Parketnummers 09/757345-09 (dagvaarding I); 09/655075-10 (dagvaarding II(gev ttz))
Datum uitspraak: 22 februari 2010
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlasteleggingen en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1962,
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Rijnmond, HvB De IJssel' te Krimpen aan den IJssel.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 november 2009 (dagvaarding I) en 8 februari 2010.(dagvaarding I en II)
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.J.F. Gonesh, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging met betrekking tot dagvaarding I ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 januari 2009 te 's-Gravenhage en/of Wateringen, gemeente
Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [A] en/of [B], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden (van 10.30 uur tot 16.30 uur), met het oogmerk (een)
ander(en), te weten die [A] en/of [B], te dwingen iets te doen of
niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen:
- die [A] en/of [B] naar een loods/bedrijfspand gelokt/gebracht en/of
- (vervolgens) de handen/armen van die [A] en/of [B] onder bedreiging
met een (of meer) vuurwapen(s), althans op vuurwapen(s) gelijkende
voorwerp(en) vastgebonden en/of het hoofd en/of de ogen van die [A]
en/of [B] met tape bedekt/omwikkeld en/of
- de auto en/of de autosleutels van die [A] weggemaakt/verwijderd;
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 08 januari 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [A] en/of
[B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
met dat opzet:
- die [A] en/of [B] naar een loods/bedrijfspand gelokt/gebracht en/of
- (vervolgens) de handen/armen van die [A] en/of [B] onder bedreiging
met een (of meer) vuurwapen(s), althans op vuurwapen(s) gelijkende
voorwerp(en) vastgebonden en/of het hoofd en/of de ogen van die [A]
en/of [B] met tape bedekt/omwikkeld en/of
- de auto en/of de autosleutels van die [A] weggemaakt/verwijderd;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op of omstreeks 08 januari 2009 te 's-Gravenhage en/of Wateringen, gemeente
Westland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk [A] en/of [B] van het leven te
beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal die [A] en/of [B]
(gedurende langere tijd) met het hoofd (tot aan het middel) in een ton met
water heeft geduwd en/of heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op of omstreeks 08 januari 2009 te 's-Gravenhage en/of Wateringen, gemeente
Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[A] en/of [B] heeft gedwongen tot de afgifte van een (groot)
geldbedrag en/of (huis)sleutel(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan die [A] en/of die [B], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- door een (of meer) man(nen) met bedekt gelaat (bivakmutsen) en/of met
handschoenen aan, met een (of meer) vuurwapen(s), althans met een (of meer)
op vuurwapens) gelijkende voorwerp(en), sommeren van die [A] en/of
[B] om op de grond te gaan liggen en/of
- (vervolgens) vastbinden van de handen/armen van die [A] en/of [B]
met (een) tie-wrap(s) en/of
_ (vervolgens) (in)tapen en/of met tape omwikkelen van het hoofd en/of de ogen
van die [B] en/of [A] en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (hard) schoppen/trappen en/of slaan
tegen het hoofd en/of gezicht en/of het lichaam van die [A] en/of [B]
en/of
- (vervolgens) met een kniptang, althans een op een kniptang gelijkend
voorwerp, knippen in de vinger van die [B] en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal in een ton met water duwen en/of
houden van het hoofd en/of lichaam van die [B] en/of [A] en/of
- ( vervolgens/daarbij) zeggen/schreeuwen "we moeten geld en/of waar is je
geld" en/of "we gaan je doodmaken en we gaan je familie doodmaken" en/of dat
die [A] en [B] een nekschot zouden krijgen en in brand zouden worden
gestoken, althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of strekking;
hij
op of omstreeks 08 januari 2009 te 's-Gravenhage en/of Wateringen, gemeente
Westland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een (groot) geldbedrag en/of (huis)sleutel(s), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A] en/of [B],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het;
- door een (of meer) man(nen) met bedekt gelaat (bivakmutsen) en/of met
handschoenen aan, met een (of meer) vuurwapen(s), althans met een (of meer) op
vuurwapens) gelijkende voorwerp(en), sommeren van die [A] en/of [B]
om op de grond te gaan liggen en/of
- (vervolgens) vastbinden van de handen/armen van die [A] en/of [B]
met (een) tie-wrap(s) en/of
_ (vervolgens) (in)tapen en/of met tape omwikkelen van het hoofd en/of de ogen
van die [B] en/of [A] en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (hard) schoppen/trappen en/of slaan
tegen het hoofd en/of gezicht en/of het lichaam van die [A] en/of [B]
en/of
- (vervolgens) met een kniptang, althans een op een kniptang gelijkend
voorwerp, knippen in de vinger van die [B] en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal in een ton met water duwen en/of
houden van het hoofd en/of lichaam van die [B] en/of [A] en/of
- ( vervolgens/daarbij) zeggen/schreeuwen "we moeten geld en/of waar is je
geld" en/of "we gaan je doodmaken en we gaan je familie doodmaken" en/of dat
die [A] en [B] een nekschot zouden krijgen en in brand zouden worden
gestoken, althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
op of omstreeks 08 januari 2009 te 's-Gravenhage en/of Wateringen, gemeente
Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een)
perso(o)n(en) genaamd [A] en/of [B], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal
(hard) schoppen/trappen en/of slaan tegen het hoofd en/of gezicht en/of het
lichaam van die [A] en/of [B], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 08 januari 2009 te 's-Gravenhage en/of Wateringen, gemeente
Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk (een) perso(o)n(en) (te weten [A] en/of [B])
meermalen, althans eenmaal (hard) heeft geschopt/getrapt en/of geslagen tegen
het hoofd en/of gezicht en/of het lichaam, waardoor voornoemde [A] en/of
[B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij
op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 september
2008 tot en met 4 augustus 2009 te 's-Gravenhage en/of Nijmegen en/of
Rotterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een Volkswagen Golf (kenteken: [kenteken]) en/of
een Mercedes-Benz Vito (met kenteken [kenteken]) en/of een of meer
kentekenpla(a)t(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [C] en/of [D] Services BV en/of [E], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot
en met 4 augustus 2009 te 's-Gravenhage en/of te [plaats], in elk geval in
Nederland, een auto (Volkswagen Golf, kenteken [kenteken]) en/of een bestelauto
(Mercedes-Benz Vito, kenteken [kenteken]) en/of een of meer kentekenplaten heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto's en/of
kentekenplaten wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
hij
op of omstreeks 04 augustus 2009 te [plaats], in elk geval in Nederland,
opzettelijk 17, in elk geval een of meer, bankbiljet(ten) van 500 euro,
dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of
vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om
dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad
heeft gehad;
art 209 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 04 augustus 2009 te [plaats], in elk geval in
Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 36,in elk geval een of
meer, pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.1Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen twee personen van hun vrijheid heeft beroofd, deze personen heeft afgeperst en/of bestolen, welke afpersing en diefstal gepaard gingen met geweld en bedreiging van geweld. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling, heeft hij valse bankbiljetten voorhanden gehad en heeft hij een hoeveelheid pillen, bevattende MDMA voorhanden gehad.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1 subsidiair, 3, 4 primair, 5 subsidiair, en 6, alsmede het tenlastegelegde op dagvaarding II heeft begaan, en verdachte zal vrijspreken van de feiten 1 primair, 2, en 5 primair, zoals vermeld op de dagvaarding I.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van alle feiten, zoals vermeld op beide dagvaardingen, en dat integrale vrijspraak moet volgen. De raadsman heeft zijn standpunt zeer uitgebreid onderbouwd in zijn aan de rechtbank overgelegde pleitnotities. De rechtbank zal de gevoerde verweren hierna bij de beoordeling van de tenlastelegging bespreken.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal, gelet op de samenhang, de feiten 1 tot en met 4 bespreken als één feitencomplex en vaststellen welke bewijsmiddelen redengevend zijn voor een bewezenverklaring.
Uit de aangiftes1* van [A] en [B] blijkt van het volgende.
Aangever [A] verklaart het volgende.
Mijn compagnon [B] en ik hebben een growshop in [plaats] ([adres]). In december 2008 kwam een Moluks uitziende man in de winkel. Hij stelde zich voor als [X]. Hij wilde een zakelijke transactie doen. [X] vertelde dat hij een afspraak wilde maken voor 7 januari 2009 om 19.30 uur bij de Hornbach in Wateringen. De afspraak werd een dag verzet, en op 8 januari 2009 zijn [B] en ik naar de Hornbach gereden. [X] stond al op ons te wachten. [X] reed in een bordeaux rode Mercedes Vito bus. Hij zei dat we achter hem aan moesten rijden. We reden naar de [pand] naar een bedrijfspand, en we gingen met z'n drieën het pand binnen. In de bedrijfsruimte stond een witte bestelbus.
Vrijwel direct kwamen achter de witte bus vier personen vandaan. Ze hadden bivakmutsen op en droegen zwarte kleding. We werden gesommeerd op de grond te gaan liggen. Ik werd met tie-wraps vastgebonden. Ook werd tape rond mijn hoofd en voor mijn ogen gedaan. Ik wist meteen dat we er door [X] ingeluisd waren. [B] en ik hadden immers een aanzienlijk geldbedrag bij ons. We lagen ingetapet en vastgebonden op de grond. Ik kreeg van één of meerdere personen trappen tegen mijn hoofd en mijn gezicht. Ook trapten ze tegen mijn heupen. Ik kon mij niet verdedigen. Ik schreeuwde het uit van de pijn. Vervolgens werden we achter in de witte bestelbus gelegd. [B] werd er kort daarna weer uitgehaald. Kort daarna hoorde ik [B] gillen en schreeuwen. Na ongeveer vijftien minuten werd [B] terug gebracht. Ik werd uit de bus getrokken en meegenomen. Ik moest op mijn knieën gaan zitten en kreeg een klap op mijn hoofd. Ze hadden toen al een aanzienlijk bedrag van ons afgepakt, maar vroegen herhaaldelijk om meer geld. Ze vroegen mij of ik wilde vertellen waar mijn geld was. Ik schreeuwde dat ik thuis nog geld had liggen. Ik riep dat het op [adres] nog geld had liggen.
Ik werd vervolgens naar de bus gebracht en naar binnen gegooid. We zijn een stukje gaan rijden. We hebben zo'n twintig minuten rond gereden. Later werd ik weer uit de bus gehaald. We liepen weer een trap op en daardoor heb ik het vermoeden dat we weer in dezelfde loods waren. Ze schreeuwden om geld. Ik zei weer dat ik thuis geld had liggen. Ik werd weer naar beneden gebracht en in de bus gegooid. [B] en ik werden ondervraagd. Vervolgens hoor ik het geluid van klotsend water. Er werd gezegd dat het benzine was. Er werd gezegd dat ze nu naar mijn woning zouden gaan. Als ik zou liegen zouden zij terug komen om ons een nekschot te geven en ons daarna in brand te steken. Er ging enige tijd overheen. Op een gegeven moment kwam de Surinamer naar ons toe. Hij zei dat ze in de woning van [B] geld hadden gevonden. Hij zei ook dat ze mijn huis niet in konden en dat hij mij dood zou schieten.
We werden beneden op de grond gelegd. Na enige tijd hebben ze de tie-wraps van [B] los gemaakt. Ze vertelden dat we tot 100 moesten tellen en dat we buiten naar rechts moesten lopen, het bruggetje over en dat daar mijn auto zou staan. We hoorden dat ze er vandoor waren.
Ik heb de Molukker die zich [X] noemde op de foto staan. Nadat ik thuis kwam heb ik mijn beveiligingssysteem bekeken. Op de beelden zag ik [X] bij mijn voordeur staan met een onbekende man. Ook van mijn letsel heb ik foto's. Telefonische contacten met [X] waren altijd met het nummer [nummer].
Aangever [B] verklaart het volgende.
Ik heb samen met [A] een growshop. Half december 2008 is er een jongen bij mij in de zaak geweest. Hij is meerdere keren in de zaak geweest. Op een gegeven moment heeft hij met [A] en mij een afspraak gemaakt. Dat was op 8 januari 2009. Hij vertelde aan mij dat hij een loods had in de buurt van de Hornbach bij Wateringen. Wij hadden afgesproken bij de sportschool in de buurt: [sportschool]. De jongen stond op ons te wachten in een Mercedes bordeaux rood van kleur. Ik ben een stukje achter hem aangereden. Wij zijn een straat ingereden in de buurt van de Makro. Ik moest achter de Mercedes aanrijden. Op een gegeven moment zag ik dat de bestelbus parkeerde in een parkeervak. Ik heb achter de bestelbus onze auto geparkeerd. We zijn achter hem aangelopen de [pand] in. Ik zag dat hij naar een bedrijfspand liep. Op het moment dat wij in de loods staan zag ik een witte bestelbus. De jongen was Moluks en noemde zich [X].
Toen wij de loods binnen waren, werden wij gelijk bedreigd door 4 mannen met vuurwapens. Ze hadden bivakmutsen op. We moesten op de grond gaan liggen. We werden gelijk geschopt terwijl we op de grond lagen. Ik voelde dat er tie-wraps om mijn armen werden gedaan. Ze hebben tape voor onze ogen gedaan. Ik kreeg een harde trap tegen mijn hoofd. Wij werden in een voertuig gedwongen. Op een gegeven moment werden we weer ergens naar binnen gereden. Een van de mannen zei: we moeten geld hebben, waar is je geld. Ik voelde dat ze me overal waar ze me konden raken hebben geslagen. Ik werd weer naar beneden gebracht. Ik voelde dat [A] uit de bus werd gehaald. Ik hoorde dat [A] begon te gillen.
Op een gegeven moment werd ik weer uit de bus getrokken. Ik heb toen gezegd dat ik geld bij mijn vriendin thuis heb. Ik heb gezegd dat er 10.000 euro in de badkamer lag. Ik was bang dat als ze de woning van mijn vriendin overhoop zouden halen en mogelijk zelfs mijn vriendin en mijn kind iets zouden aandoen. Ik werd vervolgens naar beneden geleid. Ik voelde een ijzeren voorwerp in de vorm van een vuurwapen tegen mijn hoofd. Ik hoorde een mannenstem zeggen dat ik niks vreemds moest doen.
Ondertussen waren vermoedelijk twee mannen naar de woning van mijn vriendin gegaan. Later bleek dat het geld uit de badkamer weg was. Op een gegeven moment begonnen de mannen tegen ons te schelden dat wij hadden gelogen. Ik begreep dat ze de deur van de woning van [A] niet open kregen. Wij zijn vervolgens weer meegenomen in de laadbak. Nadat men een rondje met ons had gereden werd ons verteld dat ze ons zouden vrijlaten.
De raadsman heeft met betrekking tot deze twee aangiftes opgemerkt dat hij het verontrustend vindt dat de twee aangevers, die waren aangehouden voor wapenbezit, in het bijzijn van de advocaat van aangever [A], met elkaar hebben kunnen overleggen en vervolgens aangifte hebben gedaan. Bovendien, zo stelt de raadsman, hebben aangevers een motief om creatief met de waarheid om te gaan, daar zij zich kennelijk inlieten met een duister zaakje, waarover zij zelf verder niets wilden verklaren.
De rechtbank overweegt het volgende.
De aangevers hebben, afzonderlijk van elkaar, aangifte gedaan van hetgeen hen is overkomen. De aangiftes zijn gedetailleerd en versterken elkaar op vele punten, zonder dat sprake is van zogenaamde blauwdrukken.
Vervolgens dient te worden vastgesteld, gelet op hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, of er sprake is van een "opzetje" tussen de aangevers of dat overig bewijs in het dossier de aangiftes ondersteunt.
Uit de overige bewijsmiddelen blijkt van het volgende.
Met betrekking tot de identiteit van verdachte stelt de rechtbank op basis van het dossier en het ter terechtzitting verhandelde het volgende vast.
Door aangever [A] zijn foto's van de beveiligingscamera, die aan de buitenkant van zijn woning aan de [adres] te [plaats] is bevestigd, aan de politie overgedragen. Deze foto's tonen een persoon die door voornoemde aangever als "[X]" wordt aangeduid voor de deur van de genoemde woning. Te zien is dat deze "[X]" met zijn hand ter hoogte van het deurslot zit. Uit de foto's blijkt dat er nog een persoon met een capuchon op bij de deur komt staan. Kennelijk lukt het hen niet de deur open te maken. Ze gaan onverrichterzake weg.2* Om de ware identiteit van [X] te kunnen achterhalen heeft de politie onder meer één van deze foto's laten plaatsen op de Landelijke Recherche Informatie site van de politie Nederland. Hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond, [hoofdagent], herkende [X] als zijnde [verdachte].3*
Daarop is het onderzoek zich gaat richten op verdachte.
Op zaterdag 21 november 2009 is door de politie telefonisch contact opgenomen met aangever [A]4*. Hij heeft in dat gesprek verklaard dat hij naar de pro-forma zitting van 13 november 2009 is geweest. Hij verklaarde dat de Molukse man die als verdachte bij de pro-forma zitting aanwezig was de Molukker was die hem en aangever [B] in de val had gelokt.
Met betrekking tot het letsel van aangever [A] stelt de rechtbank het volgende vast.
Aangever [A] heeft verklaard dat hij op 8 januari 2009 het hele verhaal tegen zijn vriendin, [vriendin van A], heeft gedaan en dat zij hem had gezien met twee blauwe ogen.
De verbalisant [verbalisant] heeft hierover gerelateerd dat de vriendin van [A] hem in het verleden al had verteld dat [A] op 8 januari 2009 met twee blauwe ogen thuis kwam. 5* Zij had hem ook op film vastgelegd6*.
Met betrekking tot het bedrijfspand en de gebruikte voertuigen stelt de rechtbank op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Met betrekking tot het bewuste bedrijfspand heeft de getuige [F] verklaard dat hij op 8 of 9 januari 2009 opvallende dingen bij het pand [pand] in Wateringen had gezien.7* Hij heeft op 10 januari 2009 de politie gebeld en heeft toen het volgende verklaard:
Het pand staat sinds enkele maanden leeg. Op 8 januari of 9 januari 2009 hoorde ik deuren slaan. Ik ben gaan kijken en zag 2 busjes. De busjes waren een bordeaux rode Mercedes Vito en een witte Mitsubishi L300 waarvan het kenteken begon met [letters].
In de Mitsubishi zat een man.
Getuige [F] heeft verder verklaard dat hij daarop het kenteken dat begon met [letters] op de website van de RDW had ingetikt. De computer van [F] is onderzocht door personeel Digitale Expertise en het is gelukt om het ingetypte kenteken terug te vinden. Het betrof een Hyunda met het kenteken [kenteken].8*
Op 10 januari 2009 heeft de politie het pand aan de [pand] gecontroleerd op aanwezige personen. Daar werden alleen post, een krant en stukken tape gesignaleerd.9* Vervolgens heeft er op 25 februari 2009 met toestemming van de eigenaar een forensisch onderzoek in het bedrijfspand plaatsgevonden, waarbij enige stukken tape, die zich tussen de post bevonden en zwarte kabelbinders zijn veiliggesteld.10*
Uit het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 30 juni 2009 blijkt dat op de veiliggestelde kabelbinders en stukken tape DNA is vastgesteld van de beide aangevers.11*
Met betrekking tot de rol van de verdachte stelt de rechtbank op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Aangever [A] heeft verklaard dat hij direct na thuiskomst op 8 januari 2009 zijn videosysteem als onderdeel van zijn beveiligingsmaatregelen had bekeken. Hij wist dat de daders bij zijn huis waren geweest, maar er niet in konden, omdat ze de verkeerde sleutels hadden meegenomen. Hij heeft verder verklaard dat de foto's waarop de Molukker voor zijn voordeur staat, op donderdag 8 januari 2009 zijn gemaakt12*.
Uit deze opnames in combinatie met de foto van de woning van aangever [A], zoals afgedrukt op bladzijde 55 van het dossier, stelt de rechtbank vast dat het inderdaad de woning van aangever [A] betreft, voor de deur waarvan een persoon meermalen wordt gefotografeerd. Voorts stelt de rechtbank vast dat zij, gelet op hetgeen zij heeft waargenomen ter terechtzitting, de persoon op de zojuist genoemde foto's op de bladzijden 60 tot en met 66 verdachte [verdachte] betreft.
De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders. De rechtbank is het met de raadsman eens dat niet bekend is geworden wat nu precies de afspraken tussen verdachte en de later ten tonele verschenen mededaders waren. Verdachte heeft gedurende de gehele procesgang - tot en met zijn laatste woord - een beroep gedaan op zijn zwijgrecht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Samenvattend blijkt uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen dat verdachte op 8 januari 2009 een afspraak had met de aangevers. Nadat aangevers zich naar de afgesproken plaats hadden begeven, zijn zij de bordeaux rode Mercedes Vito, waarin verdachte reed, gevolgd naar een loods in Wateringen. Nadat zij lopend achter de verdachte de loods betraden, werden de aangevers overvallen door een viertal anderen die gemaskerd waren en voorzien van wapens. Aangevers werden geboeid met kabelbinders en hun ogen werden afgeplakt met tape. Nadat bij aangevers geld afhandig was gemaakt, werden bij aangevers sleutels afgenomen om in de woningen van aangevers nog meer geld op te halen. Verdachte is met minstens één ander naar de woning van [A] gegaan, heeft daar geprobeerd de voordeur te openen, hetgeen niet lukte en is onverrichter zake teruggekeerd naar de loods, waar vervolgens de aangevers te horen kregen dat het betreden van de woning van [A] niet was gelukt.
Verdachte maakte dus deel uit van de groep mannen, die de aangevers in de loods vasthielden en die hen daarbij beroofden en mishandelden. Vastgesteld is hiermee, dat hij actief heeft meegedaan en handelingen heeft uitgevoerd om het geld te bemachtigen.
De rechtbank acht op grond hiervan voldoende bewijs voorhanden dat verdachte een substantiële rol heeft gehad in de wederrechtelijke vrijheidsberoving en zich derhalve samen met anderen aan het onder 1 tot en met 4 van dagvaarding 1 tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt.
Voor het onder 1 primair tenlastegelegde feit is geen bewijs aanwezig ten aanzien van het dwingen van aangevers om iets te doen of te laten. Aangevers hebben daarover immers niet verklaard. Van het primair tenlastegelegde zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. De rechtbank zal verdachte veroordelen voor het subsidiair onder 1 tenlastegelegde feit.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde, de pogingen doodslag gepleegd jegens de aangevers, overweegt de rechtbank het volgende.
Waar voor de andere feiten (1 t/m 4) naast de verklaringen van de aangevers ook andere bewijsmiddelen zijn aangetroffen ( verklaring buurman, verklaring letsel, foto's, tape met DNA), geldt dit niet voor de beschuldigingen van feit 2. Hoewel de verklaringen van de aangevers op dit punt goeddeels overeenkomen en in het kader van het toegepaste geweld ook niet onaannemelijk zijn te noemen, beoordeelt de rechtbank deze beide verklaringen zonder enig ander bewijsmiddel dat daartoe ter ondersteuning kan dienen, daarbij toch onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit tenlastegelegde feit te komen.
Voor het bewijs van het onder 3 cumulatief/eerste alternatief tenlastegelegde feit, de afpersing van beide aangevers, vindt de rechtbank eveneens onvoldoende onderbouwing.
De aangevers verklaren beiden, dat zij direct na binnenkomst in het bedrijfspand zijn vastgepakt en van hen de armen zijn vastgebonden. Daarna is (onder meer) van hen geld en sleutels afgenomen. Niet blijkt dat de aangevers het geld hebben afgegeven. De juridische kwalificatie daarvan is omschreven in het cumulatief/tweede alternatief. Van het cumulatief/eerste alternatief zal daarom verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 subsidiair, 3 cumulatief/tweede alternatief en 4.
3.4 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte op geen enkele wijze aan de voertuigen in het dossier is te linken, en hij heeft zich bovendien op het standpunt gesteld dat, nu sprake is van een gericht opsporingsonderzoek, de zich in het procesdossier bevindende via ANPR verkregen gegevens niet rechtmatig zijn bewaard en derhalve niet voor het bewijs mogen worden gebezigd.
3.5 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder primair tenlastegelegde diefstal van de personenauto's en ten aanzien van het subsidiaire feit tot de bewezenverklaring daarvan geconcludeerd. De officier bestrijdt het standpunt van de raadsman betreffende de onrechtmatigheid van het gebruik van de ANPR gegevens en is van mening dat de middels het ANPR verkregen informatie rechtmatig is verkregen. Er is zeer gericht gezocht naar één specifiek kenteken.
3.6 Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Vrijspraak feit 5 primair
De onder feit 5 primair tenlastegelegde diefstal van beide auto's acht de rechtbank niet bewezen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden onvoldoende aanknopingspuntenen, laat staan bewijsmiddelen voor een betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde diefstallen.
Feit 5 subsidiair
Voor het gebruik van de gegevens verkregen via het systeem van Automatic Number Plate Recognition (hierna: ANPR) bestaat geen specifieke wettelijke grondslag.13* Derhalve moet worden teruggevallen op de algemene regels op het gebied van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals die zijn neergelegd in de Wet politiegegevens (verder: Wpg) en de Wet bescherming persoonsgegevens (verder: Wbp).
Op grond van de Wpb mogen gegevens (zoals die afkomstig uit het ANPR) worden gebruikt in het kader van de uitoefening van de politietaak. Artikel 1 onder b Wpg verwijst voor de omschrijving van de politietaak naar de artikelen 2 en 6 Politiewet 1993. Hieronder valt ook de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat voor de uitoefening van strafvorderlijke onderzoeksbevoegdheden een wettelijke basis dient te bestaan. 14* Alleen voor zover het gaat om beperkte inbreuken op grond- of mensenrechten zoals het recht op de persoonlijke levenssfeer kan de grondslag daarvoor worden gevonden in de uitoefening van de politietaak als omschreven in artikel 2 Politiewet, zolang er nog geen sprake is van opsporing dan wel in de algemene opsporingstaak zoals die is neergelegd in artikelen 141 en 142 Sv.
Onduidelijkheid over de toepasselijkheid van wet- en regelgeving is de aanleiding geweest voor het College Bescherming Persoonsgegevens (verder: CBP) invulling te geven aan de wettelijke normen die bij de toepassing van ANPR moeten worden nageleefd. Daarmee heeft het CBP invulling gegeven aan de wettelijke normen voor een correcte en zorgvuldige omgang met persoonsgegevens die bij de toepassing van ANPR moeten worden nageleefd.15*
In grote lijnen functioneert de ANPR als volgt. Gewerkt wordt met een vergelijkingsbestand waarin door de politie op grond van een aanwijsbare reden kentekens worden opgenomen. De reden hiervoor kan bijvoorbeeld zijn dat de auto waarbij het kenteken hoort, gezocht wordt of dat de kentekenhouder/eigenaar gezocht wordt. Met een camera wordt een foto gemaakt van de voor- en achterkant van alle voorbijkomende auto's, zodat het kenteken wordt geregistreerd maar vaak ook het merk en de kleur van de auto. Dit kenteken wordt doorgeleid naar het vergelijkingsbestand. De daarop volgende vergelijking kan een 'hit' (overeenkomst tussen kenteken uit vergelijkingsbestand en een gescand kenteken) of een 'no-hit' (geen overeenkomst tussen een kenteken uit het vergelijkingsbestand en een gescand kenteken) opleveren.
Hits die het resultaat zijn van de ANPR-toepassing kunnen worden verwerkt, zolang zij noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor zij zijn verwerkt, namelijk om bestaande gegevens te verrijken. Als de noodzaak voor de verwerking van deze gegevens komt te vervallen, moeten de gegevens worden vernietigd. Verdere verwerking van de hits voor andere doelen is alleen mogelijk, indien dat is voorzien in de Wet politiegegevens. Gescande kentekens die niet leiden tot een positief resultaat na vergelijking met in het systeem ingevoerde kentekens, de zogenaamde "no-hits", moeten direct worden vernietigd. Dit betekent ook dat zij niet bewaard kunnen worden ten behoeve van nog niet bestaande, toekomstige, onderzoeken. Als de politie deze gegevens wel zou bewaren, wordt iedereen die over een weg rijdt waar kentekenherkenning plaatsvindt immers als een potentiële verdachte beschouwd. Dit leidt tot een niet-gerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en is in strijd met de wet.
Artikel 1 onder a Wpg omschrijft politiegevens als 'elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt'.
Indirect kan een kenteken leiden tot de identificatie van een persoon. Dat betekent dat in casu het kenteken dat via het bevragen van het ANPR-systeem is verkregen een politiegegeven is.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Wpg mogen politiegegevens slechts worden verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens deze wet geformuleerde doeleinden. Artikel 8, eerste lid, Wpb omschrijft de uitvoering van de dagelijkse politietaak als een van de doeleinden.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak feitelijk het volgende is gebeurd.
Telefoongesprekken waaraan verdachte deelnam zijn op meerdere momenten in tijd door de politie afgeluisterd. Ook op 12 juni 2009 is dat gebeurd. Op die dag omstreeks 17.23 wordt de verdachte gebeld door zijn vriendin [vriendin van verdachte]. In dat gesprek zegt verdachte onder andere dat hij bij Naaldwijk in de file staat en met de bus is en niet met de Golf. Vervolgens is blijkens een proces-verbaal van 21 augustus 2009 door de verbalisant contact geweest met het regiokorps Rotterdam Rijnmond met het verzoek genoemd kenteken door het bij hun in gebruik zijnde ANPR-systeem te halen. Daaruit bleek dat de Mercedes Vito meerdere malen op de snelweg rond Rotterdam is gesignaleerd. Op vrijdag 12 juni 2009 omstreeks 17.54 uur is de Mercedes Vito gefotografeerd bij de Benelux tunnel rijdend vanuit het noorden richting het zuiden. Bij het proces-verbaal behoort een uitdraai met foto die klaarblijkelijk uit het ANPR-systeem afkomstig is. De datum op deze uitdraai is 3 augustus 2009.
In de onderhavige zaak heeft de bevraging van het ANPR-systeem op 8 augustus 2009 naar aanleiding van het vermoeden dat verdachte in een Mercedes Vito met een bepaald kenteken rondreed, een foto opgeleverd van een auto met dat kenteken. Kennelijk bevond zich deze foto in het ANPR-systeem naar aanleiding van eerder gemaakte vergelijkingen. Uit het dossier blijkt niet, dat al eerder met behulp van het ANPR-systeem gericht is gezocht naar het betrokken kenteken, zodat geconcludeerd moet worden dat kennelijk is gebruik gemaakt van een 'no hit' uit het ANPR-systeem. Deze no-hit is gecombineerd met het kenteken van de Mercedes Vito dat bij de politie bekend was.
Uit deze gang van zaken blijkt dan ook dat de op 12 juni 2009 gemaakte foto van de Mercedes Vito op 3 augustus 2009 nog in het ANPR-systeem aanwezig was.
Gegevens die een 'no hit' opleveren in het kader van de uitvoering van de dagelijkse politietaak dienen direct te worden vernietigd, omdat in een dergelijk geval het bewaren van deze gegevens niet noodzakelijk is voor het doel van de ANPR-registratie, gelet op het kennelijk ontbreken van het desbetreffende kenteken in het vergelijkingsbestand.
Voorts is een van de grenzen die de wetgever aan de verwerking van politiegegevens in dit kader heeft willen stellen, de verwerking van grote hoeveelheden binnengehaalde gegevens met politiegegevens. In de Kamerstukken die tot de Wet politiegegevens heeft geleid, wordt bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, Wpg het volgende opgemerkt: 'Het vergelijken van de op grond van dit artikel [rechtbank: art. 8 Wpg]opgenomen politiegegevens met grote hoeveelheden gegevens uit openbare of andere externe bronnen, al dan niet door middel van het binnenhalen van deze gegevens, moet in het kader van dit artikel worden gezien als buitenproportioneel en in strijd met art. 3 (Wpb). Grootschalige vormen in combinatie met externe gegevens gaan de reikwijdte van dit artikel dan ook te boven.'16*
De rechtbank onderschrijft hiermee de visie van het CBP die in een recente 'Rapportage van Definitieve Bevindingen' van 10 januari 2010, verricht bij het Regionaal politiekorps Rotterdam Rijnmond, onderzoek heeft gedaan naar de verwerking van no-hits bij de inzet van Automatic Number Plate Recognition (ANPR). Het CBP komt daarin tot de conclusie dat het korps Rotterdam-Rijnmond handelt in strijd met artikel 8, zesde lid j° artikel 3, eerste en tweede lid Wpg door no-hits, voortvloeiend uit een ANPR-toepassing, in het kader van de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende 120 dagen te verwerken.
Ook in deze zaak blijkt van die strijdigheid met artikel 8, zesde lid j° artikel 3, eerste en tweede lid Wpg, nu informatie met betrekking tot de Mercedes Vito nog zes weken na de datum van de opname in het geraadpleegde ANPR systeem aanwezig bleek.
In de zaak van verdachte betekent het voorgaande dat de bevindingen uit het ANPR-systeem niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De rechtbank zal deze resultaten dan ook uitsluiten van het bewijs.
De rechtbank heeft hiermee het beroep van de verdediging gehonoreerd.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzetheling van de Volkswagen Golf, hetgeen blijkt uit de volgende bewijsmiddelen.
Verdachte is door een observatieteam17* diverse malen gezien in een grijze/blauwe
Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken]. Dit kenteken staat op naam van [G] BV te [plaats]. Contact met de eigenaresse, [eigenaresse], leert dat zij sinds september 2008 in het bezit is van haar Golf en deze nooit heeft uitgeleend. De Golf is bij de eigenaresse in [plaats] aangetroffen.
[C] heeft aangifte18* gedaan van diefstal van zijn Volkswagen Golf. Deze Golf, voorzien van het kenteken [kenteken], is op 3 september 2008 in Nijmegen ontvreemd.
Op 4 augustus 2009 vindt er een doorzoeking ter inbeslagneming19* plaats in het perceel [adres] te [plaats], alwaar verdachte regelmatig verblijft, en ook op 4 augustus 2009 aldaar is aangehouden.
In de loods grenzend aan de woning werd een personenauto, merk Volkswagen Golf met valse kentekenplaten, [kenteken], aangetroffen. De verbalisant [verbalisant2] stelt vast dat in de ruiten van deze Volkswagen Golf het hiervoor genoemde kenteken [kenteken] is gegraveerd. Door de zus20* en zwager21* van de verdachte, alsmede door zijn vriendin22* is verklaard dat verdachte in het bezit was van een blauwe Golf. Verdachte heeft geen kentekenbewijs van deze Golf, die als gestolen stond geregistreerd, kunnen overleggen.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte wist in een gestolen auto te rijden.
3.7 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat op geen enkele wijze bewijs voorhanden is dat verdachte van zins was om het valse geld in omloop te brengen.
Vast staat dat het geld, dat in de woning van de zus van verdachte is aangetroffen, vals is23*.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft niet uitgewezen dat verdachte op het moment dat hij ze in voorraad kreeg, wist dat de biljetten vals waren en/of hij het plan had om de biljetten uit te geven.
Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
3.9 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er weliswaar in het pand te [plaats] de bewuste pillen zijn aangetroffen, maar niet in verband kunnen worden gebracht met verdachte.
3.10 Beoordeling van de rechtbank
In de woning aan de [adres] te [plaats], in verdachtes slaapkamer, zijn pillen aangetroffen24*, bevattende MDMA25*.
De rechtbank acht dan ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding I, onder 1 subsidiair, 3 cumulatief/tweede alternatief, 4 primair en 5 subsidiar, en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat hij:
Feit 1 subsidiair
op 08 januari 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
anderen, opzettelijk A en [B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers hebben hij verdachte en zijn mededader
met dat opzet:
- die [A] en [B] naar een loods/bedrijfspand gebracht en
- vervolgens de armen van die [A] en [B] onder bedreiging
met vuurwapen vastgebonden en het hoofd en de ogen van die [A]
[B] met tape bedekt/omwikkeld
3. cumulatief/tweede alternatief
op 08 januari 2009 te 's-Gravenhage en Wateringen, gemeente
Westland, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een groot geldbedrag en (huis)sleutels toebehorende aan A en/of [B],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd
van geweld en bedreiging met geweld tegen die [A] en [B],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken en aan zichzelf en/of aan zijn
mededaders het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het;
- door mannen met bedekt gelaat (bivakmutsen) en
met vuurwapens sommeren van die [A] en [B]
om op de grond te gaan liggen en
- vervolgens vastbinden van de armen van die [A] en [B]
met tie-wraps en
_ vervolgens met tape omwikkelen van het hoofd en/of de ogen
van die [B] en [A] en
- vervolgens meermalen, hard schoppen/trappen en slaan
tegen het hoofd en gezicht en het lichaam van die [A] en [B]
en zeggen/schreeuwen "we moeten geld en waar is je
geld" en "we gaan je doodmaken en we gaan je familie doodmaken" en dat
die [A] en [B] een nekschot zouden krijgen en in brand zouden worden
gestoken,
4. primair
op 08 januari 2009 te Wateringen, gemeente
Westland, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [A] en [B], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
hard te schoppen/trappen en te slaan tegen het hoofd en gezicht en het
lichaam van die [A] en [B], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5. subsidiair
in de periode van 1 september 2008 tot
en met 4 augustus 2009 te 's-Gravenhage en te [plaats], een auto Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] en kentekenplaten voorhanden heeft gehad terwijl hij ten
tijde van het voorhanden krijgen van die auto en kentekenplaten wist, dat het
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij op 04 augustus 2009 te [plaats],
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 36 pillen, bevattende MDMA,
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 6 (zes) jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en derhalve geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal zeer ernstige feiten.
Zo heeft hij samen met anderen twee personen van hun vrijheid beroofd en enige tijd van hun vrijheid beroofd gehouden en tijdens deze vrijheidsberoving excessief geweld gepleegd en bedreigingen met geweld geuit tegen deze twee slachtoffers. Verdachte en zijn mededaders zetten de bedreigingen kracht bij met behulp van het tonen van vuurwapens. Dit alles had tot doel - voor zover de rechtbank is duidelijk geworden - om de twee slachtoffers grote sommen geld afhandig te maken. Hiertoe heeft verdachte onder valse voorwendselen beide slachtoffers in de val gelokt.
Verdachte heeft door zijn handelen geen enkele vorm van respect voor de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers getoond. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten grote onrust en gevoel van angst in de samenleving. De beide slachtoffers is door de gebeurtenissen grote angst aangejaagd.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan opzetheling. Door op deze wijze afzetmogelijkheden te verschaffen voor gestolen goed, heeft verdachte mede de vermogenscriminaliteit in stand gehouden.
Verder heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid pillen, bevattende MDMA, zijnde een harddrug, voorhanden gehad. Dergelijke harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en leidt het gebruik daarvan tot veel criminaliteit en o0verlast, mede gezien de grote financiële belangen die met de handel in verdovende middelen zijn gemoeid.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld tot onder meer een langdurige vrijheidsstraf. Deze veroordeling heeft verdachte niet weerhouden van het wederom plegen van zeer ernstige feiten. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verdachte niets willen verklaren.
Alles afwegend acht de rechtbank de navolgende vrijheidstraf passend en geboden, welke straf lager is dan door de officier van justitie gevorderd, daar verdachte voor delen van de tenlastelegging (dagvaarding I) wordt vrijgesproken.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 47, 57, 287, 302, 312, 317, 416 van het Wetboek van Strafrecht
- 2, 10, van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Met betrekking tot de feiten 3. cumulatief/tweede alternatief en4. oordeelt de rechtbank dat hier sprake is van meerdaadse samenloop ex artikel 57 Sr daar sprake is van verschillend rechtsbelang.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding I onder 1. primair, 2, 3. cumulatief/eerste alternatief, 5. primair, en 6. tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding I onder 1. subsidiair, 3. cumulatief/tweede alternatief, 4. primair, en 5. subsidair en bij dagvaarding II tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1. subsidiair:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd, en
opzettelijk iemand van de vrijheid beroofd houden, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3. cumulatief/tweede alternatief:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en aan zichzelf en anderen het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 4. primair:
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5. subsidiair:
Opzetheling, meermalen gepleegd
Dagvaarding II:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Veldt-Foglia, voorzitter,
Steenhuis en Pabbruwe, rechters,
in tegenwoordigheid van Boel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2010.
Mr Veldt-Foglia is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
1* PV van aangifte [A] , blz. 39 e.v.; PV van verhoor [A], blz. 50 e.v; PV van aangifte [B], blz. 43 e.v.
2* PV van bevindingen, blz 59 e.v.
3* PV van bevindingen, blz. 68.
4* PV bevindingen, blz. 319 e.v.
5* PV bevindingen, blz. 319 e.v.
6* Onscherpe foto. blz. 319.
7* PV van bevindingen, blz. 73.
8* PV verhoor getuige, blz. 69.
9* PV van bevindingen, blz. 321.
10* Pv Forensisch Technisch Onderzoek, blz. 80.
11* Rapport NFI, blz. 118.
12* Blz. 60 tot en met 66.
13* Wetsvoorstel hierover is in voorbereiding. Zie Kamerstukken II, 31051, nr. 5, pp. 15 en 16.
14* HR 19 december 1995, NJ 1996, 249.
15* CBP Richtsnoeren ANPR, De toepassing van automatische kentekenherkenning door de politie. Zie http://www.cbpweb.nl/downloads_rs/rs_20090714_def_anpr.pdf. Inwerkingtreding 14 juli 2009. Zie Staatscourant van die datum.
16* Kamerstukken II, 2005-2006, 30 327, nr. 3, p. 39.
17* PV van bevindingen, blz 131.
18* PV van aangifte, blz 189.
19* PV van bevindingen blz 138.
20* PV van verhoor, blz 145.
21* PV van verhoor, blz 143.
22* PV van verhoor blz 149.
23* Rapport/document technisch onderzoek, blz 194.
24* Blz 140.
25* Deskundigenrapport NFI, blz 261.