ECLI:NL:RBSGR:2010:BL5698

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
356334 / HA RK 10-12 Wrakingsnummer 1/2010
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 februari 2010 een beschikking gegeven op een schriftelijk verzoek tot wraking van de kantonrechter, mr. [X]. Het verzoeker, die in persoon procedeerde, had de wraking ingediend naar aanleiding van een procedure waarin hij door Onderlinge Waarborgmaatschappij TVM U.A. was gedagvaard voor het betalen van een verzekeringspremie. De kantonrechter had op 29 december 2009 een vonnis aangekondigd zonder eerst het verzoek van verzoeker om uitstel en een vrijwaringsverzoek te behandelen. Verzoeker stelde dat deze beslissing een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter opleverde.

De rechtbank overwoog dat de enkele omstandigheid dat de kantonrechter een voor verzoeker onwelgevallige beslissing had genomen, op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. In dit geval was er geen bewijs dat de kantonrechter partijdig was of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond.

De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek moest worden afgewezen en dat de procedure voortgezet diende te worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 1/2010
rekestnummmer: 356334/ HA RK 10-12
zaaknummer: 879715 CV EXPL 09-2235
datum beschikking: 4 februari 2010
BESCHIKKING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
procederend in persoon;
tegen
Mr. [X],
rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1. Verzoeker is op 31 juli 2009 gedagvaard door Onderlinge Waarborgmaatschappij TVM U.A., die heeft gevorderd dat verzoeker zal worden veroordeeld tot betaling van een verzekeringspremie betreffende een personenautopakketverzekering. Op de rolzittingen van respectievelijk 1 september 2009 en 6 oktober 2009 zijn conclusies van antwoord en repliek genomen.
De kantonrechter heeft daarna de termijn voor de conclusie van dupliek gesteld op 3 november 2009. Op verzoek van verzoeker heeft de kantonrechter voor het nemen van de conclusie van dupliek uitstel verleend tot de rolzitting van 1 december 2009.
Op 1 december 2009 heeft verzoeker per fax een conclusie van incident bij de kantonrechter ingediend en in de begeleidende brief aangegeven dat voor het geval de kantonrechter dit verzoek niet zou honoreren om een kort nader uitstel verzocht voor het indienen van de conclusie van antwoord (de rechtbank begrijpt: conclusie van dupliek). Bij brief van 2 december 2009 heeft de griffier van de rechtbank verzoeker meegedeeld dat er door de kantonrechter geen uitstel meer zal worden verleend en dat op de rolzitting van 29 december 2009 het vonnis zal worden uitgesproken.
1.2. Bij brief van 28 december 2009 heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt, waarna het vonnis in afwachting van de beslissing op het wrakingsverzoek is uitgesteld.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 25 januari 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen en heeft het wrakingsverzoek toegelicht. Mr. [X] heeft bij schrijven van 19 januari 2010 de wrakingskamer meegedeeld niet op de zitting te zullen verschijnen. Onderlinge Waarborgmaatschappij TVM U.A. is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.
3. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft de kantonrechter gewraakt, omdat deze heeft beslist dat het vonnis in het geschil tussen Onderlinge Waarborgmaatschappij TVM U.A. en verzoeker op 29 december 2009 zou worden uitgesproken zonder vooraf te beslissen op de door verzoeker bij brief van 1 december 2009 ingediende conclusie van incident. Deze conclusie houdt primair in een verzoek om de curator in vrijwaring op te roepen en subsidiair om een een kort nader uitstel voor het alsnog nemen van de conclusie van antwoord (de rechtbank begrijpt: conclusie van dupliek).
4. Het standpunt van mr. [X]
Mr. [X] heeft zich bij schrijven van 19 januari 2010 op het standpunt gesteld dat het door verzoeker aangevoerde, voor zover inhoudende het niet voldoen aan een derde verzoek om uitstel voor het nemen van een conclusie van dupliek en het niet honoreren van een in strijd met de wet gedaan vrijwaringsverzoek, geen grond voor wraking oplevert. Daarbij heeft Mr. [X] aangegeven dat het bij incidentele conclusie opgeworpen vrijwaringsverzoek op grond van artikel 210 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vóór het nemen van de conclusie van antwoord had moeten worden gedaan.
5. Beoordeling
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
5.2. De enkele omstandigheid dat de kantonrechter een voor verzoeker onwelgevallige procedurele beslissing heeft genomen levert geen grond voor wraking op. Immers, noch is gesteld noch is aannemelijk geworden dat het de kantonrechter door het vrijwaringsverzoek niet te honoreren dan wel het derde verzoek om uitstel van verzoeker af te wijzen, aan onpartijdigheid ontbreekt of dat door aldus te beslissen de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid jegens verzoeker is gewekt.
5.3. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het middel van wraking niet kan worden benut om de juistheid van een beslissing inhoudelijk aan de orde te stellen. Daarover dient in hoger beroep te worden geklaagd.
5.4. Nu zich ook overigens geen omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor partijdigheid of vooringenomenheid van mr. [X] dan wel voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bij verzoeker, dient het verzoek te worden afgewezen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het geding wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
* de verzoeker;
* mr. [X];
* Onderlinge Waarborgmaatschappij TVM U.A.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2010 door mrs L. Alwin-de Loor, E.A.G.M. van Rens en J.E.M.G. van Wezel, in tegenwoordigheid van mr. M. Gest als griffier.