ECLI:NL:RBSGR:2010:BL4191

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-920351-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op benzinestation en voorbereiding overval juwelier door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 11 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een benzinestation in Nootdorp in september 2009, alsook aan de voorbereiding van een overval op een juwelier. De verdachte, die in een moeilijke thuissituatie verkeerde, had verklaard dat hij het geld dat hij met de overval wilde verdienen, zou gebruiken om zijn moeder in Colombia te helpen. Echter, na de overval heeft hij dit geld niet aan zijn moeder gegeven, wat de rechtbank als een blijk van egocentrisme beschouwde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen rekening hield met de gevoelens van de slachtoffers en dat zijn daden ernstige gevolgen hebben gehad voor hen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 14 maanden jeugddetentie, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de Stichting Jeugdzorg of de Stichting Reclassering Nederland. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.680,00 aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn lichte verminderd toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld in psychologische rapporten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het derde feit, waarvoor hij werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/920351-09
Datum uitspraak: 11 februari 2010
(promis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[ naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] in 1992 te [geboorteplaats],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats,
preventief gedetineerd in Rijksinrichting voor Jongens [naam] te [locatie].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 28 januari 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Menschaert, advocaat te 's-Gravenhage, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2009 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van
ongeveer 147 euro) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [Bedrijf A] (gevestigd aan de [adres]) en/of [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of met dat
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, richten op die [slachtoffer] en/of roepen dat hij/zij geld/sigaretten wilde(n) hebben;
EN/OF
hij op of omstreeks 10 september 2009 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [Bedrijf A] (gevestigd aan de [adres])
heeft gedwongen tot de afgifte van (een groot aantal pakjes) sigaretten, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Bedrijf A], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of met dat vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp richten, op die [slachtoffer] en/of roepen dat
hij/zij geld/sigaretten wilde(n) hebben;
Artikel 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in de periode van 16 september 2009 tot en met 18 september 2009 te
's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of
meer is gesteld, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld
en/of afpersing, althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of
meer is gesteld, opzettelijk een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, en/of een bivakmuts, kennelijk bestemd tot het in
vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of
ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 september 2009 te Nootdorp, gemeente
Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een
omgebouwd alarm/gaspistool (ME Sportwaffen .315 Knal), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een benzinestation, een voorbereiding van een overval op een juwelier en verboden wapenbezit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief, 2 en 3 heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de verdediging komt er op neer dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2.
De verdachte heeft ten aanzien van feit 2, de voorbereiding van een overval op een juwelier, betoogd dat hij dat te riskant vond en dat het uiteindelijk ook niet is gebeurd.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 het volgende af. (1)
Op 10 september 2009 is het [Bedrijf A] benzinestation aan de [adres] in Nootdorp door twee jongens overvallen. De daders hebben daarbij een vuurwapen gebruikt dat zij gericht hebben op de medewerkster, mevrouw [slachtoffer]. Eén van de jongens heeft geroepen dat hij geld en sigaretten wilde, terwijl de ander het vuurwapen vasthield. De daders hebben een bedrag van ongeveer 165 euro uit de kassa gepakt, ze hebben de [slachtoffer] gedwongen tot afgifte van een groot aantal pakjes sigaretten en zij hebben ten slotte de mobiele telefoon van die [slachtoffer] weggenomen.(2)
Een getuige heeft de daders van deze overval zien wegrennen in de richting van zorginstelling [naam].(3) Kort daarna hebben twee getuigen twee jongens opvallend zien rennen op het terrein van deze zorginstelling naar een rode auto met het kenteken [nummer].(4)(5)
De rode auto met het kenteken [nummer] bleek op naam te staan van [betrokkene A].(6)
Zowel op de telefoon van de eigenaar van de rode auto, [betrokkene A],(7) als op de weggenomen telefoon van [slachtoffer] (IMEI-nummer [nummer]) (8)(9) is een tap geplaatst.
Een beller met de naam [betrokkene B] heeft de gebelde op het telefoonnummer [nummer] [ naam verdachte] genoemd.(10) De telefoon met dit nummer bleek in gebruik te zijn bij de verdachte.
Een onbekende beller heeft de gebelde op het nummer [nummer] (in een gesprek over een pistool) [betrokkene C] genoemd.(11) De telefoon met dit nummer bleek in gebruik te zijn bij de medeverdachte [naam].
In de gesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte [naam] is gesproken over het overvallen van een juwelier. Op 17 september 2009 is er uitgebeld door [medeverdachte] met de verdachte en tijdens dit gesprek hebben zij gesproken over "die dingens toch juwelier", "dan moet je wel om half negen bij mij zijn", "o voor morgen te gaan chequen", "om te dingen".(12)
Op 17 september 2009 heeft [medeverdachte] een sms gestuurd met de tekst "Maar wanneer komt die man die pistool halen." (13) En kort daarna een sms met de tekst "Ik ben nu bijna bij Leiden ik ga met [betrokkene D] kogels halen ik kom je om 12 uur om die ov te doen" (14) en kort daarna een sms met de tekst "we hebben die nodig voor die ov."
Vervolgens heeft de verdachte op 18 september 2009, vanaf 05.30 uur tot en met 11.20 uur vele malen geprobeerd [medeverdachte] telefonisch te bereiken, overigens tevergeefs. (15)
Op 18 september 2009 heeft de politie vervolgens de woning waar de medeverdachte [naam] verbleef, doorzocht. Bij deze doorzoeking zijn onder meer een bivakmuts en een vuurwapen in beslag genomen. (16)
Zowel de medeverdachte [naam] als de verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van de overval op het [Bedrijf A] benzinestation. (17)(18)
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdachte verklaard dat hij en [medeverdachte] hadden gesproken over het overvallen van een juwelier en het gebruik van een wapen daarbij. (19)
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris ook verklaard met de medeverdachte [naam] te hebben gesproken over andere overvallen die zij wilden plegen. (20)
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het bovenstaande, in elk geval op enig moment sprake was van een plan om een juwelier te overvallen en dat de verdachten ter voorbereiding een wapen en een bivakmuts voorhanden hadden. Dat de verdachte niet daadwerkelijk de beschikking had over het wapen en de bivakmuts, doet aan die conclusie niets af. Er was immers, gelet op het bovenstaande, sprake van een zo bewuste en nauwe samenwerking tussen de medeverdachte [naam] en de verdachte, gericht op het overvallen van een juwelier, met gebruikmaking van een wapen, dat geconcludeerd kan worden tot medeplegen van het voorbereiden van een overval.
De rechtbank acht de lezing van de raadsman van de verdachte dat er sprake was van grootspraak tussen de jongens onderling en dat de tapgesprekken daarom niet al te letterlijk moeten worden genomen onaannemelijk, mede gelet op de overval op de [Bedrijf A] kort daarvoor door de verdachte en zijn mededader.
De overval op een juwelier was gepland op 18 september 2009 in de ochtend. Uit het dossier komt niet duidelijk naar voren waarom de overval niet is gepleegd.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er sprake is geweest van vrijwillige terugtred, waarbij vastgesteld moet worden dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
De Hoge Raad heeft hierover bij arrest van 12 april 2005, LJN AS6095 bepaald dat er controleerbare feiten moeten zijn aangevoerd die moeten leiden tot de conclusie dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk. Nu van het aanvoeren van controleerbare feiten in het onderhavige geval geen sprake is, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van vrijwillige terugtred.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
De verdachte heeft het derde ten laste gelegde feit ontkend.
Het wapen waarover de tenlastelegging spreekt is aangetroffen bij de [medeverdachte]. De bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte] en de verdachte ziet naar het oordeel van de rechtbank op de voorbereiding van de overval op een juwelier, maar er zijn geen aanknopingspunten in het dossier om aan te nemen dat deze bewuste en nauwe samenwerking ook zag op het voorhanden hebben van het wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Nu de verdachte niet zelf het wapen in zijn beschikkingsmacht en daarmee voorhanden heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 3.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
1.
op 10 september 2009 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een mobiele telefoon toebehorende aan [Bedrijf A] (gevestigd aan de [adres]) en [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, richten op die [slachtoffer] en roepen dat zij geld/sigaretten wilden hebben;
EN/OF
op 10 september 2009 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een groot aantal pakjes sigaretten toebehorende aan [Bedrijf A], welke bedreiging met geweld bestond uit het tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op die [slachtoffer] en roepen dat zij geld/sigaretten wilden hebben;
2.
in de periode van 16 september 2009 tot en met 18 september 2009 te
's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het met een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld
en/of afpersing, opzettelijk een vuurwapen en een bivakmuts, kennelijk bestemd tot het in
vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden gehad;
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief, 2 en 3 ten laste gelegde, met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de Stichting Reclassering Nederland dan wel zijn voogd ([naam]), ook als dit deelname aan Exodus inhoudt.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Voorts heeft hij, met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest en daarnaast oplegging van jeugdreclasseringstoezicht en deelname aan Exodus bepleit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een benzinestation en de voorbereiding van een - waarschijnlijk gewapende - overval op een juwelier.
Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Overvallen en dan zeker gewapende overvallen zorgen niet alleen voor veel onrust in de maatschappij, maar brengen ook grote nadelige gevolgen voor de slachtoffers ervan met zich mee. Uit de ter terechtzitting door de voorzitter voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt hoe groot de impact van de overval op haar is geweest en dat zij daardoor onder meer schrikkerig, wantrouwend en achterdochtig is geworden.
De verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard ervan blijk gegeven geen enkele rekening te houden met de gevoelens van het slachtoffer en mogelijke volgende slachtoffers. Hij heeft steeds alleen rekening gehouden met zijn eigen financiële gewin. De verdachte heeft steeds aangegeven dat hij het geld wilde gebruiken om zijn in Colombia wonende moeder, die in moeilijke omstandigheden verkeert, bij te staan. Maar toen de verdachte na de overval geld had, heeft hij dat niet gebruikt om zijn moeder te helpen.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor onder meer een geweldsdelict. Het klemt temeer daar de verdachte ten aanzien van dit feit nog in een proeftijd liep toen hij zich opnieuw schuldig maakte aan het plegen van strafbare feiten.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat de verdachte ten aanzien van de blijkens het bovengenoemde uittreksel openstaande feiten op 14 september 2009 ter terechtzitting is veroordeeld tot een werkstraf. Ook dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden om door te gaan met het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank houdt ten voordele van de verdachte rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van drs. A.J. van Stierum, kinder- en jeugdpsychiater, d.d. 10 december 2009 van het psychiatrisch onderzoek, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
De verdachte is een 17-jarige ontheemde en onthechte adolescent die een getraumatiseerd verleden heeft en vele wisselende opvoedings- en woonsituaties heeft gekend. Er is sprake van een reactieve hechtingsstoornis en een gedragsstoornis met cannabisgebruik. Verder is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met vooral antisociale kenmerken voortvloeiende uit de hechtingsstoornis en de gedragsstoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aanwezig.
De verdachte is ontheemd en onthecht en had ten tijde van het hem ten laste gelegde geen duidelijk toekomstperspectief. Hij is gericht op directe behoeftebevrediging, overleving en is egocentrisch ingesteld. Zijn gewetensfunctie is zorgelijk evenals zijn impulsregulatie. De verdachte wordt gezien als licht verminderd toerekeningsvatbaar.
De gestoorde impulsregulatie en gewetensfunctie in combinatie met het ontbreken van toekomstperspectief en het ontbreken van de mogelijkheid om anderen te vertrouwen en betekenisvolle relaties aan te gaan maken dat er sprake is van een hoge recidivekans.
Het ontbreken van een bij zijn mogelijkheden en interesses passende schoolopleiding, het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, omgang met deviante "peergroep" beïnvloeden de recidivekans negatief.
Gezien de langdurige behandelingen in orthopedagogische settings, pleeggezinnen en andere woon- en behandelvormen heeft onderzoeker geen vertrouwen meer in een gedragsveranderende behandeling. Wel lijkt een ambulante behandeling voor zijn cannabisgebruik geïndiceerd en ook een gunstige invloed te kunnen uitoefenen op het recidiverisico. Verder wordt geadviseerd de verdachte af te straffen en twee jaar onder toezicht te stellen van de jeugdreclassering in combinatie met het volgen van een ITB Harde Kern traject.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport van dr. P.M. van den Bergh, forensisch psycholoog, d.d. 21 december 2009 van het psychologisch onderzoek, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Er is geen gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte te constateren. De verdachte heeft een laag gemiddelde intelligentie. Er is geen ernstige psychopathologie gediagnosticeerd, wel kan geconstateerd worden dat de verdachte een gedragsstoornis heeft. In die zin kan gesproken worden van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het delict kan eerder verklaard worden door de situatie waarin de verdachte verkeert, dan dat er sprake zou zijn van een afwijkende persoonlijkheidsstructuur.
De verdachte staat alleen op de wereld. Hij heeft geen ouders, geen familie waar hij daadwerkelijk contact mee heeft, geen sociaal netwerk. Zijn gehele leven staat in het teken van overleven in deze wereld. Het delict is de verdachte dan ook volledig toe te rekenen.
Omdat de situatie voor de verdachte de komende tijd toch met de nodige zorgen zal zijn omgeven, zal het risico dan ook als groot moeten worden ingeschat.
De hulpverlening is tot nu toe steeds op niets uitgelopen. Opsluiten in een internaat draagt het risco in zich dat hij gaat verharden. Hem zou een perspectief geboden moeten worden met adequate begeleiding. De rapporteur geeft de rechtbank in overweging een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de maximale proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de (jeugd)reclassering. Die aanwijzingen zouden moeten inhouden dat de verdachte geholpen wordt zijn leven enigszins op orde te brengen: huisvesting, werk, scholing. Ook zou bekeken moeten worden of ITB Harde Kern daarbij behulpzaam kan zijn.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over uit het rapport van drs. A.J. van Stierum en acht de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 21 januari 2010, waarin geadviseerd wordt aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke en een voorwaardelijke jeugddetentiestraf met als bijzondere voorwaarden het houden aan de aanwijzingen van de voogd [naam] dan wel de jeugdreclassering in het kader van ITB Harde Kern, en daarnaast het meewerken aan het wonen/programma van Exodus.
De rechtbank is gelet op al het bovenstaande van oordeel dat een deels voorwaardelijke detentiestraf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden passend en geboden is. Het voorwaardelijke deel van de straf dient de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
7. De vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/920350-09, feit 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.680,00.
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 1.680,00, hoofdelijk en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven de vordering benadeelde partij niet te betwisten.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De vordering is door de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.680,00.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.680,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
Toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
36f, 46, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder 3. ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1, eerste alternatief/cumulatief
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN BEDREIGING MET GEWELD, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
1, tweede alternatief/cumulatief
MEDEPLEGEN VAN AFPERSING;
2
MEDEPLEGEN VAN VOORBEREIDING VAN MEDEPLEGEN VAN AFPERSING EN/OF DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN OF VERGEZELD OF GEVOLGD VAN GEWELD OF BEDREIGING MET GEWELD, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN OF GEMAKKELIJK TE MAKEN OF OP, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF OF ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN;
verklaart het bewezene en de verdachte te dier zake strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 14 maanden
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 7 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg dan wel de Stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van het traject ITB Harde Kern en ook als dit inhoudt deelname aan het programma van Exodus;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 1.680,00;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.680,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter,
en mr. M.F.M. de Groot, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2010.
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1583/2009/68
(2) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], blz. 114 e.v.
(3) Proces-verbaal van verhoor getuige [1], blz. 74
(4) Proces-verbaal van verhoor getuige [2], blz. 101
(5) Proces-verbaal verhoor getuige [3], blz. 107
(6) Proces-verbaal van bevindingen, blz. 123
(7) Blz. 220 van het methodiekenproces-verbaal met het nummer PL1583/2009/22640
(8) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], blz. 19 van het methodiekenproces-verbaal met het nummer PL1583/2009/22640
(9) Blz. 65 van het methodiekenproces-verbaal met nummer PL1583/2009/22640
(10) Tapgesprek blz. 253 van het methodiekenproces-verbaal met nummer PL1583/2009/22640
(11) Tapgesprek blz. 161 van methodiekenproces-verbaal met nummer PL1583/2009/22640
(12) Tapgesprek blz. 143 van het methodiekenproces-verbaal met nummer PL1583/2009/22640
(13) Tapgesprek blz. 165 van het methodiekenproces-verbaal met nummer PL1583/2009/22640
(14) Tapgesprekken blz. 168 en 169 van het methodiekenproces-verbaal met nummer PL1583/2009/22640
(15)Tapgesprekken blz. 187 t/m 194 van het methodiekenproces-verbaal met nummer PL1583/2009/22640
(16) Blz. 127
(17) Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting
(18) Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], blz. 136 e.v.
(19) Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting
(20) Eigen verklaring verdachte bij de rechter-commissaris