 november 2009 ruzie, waarbij verdachte zich (seksueel) geïntimideerd voelde.7 Verdachte liep daarop van de tafel naar de keuken, pakte in eerste instantie twee messen uit het messenblok, te weten een broodmes en een vleesmes, legde vervolgens het broodmes neer in de keuken, liep op verdachte af en stak hem in zijn borstbeen.
Uit het vorengaande is op te maken dat van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding geen sprake is, nu verdachte van de tafel naar de keuken is gelopen om een mes te pakken en vervolgens terug is gelopen naar [X]. Derhalve had verdachte andere keuzes kunnen en moeten maken. De rechtbank merkt, wellicht ten overvloede, op dat de denigrerende seksueel getinte opmerkingen van dan wel verbale vernederingen door het slachtoffer in casu geen omstandigheid van ‘ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding’ oplevert als in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld.
De rechtbank verwerpt, nu uit het vorengaande volgt dat er geen sprake was van noodweer, ook het beroep op noodweerexces.
De rechtbank verwerpt om voornoemde redenen ook een impliciet gevoerd verweer op psychische overmacht, nu nergens uit is gebleken dat verdachte aan een dusdanige druk onderhavig was, waar geen weerstand tegen mogelijk was, dat voor haar geen andere oplossing dan het bewezenverklaarde handelen open lag. Het incident had op een andere manier voorkomen dan wel opgelost kunnen worden.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit. Wel zal de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met voornoemde conclusie van het Pro Justitia rapport zijnde verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dat zou inhouden een (ambulante of dag-)behandeling bij polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling alsmede een meldingsgebod, inhoudende dat verdachte zich zo spoedig mogelijk meldt bij de reclassering.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair bepleit rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit zijn begaan alsmede de overige persoonlijke omstandigheden, onder meer de hiervoor genoemde licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, van verdachte en verzoekt derhalve een geheel voorwaardelijke straf met bijkomende voorwaarden als bedoeld in het reclasseringsrapport en het Pro Justitia rapport dan wel een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest aangevuld met een voorwaardelijke straf als hiervoor genoemd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarnaast overweegt de rechtbank meer in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag door het slachtoffer in de borststreek te steken met een mes. Verdachte heeft door aldus te handelen het risico genomen dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De omstandigheid dat het slachtoffer niet is komen te overlijden is een gelukkige die niet te danken is aan het handelen van verdachte. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer aan het voorval een ontsierend litteken op zijn borst heeft overgehouden en er nog veel angst en hinder van ondervindt in zijn dagelijks leven.8
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 november 2009 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking kwam.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het adviesrapport van de reclassering en het Pro Justitia rapport.9 Hieruit blijkt onder meer dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar was in verband met ernstige relatieproblemen met het [X]. Zowel de reclassering als de psycholoog adviseren de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte wordt behandeld door de Waag. De psycholoog beveelt daarbij een klinische dan wel dagbehandeling aan om tot een effectieve behandeling te kunnen komen.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte zelf ook meermalen slachtoffer is geworden van huiselijk (mentaal en/of fysiek) geweld en dat het bewezenverklaarde een eind heeft gemaakt aan een reeks incidenten binnen de relatie, waarbij verdachte (veelvuldig) de lijdende partij is geweest.
De rechtbank acht gelet op de adviezen van de reclassering en de psycholoog een deels voorwaardelijke straf geboden en zal verdachte derhalve een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met inachtneming van de door de psycholoog gestelde voorwaarden. De rechtbank zal derhalve dagbehandeling opleggen als bijzondere voorwaarde om een effectieve behandeling mogelijk te maken.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en/of maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding impliciet primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 10 (TIEN) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de bijzondere voorwaarden
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt begeleiding door en/of (ambulante) dagbehandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- dat de veroordeelde zich zo spoedig mogelijk zal melden bij de reclassering;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. H.J. de Graaff, voorzitter,
J.Th. Drop en M.M. Meijers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Janssens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Daar waar wordt verwezen naar het standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de pleitnota van de raadsman alsmede het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 februari 2010. Daar waar verwezen wordt naar het standpunt van de officier van justitie wordt verwezen naar de overgelegde nota van het requisitoir alsmede het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 februari 2010. Daar waar verwezen wordt naar paginanummers wordt verwezen naar de doorgenummerde processen-verbaal met dossier-voorbladnummers 1581/2009/26818-18 (blz. 1 t/m 37), 1581/2009/26818-35/A (blz. 38 t/m 52) en 1581/2009/26818-43/B (blz. 53 t/m 81).
2 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 12 februari 2010; proces-verbaal van verhoor getuige [X] d.d. 9 november 2009, blz. 23-24
3 Een geschrift, te weten een door de chirurg d.d. 9 november 2009 ingevuld ‘aanvraagformulier medische informatie’, blz. 26
4 proces-verbaal van verhoor getuige [X] d.d. 9 november 2009, blz. 23-24
5 een psychologisch rapport van Pro Justitia betreffende verdachte, d.d. 29 januari 2010 opgemaakt door mw. drs. M.H. Keppen, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige.
6 Zoals blijkt uit onder meer de verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 12 februari 2010 en het psychologisch rapport van Pro Justitia betreffende verdachte, d.d. 29 januari 2010 opgemaakt door mw. drs. M.H. Keppen, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige.
7 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 12 februari 2010
8 Een geschrift, te weten een schriftelijke slachtofferverklaring opgemaakt en ondertekend door [X] d.d. 25 januari 2010
9 Een adviesrapport van de reclassering betreffende verdachte, d.d. 9 februari 2010 opgemaakt door dhr. [reclasseringswerker] (reclasseringswerker) en dhr. [leidinggevende] (leidinggevende); het psychologisch rapport van Pro Justitia betreffende verdachte, d.d. 29 januari 2010 opgemaakt door mw. drs. M.H. Keppen, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige.