ECLI:NL:RBSGR:2010:BL4442
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid verzet tegen dwangbevel ter invordering van bestuursrechtelijke geldschuld
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een verzet tegen een dwangbevel dat is uitgevaardigd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO) voor de invordering van ouderbijdragen. De eiser in verzet, die geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, heeft zich verzet tegen het dwangbevel dat op 15 juli 2003 is uitgevaardigd voor een bedrag van € 6.193,08. Dit dwangbevel was gebaseerd op beschikkingen van 30 januari 2001, waarin ouderbijdragen waren opgelegd naar aanleiding van de plaatsing van zijn minderjarige kinderen door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zaanstreek/Waterland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in verzet geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de beschikkingen van 30 januari 2001, waardoor deze formele rechtskracht hebben gekregen. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de vastgestelde ouderbijdragen rechtmatig zijn. De eiser in verzet heeft aangevoerd dat hij door het tijdsverloop niet meer kan aantonen dat hij onder een uitzonderingsbepaling valt, maar de rechtbank oordeelt dat dergelijke bezwaren in de bestuursrechtelijke procedure naar voren hadden moeten worden gebracht.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de verjaringstermijn voor de invordering van de ouderbijdragen twintig jaar bedraagt, omdat het dwangbevel als executoriale titel geldt. De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en dat de eiser in verzet in de proceskosten wordt veroordeeld. De kosten aan de zijde van het LBIO zijn begroot op € 1.166,00. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.A.W. Schippers op 20 januari 2010.