ECLI:NL:RBSGR:2010:BL5278
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Tamil uit Sri Lanka en risico op schending van artikel 3 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 februari 2010 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tamil uit Sri Lanka. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke eerder was afgewezen. De rechtbank beoordeelde of de situatie in Sri Lanka, met name voor Tamils, zodanig was verslechterd dat de eiser een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij terugkeer naar zijn land van herkomst. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het gewapend conflict in het noorden van Sri Lanka was geëscaleerd, de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk een reëel risico liep op vervolging of onmenselijke behandeling. De rechtbank oordeelde dat de enkele afkomst van de eiser als Tamil niet voldoende was om aan te nemen dat hij een gegronde reden had om te vrezen voor vervolging. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiser dat hij eerder als lid van de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE) was aangemerkt, omdat deze stelling ongeloofwaardig was geacht. De rechtbank concludeerde dat de situatie van de eiser op essentiële onderdelen afweek van die van andere vreemdelingen die wel bescherming kregen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.