ECLI:NL:RBSGR:2010:BL5552

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-535473-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Rossum
  • A. Bosman
  • F. Frenkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoonteheling en verduistering van autosportartikelen en voertuigen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonteheling en verduistering. De verdachte heeft in een korte periode diverse autosportartikelen en voertuigen, die van diefstal afkomstig waren, in zijn loods opgeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn vader gezamenlijk de huur van de loods betaalden en dat zij daar samen aan auto’s werkten. De verdachte heeft zich verrijkt door goederen te gebruiken die hij wist of had moeten weten dat ze van diefstal afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij op het punt stond vader te worden. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan verduistering van een auto die hem ter reparatie was aangeboden, maar nooit is betaald of teruggegeven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/535473-09
Datum uitspraak: 24 februari 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 februari 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.A.M. van den Brand en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Overeenkomstig de dagvaarding, gemerkt A.
3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 2
3.1. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van feit 2. Een bewezenverklaring van feit 2 zou identiek zijn aan een bewezenverklaring van feit 1.
3.2. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van dit verweer.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt daartoe dat geen rechtsregel er aan in de weg staat dat, indien het bewezenverklaarde meer dan één strafbaar feit oplevert, daarvoor een veroordeling kan volgen
4. De geldigheid van de dagvaarding
4.1. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de dagvaarding ten aanzien van het in feit 2 onder L (zowel eerste als tweede cumulatief/alternatief) telastgelegde nietig dient te worden verklaard. Onvoldoende duidelijk is welke goederen bedoeld worden, nu dit niet nader is gespecificeerd.
4.2. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van dit verweer. De goederen zijn herleidbaar naar diverse processen-verbaal. Bovendien heeft de verdediging alle goederen beschreven, zodat voor de verdediging kennelijk niet onbegrijpelijk is welke goederen worden bedoeld.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het door de raadsvrouw gevoerde verweer. Ter terechtzitting heeft verdachte ten aanzien van alle goederen kunnen aangeven of deze hem wel of niet in eigendom toebehoren. Voor hem is dan ook kennelijk niet onduidelijk op welke goederen het ten laste gelegde betrekking heeft.
5. Het bewijs
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoonteheling, medeplegen van gewoontewitwassen en medeplegen van verduistering of diegstal.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 eerste cumulatief/alternatief en 2 eerste cumulatief/alternatief (met uitzondering van:
- incident B: een accuset (merk Longacre) en
- incident C één of meer acculader(s), en/of één of meer (auto) weegscha(a)l(en) (merk Longacre), en/of één of meer autoband(en) met velg(en) en;
- incident E: en/of een auto (merk BMW type E30)
en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
Verdachte wist niets af van de eventuele criminele herkomst van de goederen van zijn vader, [vader]. Bovendien mocht hij zich van zijn vader niet met diens zaken bemoeien. Daarnaast heeft niemand gezien dat verdachte goederen in de loods heeft geplaatst. Bovendien kan niet van alle goederen worden vastgesteld dat zij van diefstal afkomstig zijn.
Ten aanzien van feit 3 dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken. Tussen verdachte en aangever [aangever 1] is met betrekking tot de BMW een civiele overeenkomst tot stand gekomen. Verdachte is, doordat hij in detentie kwam te zitten, niet in staat geweest de auto terug te geven aan [aangever 1], zoals hij had beloofd. [aangever 1] heeft bovendien pas aangifte gedaan toen verdachte gedetineerd zat en hij niet meer met hem in contact kon komen.
5.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
Aanleiding voor het onderzoek
Op 31 augustus en 2009 is bij de politie informatie binnengekomen, dat bij een loods aan de [adres] in [P1] een aanhangwagen stond die mogelijk van diefstal afkomstig was. Diezelfde avond heeft de politie bij de loods twee aanhangwagens aangetroffen, waarvan de linker de door de melder beschreven aanhangwagen was. Een onbekend gebleven man heeft verklaard dat de aanhangwagen er al een aantal weken zou staan en afkomstig zou zijn van diefstal. De man heeft de loods aangewezen waarvan de huurders deze aanhangwagen in gebruik zouden hebben. Bij een eerste controle is niet gebleken dat de aanhangwagen van diefstal afkomstig is, maar op 1 september 2009 is dat alsnog vastgesteld. De aanhangwagen stond er op dat moment al niet meer.2 Politieambtenaren hebben op 2 september 2009 door een kier de loods in kunnen kijken en zagen daar een raceauto staan.3
Op 3 september 2009 zijn er wederom verbalisanten naar de loods gegaan. Bij de loods bevonden zich [vader] en [verdachte]. Nadat de verbalisanten aan hen hadden medegedeeld dat zij aanwijzingen hadden dat er mogelijk goederen in de loods aanwezig waren die van diefstal afkomstig waren kregen zij toestemming om in de loods te kijken. In de loods werden zeer veel goederen aangetroffen, waaronder een witte Chevrolet Chevy Van die van diefstal afkomstig bleek te zijn. Hierop werden [vader] en [verdachte] aangehouden.4
De financiële situatie van [vader] en [verdachte]
Naar de financiële situatie van [vader] en [verdachte] is onderzoek gedaan. Hieruit is het volgende naar vore[vader]men.
[vader] heeft in 2008 en 2009 geen baan gehad en een uitkering genoten op basis van de Wet werk en bijstand.5 Tevens dient hij vanaf 4 maart 2009 een bedrag van ruim € 100.000,- terug te betalen aan de gemeentelijke sociale dienst van Amsterdam.6
[verdachte] heeft kort na zijn aanhouding verklaard dat hij een aantal maanden daarvoor voor het laatst – zwart – had gewerkt. Tevens heeft hij verklaard dat het inschrijfgeld voor racewedstrijden door zijn vriendin werd betaald of dat hij een extra klusje deed om geld te verdienen en dat de racerij voor hem niet meer was te betalen.7 Het is juist als de politie concludeert dat hij geen of nauwelijks inkomsten heeft.8
[verdachte] is in maart 2009 met [aangever 1] overeengekomen dat hij zijn auto voor een bedrag van € 3.500,- zou overnemen. [aangever 1] heeft verklaard nooit enige betaling te hebben ontvangen.9 Ter terechtzitting heeft [vader] verklaard dat hij van de koop heeft afgezien toen bleek dat hij de auto niet meer kon betalen.10
[verdachte] heeft, samen met zijn vader, in augustus 2009 een loods gehuurd.11 De eigenaar van de loods heeft verklaard dat aanvankelijk de huur en de borg van de loods niet werden betaald. Pas nadat de eigenaar het slot had vervangen heeft [verdachte] de huur en de borg betaald.12
Uit deze omstandigheden moet worden opgemaakt dat noch [verdachte] noch [vader] in 2009 de financiële middelen bezat om grote aankopen te kunnen doen.
Het verleden met betrekking heling
Verdachte heeft ten overstaan van verbalisanten verklaard dat hij weet dat de goederen in de loods gestolen zijn. Hij heeft tevens verklaard dat waardevolle race-goederen voor zijn vader en voor hem niet te betalen zijn, zodat die goederen wel van diefstal afkomstig moesten zijn.13
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn verklaring onjuist is weergegeven in het proces-verbaal. Hij bedoelde te verklaren, dat hij wist dat in de loodsen die hij en [vader] in het verleden hebben gehuurd gestolen spullen lagen, maar dat hij dacht dat de goederen in de loods in [P1] wel in orde zouden zijn.14
De rechtbank acht deze gedachte van verdachte – los van het feit dat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan de juiste weergave van de verklaring van verdachte in het proces-verbaal van verhoor – naïef. Verdachte was op de hoogte van de financiële situatie van zijn vader en wist dat zijn vader niet de financiële middelen bezat om dure goederen, die voornamelijk in augustus 2009 zijn gestolen en in de loods van verdachte zijn aangetroffen, te kopen.
Medeplegen
[verdachte] heeft verklaard dat verscheidene goederen die in de loods zijn aangetroffen van zijn vader waren en dat hij zich daar niet mee mocht bemoeien van zijn vader.15 Voorts heeft [vader] verklaard dat een aantal goederen aan zijn zoon toebehoorde en dat hij zich daar niet mee bemoeide.16
De rechtbank beantwoordt de vraag of in dit geval sprake is van medeplegen bevestigend en neemt daarbij in aanmerking dat [vader] en [verdachte] gezamenlijk de huur van de loods betaalden en daarvan gezamenlijk gebruik maakten..17 In de loods werd zowel door [vader] als [verdachte] aan auto’s gesleuteld. Ook vormden zij samen één racing-team: [X en X] racing.18 Uit deze omstandigheden moet worden afgeleid dat alle goederen in de loods ter beschikking van zowel [vader] als [verdachte] stonden, zodat het verweer van de ene verdachte, dat het goed toebehoorde aan de andere verdachte en dat hij daar niets mee te maken had, niet opgaat. De enkele omstandigheid dat de huurovereenkomst op naam van [verdachte] stond, kan niet leiden tot het oordeel dat van medeplegen geen sprake is.
FEIT 1
Incident A
In de loods is een scooter, merk Vespa, voorzien van het kenteken [kenteken] aangetroffen.19 De herkomst van de onderzochte scooter is niet vast te stellen.20 [vader] heeft over de scooter verklaard dat hij deze twee maanden ervoor van een Marokkaanse jongen in Amsterdam Osdorp heeft gekocht voor € 500,-. Tevens heeft hij verklaard dat hij wist dat de scooter van diefstal afkomstig was, omdat die jongen hem dat had verteld.21
Verdachte heeft verklaard dat het kenteken op de scooter afkomstig was van een rode Peugeot Vivacity, die ook in de loods stond.22 Aannemelijk is, dat zijn vader hem hierbuiten heeft gehouden en dat verdachte verder niets af wist van de scooter. Hij zal dan ook worden vrijgesproken van heling van de scooter.
Incident B
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van een diefstal door middel van braak vanuit zijn vrachtwagentrailer tussen 25 juli 2009 en 27 juli 2009. Bij deze inbraak werden onder meer weggenomen twee gereedschapskarren van het merk Facom, een uitlijnplaat van het merk Longacre, een computerscale van het merk Longacre, een weegschaal set met draaiplateaus, motorolie van het merk Castrol, een lcd-monitor van het merk Iiyama, een lcd-monitor van het merk Salora, een doos met onder andere communicatieapparatuur van het merk Kenwood, zes remschijven van het merk AP racing, een doos met tien literflessen versnellingsbakolie van het merk Castrol, een doos met tien literflessen differentieel olie, vier computerscales van het merk Longacre, remblokken van het merk Pagid, twee inductiekookplaten van het merk Alaska, twaalf banden 18 inch met BBS-velg van het merk Michelin en vier aluminium platen. De goederen zouden een waarde van ongeveer dertigduizend euro vertegenwoordigen.23
In de banden met velgen zouden de codes [code 1] en [code 2] zijn gegraveerd.24 In de loods die door verdachte werd gehuurd zijn banden met velgen aangetroffen waarin deze nummers waren gegraveerd.25
Aan de onderzijde van één van de lcd-monitoren bevond zich een sticker. In de loods is een lcd-monitor aangetroffen waarop weliswaar geen sticker was geplakt, maar waarop wel was te zien dat aan de onderzijde een sticker was verwijderd.26
Verder werden in de loods goederen aangetroffen die overeenkomen met de goederen die zijn opgenomen in de aangifte van [aangever 2] en de goederenbijlage. Deze goederen zijn door [aangever 2] herkend als zijn eigendom. Bovendien was [aangever 2] nog in het bezit van de reservesleutels die pasten op de twee gereedschapskarren van het merk Facom.27
Verdachte heeft verklaard dat de goederen die in de loods zijn aangetroffen en door [aangever 2] als zijn eigendom zijn herkend, niet van hem zijn. Het uitlijnapparaat en een computerscale zijn mogelijk van [vader].28 De flessen met olie zouden zijn gekocht bij Automobielbedrijf [bedrijf 1] B.V.. Hier zouden ook aankoopnota’s van zijn.29 [vader] heeft verklaard dat hij de remblokken mogelijk op het circuit van Zandvoort heeft gevonden waar ze zouden zijn achtergelaten door Team [A].30
[B], medewerker van Team [A], heeft verklaard dat alleen versleten remschijven, die door niemand meer te gebruiken zijn, worden weggegooid. De versleten BMW remschijven die worden weggegooid zijn van het merk AP Racing.31 De rechtbank sluit daarom uit dat [vader] de remschijven op circuit Zandvoort heeft gevonden, nu het hier gaat om remschijven van het merk Pagid. Tevens gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte deze remschijven niet op legale manier in zijn bezit heeft gekregen, nu hij daarvoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven.
Uit de overgelegde aankoopnota32 van Automobielbedrijf [bedrijf 1] B.V. blijkt dat deze nota betrekking heeft op de aankoop van twee flessen olie. De rechtbank leidt hieruit af dat deze aankoopnota niet hoort bij de dozen met daarin elk tien literflessen olie. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachten ook deze goederen niet op legale manier in bezit hebben gekregen.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte de goederen in de loods heeft zien staan en wist dat de goederen, die een forse economische waarde vertegenwoordigen33, niet van hem waren en – gelet op de financiële situatie van zijn vader – ook niet van hem konden zijn. Bovendien wist verdachte dat zijn vader in het verleden goederen in bezit heeft gehad die van diefstal afkomstig waren. Verdachte wist aldus, althans heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de goederen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank zal de opzetheling van een uitlijnapparaat niet bewezen verklaren, nu verdachte overtuigend heeft verklaard dat één van de in beslag genomen uitlijnapparaten toebehoorde aan [vader] en de rechtbank niet kan vaststellen welk uitlijnapparaat dit betreft.
Incident C
[aangever 3] heeft, mede namens [C] Holding34, aangifte gedaan van inbraak in zijn oplegger, gepleegd tussen 9 augustus 2009 en 11 augustus 2009.35 Bij deze inbraak zijn een flatscreen televisie, twee versterkers, een radio, zes luidsprekers en autogereedschap weggenomen,36 alsmede remschijven, een set weegschalen van het merk Longacre, een set up bank, een printer, acht velgen en een radiator.37
[aangever 4] heeft aangifte gedaan van inbraak vanuit een oplegger, gepleegd tussen 10 augustus 2009 en 11 augustus 2009.38 Bij deze inbraak zijn twee televisies, een computer en een dvd-speler weggenomen.39
Aan [aangever 3] zijn de in beslag genomen goederen uit de loods van verdachte getoond. De volgende goederen werden door hem herkend als zijn eigendom: een computer ten behoeve van een set-up bank, een radiator, vier weegschalen, remschijven, een handbenzinepomp en een set-up bank gemaakt van aluminium. Bij de set-up bank hoorden ook nog oprijplaten en verbindingsstukken. Deze waren niet in beslag genomen, maar zijn wel in de loods aangetroffen.40
Aan [D], verbonden aan het team van [aangever 4], zijn eveneens in beslag genomen goederen uit de loods van verdachte getoond. Hij heeft een laptop en laptoptas van het merk Compaq, een LCD televisie met dvd-speler van het merk Akai en een warmte blazer van het merk Powerflite herkend als zijn eigendom.41
Genoemde goederen zijn slechts enkele weken voordat deze in de loods werden aangetroffen gestolen. Verdachte heeft verklaard dat de goederen niet van hem, maar mogelijk van zijn vader zijn.42 Uit het taxatierapport blijkt dat de goederen een aanzienlijke economische waarde hebben.43 Verdachte noch zijn vader had de financiële middelen om dergelijke goederen aan te schaffen, althans tegen de marktwaarde. Verdachte moet hebben geweten dat ook zijn vader niet op een legale manier in bezit kan zijn gekomen van deze goederen. Hij heeft dan ook willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank zal de opzetheling van deze goederen dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren.
De auto-ambulance
[aangever 5] heeft aangifte gedaan van diefstal van een aanhanger, type Ambulance, van het merk Brian James, chassisnummer [nummer], gepleegd tussen 10 augustus 2009 en 11 augustus 2009.44 Op 31 augustus 2009 is verbalisant [verbalisant], na een telefonische melding te hebben gekregen, naar het terrein bij de loods van verdachte gegaan. Daar heeft hij een aanhangwagen gezien, waarbij in de rechter chassisbalk het nummer [nummer] was ingeslagen. Daags daarna is de aanhanger niet meer bij de loods gesignaleerd.45
Vast staat dat de aanhanger op het terrein bij de loods van verdachte heeft gestaan. Echter op dat terrein waren ook loodsen van andere personen. Derhalve is niet uit te sluiten dat een ander die aanhanger voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van heling van de aanhanger.
Incident D
[aangever 6] heeft namens Garagebedrijf [bedrijf 2] aangifte gedaan van diefstal van een bestelauto met kenteken [kenteken] en chassisnummer [nummer], gepleegd tussen 14 augustus 2009 en 15 augustus 2009. In de bestelauto lagen een navigatiesysteem, gereedschap, spanbanden, cd’s, chips, omvormers, een televisie van het merk Sony en een hondenkennel.46 Tevens zouden onder meer een speakersysteem met versterkers van het merk JBL en een dvd-speler zijn weggenomen.47
De bestelauto, een witte Chevrolet Chevy Van met het kenteken [kenteken], is, deels gestript, in de loods van verdachte aangetroffen.48 Aan [eigenaar bedrijf 2] zijn de in beslag genomen goederen uit de loods van verdachte getoond. Hij herkende de witte Chevrolet Chevy Van als zijn eigendom alsmede de spanbanden, de hondenkennel en de dvd-speler.49
Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat zijn vader de bestelauto had gekocht.50 Zijn vader, [vader], heeft echter verklaard dat de bestelauto niet van hem is.51 Bovendien wist verdachte dat de financiële middelen van zijn vader niet toereikend waren om een dergelijke bestelauto, die een flinke waarde vertegenwoordigt52, te kopen. Verdachte wist dan ook, althans heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat de Chevrolet Chevy Van en de daarbij behorende goederen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank zal daarom de opzetheling van de bestelauto bewezen verklaren alsmede de opzetheling van de goederen die door [eigenaar bedrijf 2] zijn herkend als zijn eigendom.
Incident E
Aangifte [aangever 7]
[aangever 7] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn bedrijf, een zeecontainer en een vrachtauto, gepleegd in de periode tussen 23 december 2006 en 27 december 2006.53 Bij deze diefstal zijn onder meer zes jerrycans weggenomen.54
[E] heeft namens [aangever 7] aangifte gedaan van inbraak in het bedrijf van [aangever 7], gepleegd in de periode van 1 juli 2007 tot en met 2 juli 2007.55 Hierbij zijn onder meer portieren, tien jerrycans, een bumper, een carbon motorkap, velgen56 en een raceauto weggenomen.57
Aan [aangever 7] zijn de in beslag genomen goederen uit de loods van verdachte getoond. Hij heeft onder meer een blauwe BMW, type E30, vier banden, merk Dunlop, met velgen van het merk BBS, schokbrekers van het merk JRZ, een wit met blauwe BMW, type E46 en zeven jerrycans met slang herkend als zijn eigendom.58 Tevens heeft hij twee blauwe motorkappen, een blauwe deur, een blauw linker spatscherm, een blauwe bumper, diverse blauwe spatschermen en velgen herkend als zijn eigendom.59
De auto’s en auto-onderdelen van [aangever 7] zouden zijn voorzien van een speciale kleur blauw.60 Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een achteruitkijkspiegel van een auto van [aangever 7] getoond die was voorzien van deze kleur blauw. Tevens heeft de officier van justitie de door [aangever 7] herkende motorkappen en bumper ter zitting getoond. De rechtbank heeft waargenomen dat de kleur blauw van de achteruitkijkspiegel niet overeenkomt met de kleur blauw van de motorkappen en de bumper.61 De rechtbank zal daarom de heling van de motorkappen, het portier, de spatborden en de bumpers niet wettig en overtuigend bewezen verklaren, nu bij de rechtbank gerede twijfel bestaat over het antwoord op de vraag of deze goederen van [aangever 7] afkomstig zijn. Dat geldt evenzeer voor de schokbrekers en de autobanden met velgen.
[aangever 7] heeft tevens een blauwe BMW type E30 herkend als zijn eigendom. Van deze auto is echter vastgesteld dat hij ten name van [aangever 17] te [P2] was gesteld.62 De rechtbank zal daarom de heling van dit goed niet wettig en overtuigend bewezen verklaren. De rechtbank verwijst tevens naar haar overwegingen ten aanzien van de diefstal van deze auto (feit 4).
Ten aanzien van de jerrycans overweegt de rechtbank als volgt.
[vader] heeft verklaard dat hij de jerrycans al een jaar of zeven bezit, de aanpassingen aan de jerrycans zelf heeft gedaan en de kranen er op heeft laten lassen bij [F] uit [P3].63 Uit onderzoek is gebleken dat met [F] [G] wordt bedoeld, de halfbroer van [H].
[H] heeft verklaard dat hij de jerrycans nooit in zijn bedrijf heeft gezien en dat ook nooit laswerkzaamheden werden uitgevoerd aan voorwerpen waarin brandstof had gezeten. [G] heeft een gelijkluidende verklaring afgelegd..64
De rechtbank acht de verklaring van [vader] voor het bezit van de jerrycans daarom niet aannemelijk en gaat er dan ook van uit dat verdachte en [vader] deze goederen niet op een legale manier hebben verworven en voorhanden gehad. De rechtbank zal daarom de opzetheling van zeven jerrycans bewezen verklaren.
De verklaring van [vader] dat hij ook nog twee jerrycans aan [I] heeft weggegeven65 en dat [I] heeft verklaard dat hij in 2007 inderdaad twee jerrycans heeft gekregen van [vader]66, kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat volgens de aangifte van [aangever 7] in 2006 en 2007 in totaal 16 jerrycans zijn gestolen. Bovendien acht de rechtbank niet aannemelijk dat [vader] jerrycans ter waarde van € 300,- per stuk67 weggeeft.
Aangifte [aangever 8]
[aangever 8] heeft aangifte gedaan van diefstal van een rode BMW 316i met chassisnummer [nummer], gepleegd in de periode van 29 november 2006 tot en met 30 november 2006.68
In de loods van verdachte is een rode BMW uit de 3-serie aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het voertuigidentificatienummer, zoals dat oorspronkelijk door de fabrikant was aangebracht, luidt: [nummer]. Voorts is vastgesteld dat het voertuig was omgebouwd. Het standaardinterieur was uit het voertuig verwijderd en de ramen waren vervangen. Tevens was de wielophanging veranderd en was het voertuig voorzien van een ander motorblok dan oorspronkelijk door de fabrikant in de auto was geplaatst.69
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat slechts het chassis en de carrosserie van de diefstal van de auto, waarvan [aangever 8] aangifte heeft gedaan, afkomstig zijn. Niet bewezen kan worden dat verdachte de auto in zijn geheel heeft geheeld, zoals hem is ten laste gelegd. Daarom zal hij daarvan worden vrijgesproken.
Aangifte [aangever 9]
[aangever 9] heeft aangifte gedaan van diefstal van een zwarte BMW 325i Coupé met chassisnummer [nummer] en kenteken [kenteken], gepleegd in de periode van 11 november 2008 tot en met 12 november 2008.70
In de loods van verdachte is een motorblok met een versnellingsbak aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat de motor oorspronkelijk was geplaatst in een zwarte BMW, voorzien van voertuigidentificatienummer [nummer].71
Verdachte heeft verklaard dat zijn vader het motorblok heeft gekocht bij [J].72 [vader] heeft verklaard dat het motorblok van hem en verdachte is en dat hij het motorblok voor € 350,- heeft gekocht bij [J].73
De rechtbank zal de opzetheling van het motorblok wettig en overtuigend bewezen verklaren. Uit het taxatierapport blijkt dat het motorblok met versnellingsbak € 9.500,- waard is.74 De deskundige [deskundige] heeft ter zitting verklaard dat de versnellingsbak later op het motorblok is gemonteerd en dat deze versnellingsbak een waarde heeft van ongeveer € 6.500,-.75 De waarde van het motorblok is dus ongeveer € 3.000,-. [vader] en verdachte hebben voor het motorblok een fors lagere prijs betaald de martkwaarde daarvan. Verdachte heeft hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het motorblok van diefstal afkomstig zou zijn.
Verdachte zal worden vrijgesproken van de heling van de versnellingsbak, nu niet is komen vast te staan dat deze van enig misdrijf afkomstig is.
Aangifte [aangever 10]
[aangever 10] heeft aangifte gedaan van diefstal van een bestelauto van het merk Citroen, type Jumper 27c 2.5d, met kenteken [kenteken] en chassisnummer [nummer], gepleegd in de periode tussen 14 juni 2009 en 16 juni 2009.76
Voor de loods van verdachte is een witte Fiat Ducato met kenteken [kenteken] aangetroffen. Volgens de gegevens van de RDW Centrum voor voertuigtechniek en informatie stond dat kenteken sedert 14 maart 2009 op naam van [K] e/v [vader]. Op het voertuig bevond zich echter een ander voertuigidentificatienummer dan dat bij het gevoerde kenteken behoorde. Het aangetroffen voertuigidentificatienummer was [nummer]. De laatste acht posities waren weggeslepen dan wel weggeschuurd. Na een etsbehandeling werden de laatste posities zichtbaar, zodat het nummer [nummer] als voertuigidentificatienummer kon worden vastgesteld. Een uitgeslepen plaatdeel met daarop het voertuigidentificatienummer (van de gestolen Citroen Jumper) behorend bij het kenteken [kenteken] werd aangetroffen in een doos in de loods.77
[vader] heeft verklaard dat hij het voertuig al ongeveer een jaar in zijn bezit heeft.78 Verdachte heeft verklaard dat zijn vader het voertuig al maanden in bezit zou hebben.79
Uit de hiervoor genoemde omstandigheden blijkt dat [vader] ten tijde van de diefstal van de bestelauto van [aangever 10] al in het bezit was van de Fiat Ducato. Verdachte noch [vader] heeft een verklaring kunnen geven voor het feit dat een onjuist voertuigidentificatienummer is aangetroffen op de Fiat Ducato. Mede gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, neemt de rechtbank daarom aan dat verdachte en [vader] het originele voertuigidentificatienummer hebben vervangen door het voertuigidentificatienummer van de bestelauto van [aangever 10]. Onduidelijk is hoe verdachte en [vader] in bezit zijn gekomen van een plaat met dat voertuigidentificatienummer. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat zulk soort goederen vaak van een misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank zal de opzetheling van het plaatdeel met voertuigidentificatienummer [nummer] dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Incident F
Aangifte [aangever 11]
[aangever 11] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn grijze BMW 325i, met kenteken [kenteken] en chassisnummer [nummer], gepleegd in de periode tussen 3 augustus 2009 en 4 augustus 2009.80
In de loods van verdachte is een nagenoeg geheel gestripte grijze BMW 325i aangetroffen. Op het voertuig is een voertuigidentificatienummer aangetroffen, waarvan de laatste vier posities waren doorboord. Bij nader onderzoek is vastgesteld, dat het originele voertuigidentificatienummer is: [nummer].81 Aan [aangever 11] zijn foto’s gestuurd van de gestripte auto. Via email heeft hij laten weten dat hij de auto aan de voorveren en de honingraatvelgen herkende.82
Verdachte heeft verklaard dat zijn vader de auto heeft gekocht en dat hij zich daar niet mee mocht bemoeien.83 [vader] heeft verklaard dat hij de auto niet heeft gekocht.84
Verdachte wist dat zijn vader de financiële middelen niet had om een dergelijke auto te kopen. Bovendien had verdachte door de opmerking van zijn vader dat hij zich nergens mee moest bemoeien beter moeten weten. Verdachte heeft aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de auto van diefstal afkomstig zou zijn.
Aangifte [aangever 12]
[aangever 12] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn racetrailer, gepleegd tussen 15 november 2008 en 17 november 2008. Bij deze diefstal zijn ongeveer zes wielen met regenbanden van het merk Dunlop, vier wielen met slicks van het merk Dunlop en twee witte 18 inch velgen met slicks van het merk Dunlop weggenomen.85 Aangever heeft slechts gehoord dat [vader] en [verdachte] regelmatig met gestolen goederen raceten, maar heeft zijn weggenomen goederen niet bij hen zien staan.86 De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van heling van de velgen met autoband en de zilverkleurige velg.
Incident G
De rechtbank zal de heling van de BMW met kenteken [kenteken] niet wettig en overtuigend bewezen verklaren. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van de diefstal van deze auto (feit 4).
Incident H
[aangever 13] heeft aangifte gedaan van diefstal uit een garage, gepleegd tussen 17 juni 2007 en 19 juni 2007.87 Bij deze diefstal zijn onder meer weggenomen een rode 10 tons raamwerkpers en acht roodzwarte assteunen.88
In de loods van verdachte zijn een rode raamwerkpers en acht assteunen in beslag genomen.89
Aan [aangever 13] zijn foto’s getoond van alle in beslag genomen goederen. Hij heeft de rode raamwerkpers herkend als zijn eigendom. De acht assteunen lijken volgens aangever sterk op de assteunen die bij hem waren weggenomen. Tevens herkende aangever de remklauw van het merk Wilwood als zijn eigendom.90
Verdachte heeft verklaard dat hij de remklauwen inclusief remleidingen een tijd geleden samen met zijn vader via internet ergens in Rotterdam heeft gekocht, maar niet te weten hoeveel daarvoor is betaald.91 Volgens het taxatierapport heeft deze remklauwset een waarde van € 1.500,-.92 De prijs moet erg laag zijn geweest, omdat voor de aankoop van deze set toen kennelijk geen noodzaak was nu deze bij de doorzoeking in september 2009 nog in nieuwstaat werd aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat goederen die op internet worden aangeboden van misdrijf afkomstig kunnen zijn. Verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het goed van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de heling van de assteunen. Aangever heeft verklaard dat de assteunen sterk lijken op de assteunen die bij hem waren weggenomen. Hierdoor is niet komen vast te staan dat deze assteunen de bij aangever weggenomen assteunen zijn. Bovendien heeft verdachte verklaard dat zijn vader deze assteunen al heel lang heeft,93 hetgeen door zijn vader is bevestigd.94
De rechtbank zal de opzetheling van de raamwerkpers wel wettig en overtuigend bewezen verklaren. [vader] heeft verklaard de raamwerkpers op de zwarte markt in Beverwijk te hebben gekocht voor € 268,-.95 Uit het taxatierapport blijkt dat de waarde van de raamwerkpers € 800,- bedroeg.96 [vader] heeft aldus niet een marktconforme prijs betaald voor dit goed. Bovendien is algemeen bekend dat op de markt in Beverwijk goederen worden verkocht die van misdrijf afkomstig zijn.
Onder deze omstandigheden heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit goed van misdrijf afkomstig was.
Incident I
[aangever 14] heeft aangifte gedaan van inbraak uit zijn loods, gepleegd tussen 28 januari 2007 en 29 januari 2007. Bij deze inbraak zijn een BMW type M3 E36 en enkele onderdelen behorend bij deze raceauto weggenomen.97
Aan [aangever 14] zijn de in de loods van verdachte in beslag genomen goederen getoond. [aangever 14] heeft onder meer een rode BMW, twee gereedschapskisten, een accuboormachine en een dopsleutelset herkend als zijn eigendom.98
Ten aanzien van de gereedschapskist van het merk Facom heeft verdachte verklaard dat zijn vader die kist al lange tijd in zijn bezit heeft.99 [vader] heeft verklaard deze gereedschapskist al in bezit te hebben sinds hij een plaatwerkerij heeft overgenomen.100 Er bestaat daarom gerede twijfel over het antwoord op de vraag of deze gereedschapskist zonder herkenning van specifieke kenmerken door aangever – afkomstig is van de diefstal waarvan [aangever 14] aangifte heeft gedaan. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de heling van deze gereedschapskist.
Ten aanzien van de gereedschapskist van het merk Beta heeft verdachte verklaard dat hij deze gereedschapskist al meer dan drie jaar in bezit heeft. Tevens heeft hij verklaard de gereedschapskist destijds voor een bedrag van tussen € 275,- en € 325,- te hebben aangeschaft.101 [vader] heeft verklaard dat de gereedschapskist van verdachte is en dat de gereedschapskist in 2007 is gekocht.102 Er bestaat daarom gerede twijfel over het antwoord op de vraag of deze gereedschapskist – zonder herkenning van specifieke kenmerken door aangever – afkomstig is van de diefstal waarvan [aangever 14] aangifte heeft gedaan. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de heling van deze gereedschapskist. Bovendien heeft verdachte een marktconforme prijs103 betaald voor deze gereedschapskist, zodat zelfs als vastgesteld zou kunnen worden dat deze gereedschapskist van diefstal afkomstig is, niet zonder meer gezegd kan worden dat verdachte dit goed heeft geheeld.
Ten aanzien van de accuboormachine heeft verdachte verklaard dat zijn vader die boormachine al vier of vijf jaar in bezit heeft.104 Er bestaat daarom gerede twijfel over het antwoord op de vraag of deze accuboormachine – zonder herkenning van specifieke kenmerken door aangever – afkomstig is van de diefstal waarvan [aangever 14] aangifte heeft gedaan. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de heling van deze accuboormachine.
Ten aanzien van de dopsleutelset heeft [vader] verklaard deze gekocht te hebben voor een bedrag van ongeveer € 38,-.105 Verdachte heeft verklaard dat zijn vader deze dopsleutelset heeft gekocht bij [bedrijf 3].106 Van de zijde van [bedrijf 3] is verklaard dat dergelijke dopsleutelsets van het merk Kingtoey in de periode van eind 2008 tot medio 2009 in de aanbieding zijn geweest voor € 29,60.107 Niet is komen vast te staan dat de in de loods van verdachte in beslag genomen dopsleutelset het goed is waarvan [aangever 14] aangifte heeft gedaan. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de heling van dit goed.
Uit onderzoek is gebleken dat de door [aangever 14] als zijn eigendom herkende BMW de eigendom is van aangever [aangever 8] (zie Incident E). De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de heling van de BMW.
Incident J
[aangever 15], manager van Team [A], heeft aangifte gedaan van diefstal uit een vrachtauto, gepleegd tussen 5 oktober 2008 en 7 oktober 2008. Bij deze diefstal zijn diverse goederen weggenomen.108
Aan aangever zijn de in beslag genomen goederen uit de loods van verdachte getoond. Aangever heeft geen goederen herkend die toebehoorden aan Team [A].109
Nu [aangever 15] geen van de in beslag genomen goederen heeft herkend als eigendom van Team [A] zal verdachte worden vrijgesproken van heling van de goederen genoemd onder J.
Incident K
[aangever 16] heeft aangifte gedaan van inbraak uit zijn trailer, gepleegd tussen 16 juli 2007 en 17 juli 2007.110 Bij deze inbraak zijn onder meer banden met velgen van de merken Dunlop en Pirelli en een autokrik weggenomen.111 Bij een inbraak uit een trailer op 31 mei 2007 zijn onder meer twee krikken, toebehorend aan [aangever 16], weggenomen.112
Aan [aangever 16] zijn de in de loods van verdachte in beslag genomen goederen getoond. [aangever 16] heeft in totaal vier BBS velgen met banden herkend als zijn eigendom. Verder heeft hij geen goederen herkend.113
Ten aanzien van de autobanden met BBS velgen overweegt de rechtbank als volgt. Aangever heeft niet verklaard waar hij de autobanden aan heeft herkend als zijn eigendom. De rechtbank sluit niet uit dat andere soortgelijke autobanden met velgen in omloop zijn en dat de in de loods van verdachte aangetroffen autobanden met velgen niet aan [aangever 16] toebehoren. Er bestaat dus gerede twijfel over het antwoord op de vraag of deze goederen afkomstig zijn van de bij [aangever 16] gepleegde inbraak. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van de heling van de autobanden met BBS velgen.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van de heling van de twee autokrikken.
[vader] heeft verklaard dat hij de rode krik, die kapot was achtergelaten, heeft meegenomen van het circuit van Zandvoort en dat hij de blauwe krik ongeveer 1,5 jaar geleden bij [bedrijf 3] heeft gekocht.114 Weliswaar heeft [aangever 16] verklaard de twee autokrikken van de foto’s te hebben herkend, maar maakt bij de aangifte alleen melding van blauwe/grijze krikken. Daarbij komt dat van de zijde van [bedrijf 3] is verklaard dat aan [vader] zo’n soort blauwe krik is verkocht ongeveer 2 jaar geleden. Het was een apart model, een licht gewicht. Dat was toen helemaal nieuw en [vader] was een van de eersten die er een kocht.115
Gewoonteheling
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, hebben verdachte en [vader] zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan de opzetheling van vele goederen die bij diverse diefstallen zijn weggenomen. Aldus is er sprake van gewoonteheling.
FEIT 2
Ten aanzien van de hiervoor genoemde goederen, waarvan de opzetheling door verdachten bewezen is verklaard, geldt dat op grond van dezelfde overwegingen ook het witwassen door verdachten van die goederen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat daarmee ook sprake is van gewoontewitwassen
Incident L
Onder L is ten laste gelegd het witwassen van diverse goederen die in de loods van verdachte zijn aangetroffen. Van deze goederen is niet vast te stellen of zij van enig misdrijf afkomstig zijn. Bovendien hebben [vader] en verdachte verklaard het merendeel van deze goederen al vele jaren in bezit te hebben. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van het witwassen van deze goederen. Een olie opvangdrum, een lasapparaat, een luchtcompressor, een wielballanceerinrichting en een bandenlichterapparaat waren door [L] aan [vader] en verdachte uitgeleend en behoren [L] in eigendom toe.116
FEIT 3
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van verduistering van zijn auto, een BMW 325i, model E30, voorzien van chassisnummer [nummer], gepleegd in de periode van 14 maart 2009 tot en met 22 september 2009. In oktober 2008 heeft hij de auto ter reparatie achtergelaten bij verdachte. Op 14 maart 2009 is hij met verdachte overeengekomen dat laatstgenoemde de auto zou overnemen voor een bedrag van € 3.500,- en dat het bedrag binnen een maand zou worden betaald. [aangever 1] heeft nooit een bedrag ontvangen, maar wel gezien, dat verdachte in juni 2009 met de auto heeft deelgenomen aan een race.117 In augustus 2009 heeft [aangever 1] aan verdachte gevraagd waar de auto zich bevond, maar daar geen antwoord op gekregen.118
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat hij de auto niet kon betalen en dat hij daarom met [aangever 1] is overeengekomen dat hij de auto zou teruggeven aan [aangever 1] in dezelfde staat als waarin hij hem had ontvangen. Als gevolg van zijn aanhouding heeft verdachte de auto meer kunnen teruggeven.119
In plaats van het in oorspronkelijke staat herstellen van de auto is verdachte er mee gaan racen. Hij heeft ook een racenummer en een sponsornaam op de auto aangebracht.120 Dat is opmerkelijk te noemen, omdat verdachte aldus het risico heeft gelopen dat de auto onherstelbaar beschadigd raakte. Voorts heeft [aangever 1] verklaard dat hij verscheidene malen om teruggave van zijn auto heeft verzocht, maar deze niet heeft teruggekregen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan de door [aangever 1] afgelegde verklaring.
De conclusie is dat verdachte zich aldus als heer en meester over de auto is gaan gedragen. De rechtbank zal daarom wettig en overtuigend bewezen verklaren dat verdachte de auto heeft verduisterd. Verdachte zal worden vrijgesproken van het plegen van dit feit in vereniging met een ander, in het bijzonder zijn vader, nu het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt.
FEIT 4
[aangever 17] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn BMW M3 E30, voorzien van kenteken [kenteken] en chassisnummer [nummer] tussen 30 mei 2009 en 2 juni 2009. De auto stond geparkeerd op het bedrijventerrein van [bedrijf 4] Autobedrijf in [P4].121
In de loods van verdachte is de carrosserie van een blauwe BMW uit de 3-serie aangetroffen. Slechts de eerste drie posities van het voertuigidentificatienummer waren zichtbaar, de overige posities waren doorboord. Uit onderzoek is echter gebleken dat het originele voertuigidentificatienummer [nummer] was.122
[aangever 17] is geconfronteerd met een foto van de auto. Hij heeft de auto herkend als zijn eigendom.123
[vader] heeft verklaard dat hij de carrosserie van de auto heeft aangetroffen op een industrieterrein in Aalsmeer en vervolgens heeft meegenomen.124 Hier had hij geen toestemming voor. De rechtbank acht de diefstal van de carrosserie van de auto door [vader] wettig en overtuigend bewezen. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte ook bij de diefstal betrokken was, zodat hij hiervan, alsmede van de verduistering, dient te worden vrijgesproken.
5.4 De bewezenverklaring
Het ten laste gelegde, zoals weergegeven in de ingevoegde fotokopie van de tenlastelegging, bevattende de bewezenverklaring, gemerkt B.
6. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
8. De straf/maatregel
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit. Subsidiair, indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat de vriendin van verdachte op het punt staat te bevallen van hun eerste kind. Tevens heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht het advies van het Leger des Heils, zoals weergegeven in het voorlichtingsrapport van 23 oktober 2009 betreffende verdachte, te volgen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en met de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan gewoonteheling, bestaande uit de opzetheling van diverse autosportartikelen en auto’s, en aan gewoontewitwassen. Deze goederen, die veel geld waard zijn, zijn aangetroffen in de loods die door verdachte werd gehuurd, veelal kort nadat die goederen waren gestolen. Door deze feiten is aan de eigenaren van deze goederen aanzienlijke schade toegebracht.
Diverse aangevers hebben gezien dat verdachte goederen in gebruik had die bij hen waren weggenomen. Ook nadat verdachte was aangehouden, zijn diverse aangevers geconfronteerd met de in beslag genomen goederen uit de loods van verdachte. Velen hebben hun gestolen goederen hierbij herkend. Het vertrouwen van deze aangevers is hierdoor ernstig beschaamd, nu zij hun gestolen goederen terug hebben gevonden bij personen die zich net als zij in de (kleine) racewereld begaven.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering. Verdachte is met aangever [aangever 1] overeengekomen dat hij een auto, die hem ter reparatie was aangeboden, zou kopen. Verdachte heeft de auto nooit betaald of teruggegeven. Integendeel, hij is zelf met de auto gaan racen. De rechtbank rekent dit verdachte aan, nu hij zich door aldus te handelen heeft verrijkt ten koste van een ander.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 4 september 2009 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. In 2005 en 2006 is verdachte nog veroordeeld tot (deels) voorwaardelijke werkstraffen wegens (medeplichtigheid aan) gekwalificeerde diefstallen. In 2008 is verdachte wegens opzetheling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, zij het dat dit vonnis nog niet onherroepelijk is.
Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen is een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend. De rechtbank zal echter een lagere gevangenisstraf opleggen aan verdachte dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank minder bewezen zal verklaren dan hetgeen door de officier van justitie bewezen is geacht.
Verdachte is weliswaar menigmaal met politie en justitie in aanraking gekomen, maar aan hem zijn nog geen lange vrijheidsbenemende straffen opgelegd. Daarnaast staat verdachte op het punt vader te worden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voor zijn gezin wil zorgen en dat hij werk als vrachtwagenchauffeur wil zoeken om zijn gezin te onderhouden. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen. Het onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf zal gelijk zijn aan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte krijgt aldus de kans voor zijn gezin te zorgen. De voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden in de toekomst andermaal strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat de aan verdachte op te leggen deels voorwaardelijke gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan de ernst van de door hem gepleegde feiten. Verdachte zal daarom ook veroordeeld worden tot een werkstraf van de maximale duur.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte een grote schuld heeft bij de belastingdienst. Daarnaast heeft verdachte geen stabiel inkomen. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer overgaat tot het plegen van vermogensdelicten is het van belang dat hij zo snel mogelijk een vaste baan vindt en een stabiel inkomen verwerft. Verdachte heeft in het verleden moeite gehad met het vinden van een baan. Het Leger des Heils acht begeleiding van verdachte bij het vinden van een passende baan dan ook geïndiceerd. Tevens kan verdachte dan begeleid worden bij het maken van keuzes, zodat hij in de toekomst zo min mogelijk in de problemen komt. De rechtbank zal dan ook aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, zolang die instelling zulks nodig acht.
9. De vordering van de benadeelde partij
9.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [aangever 17].
9.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij bepleit, nu zij primair vrijspraak van de ten laste gelegde feiten heeft verzocht, en subsidiair aangevoerd dat niet aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de ten laste gelegde feiten.
9.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 55, 57, 63, 321, 417 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 tweede cumulatief/alternatief en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 eerste cumulatief/alternatief en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief/alternatief en ten aanzien van feit 2 eerste cumulatief/alternatief: de eendaadse samenloop van medeplegen van gewoonteheling en medeplegen van gewoontewitwassen;
ten aanzien van feit 3: verduistering;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (zes) MAANDEN en 20 (twintig) DAGEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
en voorts
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 (tweehonderdenveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 (honderdtwintig) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 17] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Rossum, voorzitter,
Bosman en Frenkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Gunnewegh, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2010.
Mr. Frenkel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Waarneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de pagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Hollands-Midden, dossiernummer 2009260525, met bijlagen.
2 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 300-301.
3 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 50.
4 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 51, en processen-verbaal van aanhouding, blz. 48 en blz. 106..
5 Klantbeeld Arbeids- en uitkeringsgegevens van Suwinet betreffende [vader], blz. 677 en proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 59.
6 Besluit tot herziening van bijstand, blz. 690-693.
7 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 118-119.
8 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 127.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 1], blz. 600.
10 Verklaring ter terechtzitting.
11 Huurovereenkomst opslagruimte [adres] in [P1], blz. 567-571
12 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], blz. 565-566.
13 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 131.
14 Verklaring ter terechtzitting.
15 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 122 en blz. 130-131.
16 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 61.
17 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 60.
18 Verklaring ter terechtzitting.
19 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 51 en proces-verbaal, blz. 214-216.
20 Proces-verbaal, blz. 216.
21 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 61.
22 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 132.
23 Proces-verbaal van aangifte [aangever 2], blz. 218-219, goederenbijlage, blz. 222-224 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 229.
24 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 228.
25 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 230.
26 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 230.
27 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 232-233.
28 Verklaring ter terechtzitting.
29 Verklaring ter terechtzitting.
30 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 75.
31 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 621.
32 Aankoopnota [bedrijf 1] b.v., blz. 889.
33 Rapport van inspectie en taxatie, blz. 927-934.
34 Proces-verbaal van aangifte [aangever 3], blz. 262-263.
35 Proces-verbaal van aangifte [aangever 3], blz. 282-283.
36 Goederenbijlage, blz. 265.
37 Goederenbijlage, blz. 285.
38 Proces-verbaal van aangifte [aangever 4], blz. 287.
39 Goederenbijlage, blz. 289.
40 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 270.
41 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 291.
42 Verklaring ter terechtzitting.
43 Rapport van inspectie en taxatie, blz. 927-934.
44 Proces-verbaal van aangifte [aangever 5], blz. 297-298.
45 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 300-301.
46 Proces-verbaal van aangifte [aangever 6], blz. 307-308.
47 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 310-311.
48 Proces-verbaal, blz. 303-304.
49 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 312-313.
50 Verklaring ter terechtzitting.
51 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 61.
52 Rapport van inspectie en taxatie, blz. 927-934.
53 Proces-verbaal van aangifte [aangever 7], blz. 317-318.
54 Onderdelenlijst, blz. 320.
55 Proces-verbaal van aangifte [E], blz. 323-325.
56 Lijst vermiste spullen, blz. 327.
57 Proces-verbaal van aangifte [E], blz. 324.
58 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 339-340.
59 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 348-349.
60 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 339.
61 Waarneming van de rechtbank ter terechtzitting.
62 Proces-verbaal, blz. 418-420.
63 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 95.
64 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 606-608.
65 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 820.
66 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 895.
67 Rapport van inspectie en taxatie, blz. 933.
68 Proces-verbaal van aangifte [aangever 8], blz. 370-371.
69 Proces-verbaal, blz. 367-369.
70 Proces-verbaal van aangifte [aangever 9], blz. 378-379.
71 Proces-verbaal, blz. 375-377.
72 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], blz. 152.
73 Proces-verbaal van verhoor verdachte [vader], blz. 85.
74 Rapport van inspectie en taxatie, blz. 931.
75 Verklaring [deskundige] ter terechtzitting.
76 Proces-verbaal van aangifte [aangever 10], blz. 387-388.
77 Proces-verbaal, blz. 383-386.
78 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 64.
79 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 132.
80 Proces-verbaal van aangifte [aangever 11], blz. 396-397.
81 Proces-verbaal, blz. 393-394.
82 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 399-400.
83 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 156.
84 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 822.
85 Afschrift van aangifte [aangever 12], blz. 407-408.
86 Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 12], blz. 412-413.
87 Proces-verbaal van aangifte [aangever 13], blz. 437.
88 Lijst van gestolen spullen, blz. 439-440.
89 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 463.
90 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 465-466.
91 Verklaring ter terechtzitting.
92 Rapport van inspectie en taxatie, blz. 932.
93 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 156.
94 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 98.
95 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 98.
96 Rapport van inspectie en taxatie, blz. 934.
97 Proces-verbaal van aangifte [aangever 14], blz. 474-475.
98 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 487.
99 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 150-151.
100 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 80.
101 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 151.
102 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 80.
103 Rapport van inspectie en taxatie, blz. 930.
104 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 152.
105 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 87.
106 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], blz. 843-844.
107 Proces-verhaal van verhoor [M], blz. 624-625.
108 Proces-verbaal van aangifte [aangever 15], blz. 496.
109 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 508.
110 Proces-verbaal van aangifte [aangever 16], blz. 511.
111 Lijst ontvreemde goederen [bedrijf 5] Motorsport, blz. 517
112 Proces-verbaal van aangifte [aangever 16], blz. 520.
113 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 526.
114 Proces-verbaal [vader], blz.95.
115 Proces-verbaal verhoor [M], blz. 625.
116 Proces-verbaal van verhoor getuige [L], blz. 592-593.
117 Proces-verbaal van aangifte [aangever 1], blz. 432-433.
118 Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 1], blz. 600.
119 Verklaring ter terechtzitting.
120 Verklaring ter terechtzitting.
121 Proces-verbaal van aangifte [aangever 17], blz. 421-422.
122 Proces-verbaal, blz. 418-419.
123 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 426.
124 Proces-verbaal van verhoor [vader], blz. 92-93.