ECLI:NL:RBSGR:2010:BL4030

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09-32375
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag op basis van dactyloscopisch signalement en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 februari 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen een Somalische eiser en de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De eiser had op 11 april 2008 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris op 18 april 2008 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het proces-verbaal van 11 april 2008, waarin werd gesteld dat de vingertoppen van de eiser sterk rood gekleurd waren en kennelijk afgeschuurd of anderszins bewerkt waren, wat de identificatie bemoeilijkte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser lijdt aan een erfelijke aandoening die overmatig zweten veroorzaakt, wat de afname van een goed dactyloscopisch signalement bemoeilijkt. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris zijn besluit niet enkel op het proces-verbaal van 11 april 2008 kon baseren, omdat dit proces-verbaal de suggestie wekt van opzettelijke manipulatie van de vingertoppen door de eiser. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet kan worden gedragen door de motivering die aan het besluit ten grondslag ligt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de Staatssecretaris opnieuw moet beslissen op de aanvraag van de eiser, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 09/32375
Uitspraak in het geschil tussen:
[eiser],
geboren op [geboortedatum] 1984,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer] ,
eiser,
gemachtigde: mr. H.A. Jeuring, advocaat te Zuidhorn,
en
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. L.M. Kloetstra, ambtenaar ten departemente.

1.Ontstaan en loop van het geschil

1.1.
Op 11 april 2008 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 18 april 2008 afwijzend op de aanvraag beslist. Eveneens op 18 april 2008 heeft eiser hiertegen beroep ingesteld. Op 5 mei 2008 en 9 mei 2008 zijn de gronden van het beroep ingediend. Op 15 mei 2008 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiser bericht dat is besloten het besluit van 18 april 2008 in te trekken. Daarop heeft eiser, eveneens op 15 mei 2008, het beroep ingetrokken.
Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 10 augustus 2009, verzonden op 11 augustus 2009, wederom afwijzend op de aanvraag beslist.
1.2.
Op 7 september 2009 heeft eiser hiertegen beroep ingesteld. Op 2 november 2009 zijn de gronden van het beroep ingediend. Eiser heeft op 19 januari 2010 nog nadere stukken ingediend.
1.3.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken.
Bij brief van 18 januari 2010 heeft [A] , namens verweerder, aan de rechtbank bericht dat verweerder het standpunt, zoals verwoord in het bestreden besluit, handhaaft en dat dit standpunt mondeling ter zitting zal worden toegelicht. Er wordt derhalve geen gebruik gemaakt van de uitnodiging van de rechtbank, schriftelijk verweer te voeren, aldus het gestelde in de brief van 18 januari 2010.
1.4.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 2 februari 2010. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2.Rechtsoverwegingen

Standpunten van partijen
4.1.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd – voor zover hier van belang en kort samengevat – dat hij afkomstig is uit [geboorteplaats] , Somalië. Hij behoort tot de [naam stam] . Hij werd gezocht door (gewapende) lieden, gelieerd aan (het leger van) de Islamitische Rechtbank, waarna hij Somalië in januari 2008 heeft verlaten.
4.2.
In het besluit van 10 augustus 2009, waarin de overwegingen uit het voornemen daartoe van 2 juli 2009 zijn ingelast, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld – voor zover hier van belang en kort samengevat – dat, blijkens het proces-verbaal van 11 april 2008 van de Unit Vreemdelingenpolitie van het regionaal politiekorps Groningen, eiser het onderzoek naar een mogelijk (eerder) verblijf hier te lande, dan wel een verblijf in een ander Europees land heeft gefrustreerd door manipulatie van zijn vingertoppen, waardoor het niet mogelijk is gebleken om een goed dactyloscopisch signalement te verkrijgen, zoals bedoeld in artikel 3.109 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Door het manipuleren van zijn vingers maakt eiser onderzoek onmogelijk en verzwijgt eiser de juiste gegevens, teneinde te bewerkstelligen dat hij in een gunstiger positie komt te verkeren dan waarin hij zonder deze onjuiste gegevens zou verkeren. Voorts is sprake van de omstandigheid, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000, waardoor de oprechtheid van zijn asielrelaas op voorhand is aangetast en afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Nu eiser door het manipuleren van zijn vingertoppen het onderzoek heeft gefrustreerd, is er sprake van een contra-indicatie die statusverlening in de weg staat. Derhalve wordt op voorhand géén geloof gehecht aan de identiteit en nationaliteit van eiser, alsmede aan zijn asielrelaas. Gelet hierop wordt het asielrelaas niet inhoudelijk beoordeeld.
4.3.
Hiermee kan eiser zich niet verenigen. Daartoe heeft eiser aangevoerd – voor zover hier van belang en kort samengevat – dat hij zijn vingertoppen niet heeft gemanipuleerd. Eiser heeft een erfelijke aandoening waardoor hij overmatig zweet. Dat is er de reden van dat tot nog toe geen goed dactyloscopisch signalement kon worden opgemaakt. In dit verband verwijst eiser naar de medische rapportages die hem betreffen.
Naar de mening van eiser had de Vreemdelingenpolitie Ter Apel in zijn geval niet tot de conclusie kunnen en mogen komen, zoals vermeld in het proces-verbaal van 11 april 2008. Verweerder heeft dan ook ten onrechte het asielrelaas niet inhoudelijk beoordeeld, aldus eiser.
Beoordeling
4.4.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, Vw 2000, wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 Vw 2000, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Het is derhalve aan de vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover verweerder aannemelijk te maken.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de in deze bepaling genoemde omstandigheden.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van dit artikel, wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
4.5.
Niet in geschil is dat eiser ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden heeft overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag.
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet aan eiser heeft tegengeworpen dat hij geen identiteitspapieren heeft overgelegd. Wel heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij geen enkel indicatief bewijs van de reis (van Somalië naar Nederland) heeft overgelegd, terwijl hij ook geen gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen over de reis(route) heeft afgelegd.
4.6.
Het oordeel dat eiser door manipulatie van zijn vingertoppen het onderzoek heeft gefrustreerd, heeft verweerder doen steunen op het proces-verbaal van [verbalisant 1] , hoofdagent van het regionaal politiekorps Groningen, belast met het toezicht op vreemdelingen, op ambtseed opgemaakt op 11 april 2008. In dit proces-verbaal is vermeld:
“Op 28-01-2008 is van een vreemdeling (..) een dactyloscopisch signalement gemaakt ter identificatie. Hiertoe werd van alle vingers en duimen een afdruk gemaakt op een vingerslip. Deze vingerslip werd vervolgens gescand in het Eurodact-systeem. Het resultaat van deze scan was als volgt: Foutmelding 501 – Error: Insufficiant fingerprint quality. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de vreemdeling eerder elders in Europa asiel had aangevraagd.
Op (11-04-2008) kreeg ik, verbalisant, opdracht om nogmaals vingerafdrukken te maken van deze vreemdeling. Nadat ik conform de voorgeschreven werkwijze van deze vreemdeling vingerafdrukken had gemaakt, zag ik dat de details van de vingertoppen slechter waren dan de afdrukken die eerder op 25-01-2005
[de rechtbank leest: 28-01-2008; zie hiervoor het aanvullend proces-verbaal van [verbalisant 1] , voornoemd, op ambtseed opgemaakt op 16 april 2008]van hem waren gemaakt. Ik, verbalisant, zag dat de vingertoppen van de vreemdeling sterk rood gekleurd en kennelijk afgeschuurd of anderszins bewerkt waren, kennelijk met de bedoeling om identificatie op deze wijze te voorkomen. Nadat ik de beide vingerslips met elkaar had vergeleken zag ik dat de laatst afgenomen vingerafdrukken duidelijk minder details vertoonden dan de eerder gemaakte slip. Nadat ook deze vingerslip gescand was in Eurodact zag ik dat dit wederom dezelfde foutmelding (Insufficiant fingerprint quality) opleverde.”
4.7.
In het besluit van 10 augustus 2009 heeft verweerder overwogen (pagina 3):
“In het proces-verbaal van 11 april 2008 van de buitengewoon opsporingsambtenaar van het regionaal politiekorps Groningen
[de rechtbank leest: van de hoofdagent van het regionaal politiekorps Groningen]is onder meer opgenomen dat de vingertoppen van betrokkene slechter waren dan de afdrukken die eerder waren gemaakt. De verbalisant heeft daarbij aangegeven dat het feit dat geen bruikbaar dactyloscopisch signalement kan worden vervaardigd hoogstwaarschijnlijk het gevolg is van opzet aan de zijde van betrokkene.”
De rechtbank stelt vast dat de vermelding dat de verbalisant “daarbij (heeft) aangegeven dat het feit dat geen bruikbaar dactyloscopisch signalement kan worden vervaardigd hoogstwaarschijnlijk het gevolg is van opzet aan de zijde van betrokkene” in elk geval geen letterlijke weergave van het gestelde in het proces-verbaal van 11 april 2008 betreft.
De gemachtigde van verweerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat verweerder bedoelde passage in het proces-verbaal aldus verstaat dat de verbalisant daarmee heeft bedoeld te verklaren dat de onmogelijkheid om een goed dactyloscopisch signalement te vervaardigen hoogstwaarschijnlijk is veroorzaakt door opzet aan de zijde van eiser. Er is dan ook geen sprake van een onjuiste weergave in het besluit van het gestelde in het proces-verbaal, met uitzondering van het vervangen van het woord ‘kennelijk’ door het woord ‘hoogstwaarschijnlijk’. Nu ‘kennelijk’ een hogere waarschijnlijkheidsgraad is dan ‘hoogstwaarschijnlijk’, is eiser niet benadeeld door deze minder juiste weergave in het besluit van het gestelde in het proces-verbaal, aldus de gemachtigde van verweerder ter zitting.
4.10.
Op 17 april 2008 heeft eiser verzocht om een medisch onderzoek in verband met zijn medische conditie, in het bijzonder het overmatig zweten. Dit verzoek is door verweerder doorgeleid naar de arts dr. J.R. Poelman, werkzaam op het Aanmeldcentrum Ter Apel. Het medisch consult heeft plaatsgehad op 18 april 2008. In het formulier dat deze arts van het medisch consult heeft opgesteld is onder meer vermeld dat hij eiser in persoon heeft gezien, onderzoeken heeft verricht en eiser heeft gesproken met behulp van een tolk. In de toelichting heeft de arts vermeld:
“Erfelijke vorm van overmatig zweten handen/voeten sinds geboorte aanwezig. Bij droge vingers zal een vingerafdruk mogelijk moeten zijn.”
4.13.
Bij brief van 14 oktober 2008 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiser bericht dat verweerder in het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag van eiser een taalanalyse essentieel acht en dat verweerder daarom op 14 oktober 2008 dit onderzoek heeft laten opstarten.
4.14.
In het dossier bevindt zich een dactyloscopisch signalement van eiser, afgenomen op 22 oktober 2008 te Middelburg, met nummer 311000415131. Voorts bevindt zich in het dossier een ongedateerd stuk, afkomstig van
[e-mailadres]waarin is vermeld:
“Fit 311000415131 is afgewezen omdat de afdrukken te slecht zijn. Gaarne opnieuw daccen en insturen.”
4.15.
Voorts bevinden zich in het dossier twee dactyloscopische signalementen van eiser, beide afgenomen op 29 oktober 2008 te Middelburg, met nummers 311000026196 en 311000026197. Ten aanzien van het dactyloscopisch signalement met nummer 311000026197 bevindt zich in het dossier een ongedateerd stuk, afkomstig van
[e-mailadres]waarin is vermeld:
“Deze persoon heeft te slechte vingerafdrukken om in onze vingerafdrukkensystemen gezocht te worden. Gaarne de originele slip per post insturen. Vriendelijke groet, Dacty Zoetermeer.”
4.18.
In het dossier bevindt zich een memo van 30 oktober 2008, afkomstig van de vreemdelingenpolitie Zeeland en gericht aan verweerder, waarin is vermeld:
“Op 29 oktober [2008] zijn opnieuw vingerafdrukken afgenomen van betrokkene en deze door het FIT systeem gehaald. Havank uitslag binnen gekregen. Eurodac is niet gelukt. Dacty Zoetermeer verzoekt ons om de originele slip naar hun op te sturen voor onderzoek. Hier laat ik u verder over beslissen.”
De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat uit het dossier niet blijkt of en zo ja, wanneer de originele slip (het gaat hier dus om de originele slip van het dactyloscopisch signalement met nummer 311000026197, zie hetgeen hiervoor is vermeld in 2.11.) is ingestuurd naar ‘Dacty Zoetermeer’.
In dit verband is ter zitting de status van het zich in het dossier bevindende ongedateerde stuk met opschrift “Onderwerp: Dactyloscopisch onderzoek middels Fingerprint Image Transmission”, afkomstig van KLPD, Dienst Nationale Recherche Informatie te Zoetermeer (hierna: DNRI), aan de orde geweest. De gemachtigde van verweerder heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld dat dit stuk bij de bestudering van de zaak aan haar aandacht is ontsnapt, maar dat zij aanneemt dat dit stuk de uitslag behelst van door DNRI aan de originele slip verricht onderzoek.
Ten aanzien van deze ter zitting gedane mededeling van verweerders gemachtigde merkt de rechtbank op dat bedoelde aanname van verweerders gemachtigde haar onjuist voorkomt. Immers, het ongedateerde stuk van DNRI met opschrift “Onderwerp: Dactyloscopisch onderzoek middels Fingerprint Image Transmission” heeft, volgens vermelding op dat stuk, betrekking op de op 29 oktober 2008 te Middelburg van eiser afgenomen vingerafdrukken met nummer 311000026196, terwijl DNRI heeft verzocht om het insturen van de originele slip met nummer 311000026197.
Ten aanzien van bedoeld ongedateerd stuk van DNRI met opschrift “Onderwerp: Dactyloscopisch onderzoek middels Fingerprint Image Transmission” merkt de rechtbank voorts nog het volgende op.
Volgens de inhoud van dat stuk zijn “na onderzoek dd. 29/10/2008” de van eiser op
29 oktober 2008 te Middelburg afgenomen vingerafdrukken (met nummer 311000026196) geïdentificeerd op afdrukken aanwezig in het bestand ten name van eiser zelf, waarvan in dat stuk als datum van ‘opname’ is vermeld: 11 april 2008 te Ter Apel. Deze vermelding heeft bij de rechtbank de vraag doen rijzen, hoe het kan dat de op 29 oktober 2008 van eiser afgenomen vingerdrukken (met nummer 311000026196), door DNRI niet tevens zijn geïdentificeerd op afdrukken aanwezig in het bestand ten name van eiser zelf, welke afdrukken zijn afgenomen op 28 januari 2008 (hiervoor vermeld onder 2.6.). Het komt de rechtbank voor dat dat op zich in de rede had gelegen, te meer nu volgens het gestelde in het proces-verbaal van 11 april 2008 de kwaliteit van de op 28 januari 2008 van eiser afgenomen vingerafdrukken beter is dan die van de 11 april 2008 van hem afgenomen vingerafdrukken.
4.25.
Voorts bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar van het regionaal politiekorps Gelderland-Midden, belast met het toezicht op vreemdelingen, op ambtsbelofte opgemaakt op 18 december 2008. In dit proces-verbaal is vermeld dat verbalisant op 18 december 2008 twee keer heeft geprobeerd om van eiser een dactyloscopisch signalement te maken, maar dat het niet is gelukt om een goed dactyloscopisch signalement te maken.
Als omstandigheden, waardoor het niet is gelukt een goed dactyloscopisch signalement te maken, zijn in het proces-verbaal de volgende twee (voorgedrukte) zinsneden aangekruist:
“[X] de handen/vingers van betrokkene waren erg vochtig/nat door het overmatig zweten. Ook na herhaaldelijk afvegen van het zweet bleven de vingers/handen vochtig.
[X] de papillairlijnen op de vingers/handen van betrokkene waren van zodanig slechte kwaliteit, dat er van betrokkene geen goed dactyloscopisch signalement te vervaardigen was.”
De in het proces-verbaal opgenomen conclusie luidt:
“Doordat het vervaardigde dactyloscopisch signalement van betrokkene om voornoemde redenen van een zodanige slechte kwaliteit is, is er geen DNRI/Eurodac-uitslag verkregen.”
4.28.
In het rapport taalanalyse van 3 april 2009, opgesteld in opdracht van en onder supervisie van Bureau Land en Taal van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, is geconcludeerd dat eiser eenduidig is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid-Somalië.
4.29.
Bij faxbericht van 22 april 2009 heeft een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan de Vreemdelingenpolitie Middelburg verzocht om bij eiser nogmaals zijn vingerafdrukken af te nemen en door het Eurodac systeem te halen. Bedoelde medewerker schrijft in dat faxbericht:
“Uit het dossier van betrokkene is reeds gebleken dat hij overmatig zweet en dat dit een medische oorzaak heeft. Echter, op 11 april 2008 is eveneens vastgesteld dat de vingertoppen van betrokkene sterk rood gekleurd waren en kennelijk afgeschuurd of anderszins bewerkt waren.
Ik wil je dan ook vragen om in het op stellen proces-verbaal duidelijk te vermelden of, en zo ja, op welke wijze betrokkene zijn vingertoppen heeft gemanipuleerd.”
Blijkens een telefoonnotitie van 20 mei 2009 heeft meerbedoelde medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst op genoemde datum de Vreemdelingenpolitie Middelburg verzocht om op korte termijn gevolg te geven aan het in het faxbericht van 22 april 2009 neergelegde verzoek.
Blijkens het proces-verbaal van [verbalisant 3] , buitengewoon opsporingsambtenaar van het regionaal politiekorps Zeeland, belast met het toezicht op vreemdelingen, op ambtseed opgemaakt op 18 juni 2009, zijn op 11 juni 2009 van eiser de vingerafdrukken afgenomen. In het proces-verbaal is vermeld:
“Toen ik verbalisant de hand van betrokkene vastpakte om met de afname van de vingerafdrukken te beginnen bemerkte ik dat de hand van betrokkene nat was. Ik heb daarop de verdachte een doekje gegeven om zijn handen aan af te vegen. Nadat de betrokkene zijn handen had afgeveegd aan het doekje bemerkte ik dat de handen weer nat waren. Betrokkene gaf daarop aan dat hij altijd natte handen heeft. Als gevolg van de natte handen en vingers van betrokkene waren er door mij verbalisant geen goede vingerafdrukken te maken. (..)”
De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat, hoewel de medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in het faxbericht van 22 april 2009 uitdrukkelijk heeft verzocht om in het op te maken proces-verbaal duidelijk te vermelden of, en zo ja, op welke wijze eiser zijn vingertoppen heeft gemanipuleerd, daaromtrent niets is opgenomen in het proces-verbaal van 18 juni 2009. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat die vaststelling van de rechtbank juist is.
4.40.
Bij de zienswijze van 28 juli 2009 heeft eiser een brief van 14 juli 2009 van zijn huisarts [naam huisarts] overgelegd, waarin deze schrijft dat eiser door hem is gezien en dat eiser last heeft van overmatig zweten, met name aan de handen en de voeten. Verder schrijft de huisarts dat hij eiser een anti-zweet lotion heeft gegeven om te proberen hem daarmee te helpen.
4.41.
Bij aanvullend beroepschrift van 2 november 2009 heeft eiser een verwijzingsbrief van 18 september 2009 van [naam huisarts] overgelegd, waarin deze eiser verwijst naar een dermatoloog. In die brief schrijft [naam huisarts] :
“(..) patiënt wordt verwezen in verband met overmatig zweten aan met name handen, voeten en onder de oksels. Het meeste last ondervindt hij van het zweten aan de handen. De handen zijn voortdurend kletsnat, waardoor alle handelingen lastig zijn. Het geeft ook problemen bij het zetten van zijn vingerafdruk. Hij vertelt dat het probleem in de familie meer voorkomt. Ik gaf hem anti-zweetpoeder. Dat hielp niets. De vraag is nu of een botox-behandeling in aanmerking komt. Gaarne uw beoordeling en advies.”
Voorts heeft eiser bij aanvullend beroepschrift van 2 november 2009 een stuk met opschrift ‘samenvatting patiëntdossier’ overgelegd, geprint 23 oktober 2009, waarin onder meer is vermeld dat eiser op 29 oktober 2009 een afspraak heeft met dermatoloog dr. Vermeiden, verbonden aan het ziekenhuis Walcheren.
4.44.
Bij aanvullend beroepschrift van 19 januari 2010 heeft eiser een rapportage van
14 januari 2010 van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International Amsterdam overgelegd, ondertekend door dr. H.A.P.C. Oomen, arts (internist n.p.)/medisch antropoloog en M.M. van der Linden, dermatoloog. Genoemde artsen hebben eiser op 29 oktober 2009 onderzocht. Een tolk was aanwezig. Tijdens het onderzoek zijn foto’s van eiser gemaakt, welke foto’s als bijlage bij de rapportage zijn gevoegd.
In deze rapportage is onder meer vermeld – voor zover hier van belang –:
“Lichamelijk onderzoek
(..) Bij het geven van een hand ter kennismaking is zijn handpalm warm vochtig. (..)
De handen en oksels zijn normaal vochtig. De vingertoppen tonen duidelijk te onderscheiden papillaire lijnen, zonder opvallende verkleuringen of littekens. Met behulp van een stempelkussen worden zonder problemen vingerafdrukken verkregen, zowel vóór grondig afdrogen, als erna; en deze tonen geen kenmerkende verschillen (het blad met deze afdrukken is bijgevoegd).
(..)
Conclusie
Via medisch onderzoek is getracht duidelijkheid te verkrijgen over het probleem bij de afname van vingerafdrukken. Zonder enige kwade wil van betrokkene is er volgens ons inzicht sprake van een bemoeilijkte afname van vingerafdrukken ten gevolge van bovenbeschreven hyperhidrosis. Dit verschijnsel blijkt forensisch een bekend gegeven, dat wordt verklaard door de fysiologie van de vingerafdrukafname. De bevindingen bij betrokkene zijn reeds eerder gedaan door een tweetal onafhankelijke artsen: J.R. Poelman, adviserend geneeskundige van de IND in Ter Apel (en dit gegeven is bij de IND bekend) en [naam huisarts] , huisarts te [plaats] . Driemaal is nu door artsen onafhankelijk vastgesteld wat de oorzaak is van de moeite bij het nemen van zijn vingerafdrukken. Betrokkene heeft op geen enkele wijze schuld daaraan en heeft zijn goede wil getoond door driemaal om hulp hierbij te vragen, zodat het vermoeden van ‘het frustreren van onderzoek’ op grond van deze meermalige medische bevindingen kan worden tegengesproken. Nadelig voor betrokkene is het feit dat bij deze kwestie geen rekening wordt gehouden met genoemde medische expertise (Beschikking d.d. 10-08-2009, p. 3) en dat geen aanvullende expertise is gezocht bij dactylografisch deskundigen zoals beschikbaar in het Nederlands Forensisch Instituut.”
De rechtbank merkt ten aanzien van de overgelegde rapportage van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International Amsterdam op dat zij het blad met de afgenomen vingerafdrukken van eiser, dat volgens het vermelde in de rapportage zou zijn bijgevoegd, niet bij de overgelegde rapportage heeft aangetroffen.
Bij het aanvullend beroepschrift van 19 januari 2010 is voorts een emailbericht van
15 januari 2010 overgelegd, afkomstig van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International Amsterdam, waarin is vermeld dat de Medische Onderzoeksgroep er behoefte aan heeft om opnieuw vingerafdrukken van eiser te maken. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat dat nog niet is gebeurd.
4.45.
Ten aanzien van de vraag of de eerst in de beroep overlegde rapportage van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International Amsterdam bij de beoordeling kan worden betrokken, overweegt de rechtbank als volgt.
De gemachtigde van eiser heeft reeds in het aanvullend beroepschrift van 9 mei 2008 aangegeven dat hij Amnesty International bereid heeft gevonden haar medewerking te verlenen om – onder meer – een deskundige in te schakelen ter beoordeling van de vingers van eiser. Volgens een hierop geplaatst ontvangststempel is dit aanvullend beroepschrift ingekomen bij verweerder op 14 mei 2008. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 15 mei 2008 aan de gemachtigde van eiser bericht dat is besloten het besluit van 18 april 2008 in te trekken, waarna eiser het door hem bij de rechtbank ingestelde beroep (en de aanhangig gemaakte voorlopige voorziening) heeft ingetrokken. Vervolgens is eiser op 14 juli 2008 nader gehoord. Bij brief van 14 oktober 2008 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiser bericht dat hij in het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag van eiser een taalanalyse essentieel acht, welk onderzoek op 14 oktober 2008 is opgestart. Op 3 april 2009 is het rapport taalanalyse uitgebracht, waarvan de conclusie luidt dat eiser eenduidig is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Vervolgens heeft verweerder op 2 juli 2009 het voornemen tot afwijzing van de aanvraag van eiser uitgebracht. Dragend onderdeel van het voornemen is het proces-verbaal van 11 april 2008. Blijkens de in het voornemen gebezigde overwegingen is de (conclusie neergelegd in het rapport) taalanalyse niet meegenomen in de motivering van het voornemen. Hieruit leidt de rechtbank af dat – anders dan verweerder heeft aangegeven in zijn brief van 14 oktober 2008 – verweerder de taalanalyse kennelijk niet, of niet langer, essentieel heeft geacht.
In de op 28 juli 2009 uitgebrachte zienswijze heeft de gemachtigde van eiser, onder meer onder verwijzing naar de medische rapportage van 18 april 2008 van dr. Poelman en van
14 juli 2009 van de huisarts, aangevoerd dat het op de weg van verweerder ligt een deskundige in te schakelen om te (kunnen) beoordelen of er van de zijde van eiser sprake is van manipulatie van zijn vingertoppen. Vervolgens heeft verweerder op 10 augustus 2009 het thans bestreden besluit geslagen.
In het aanvullend beroepschrift van 2 november 2009 heeft de gemachtigde van eiser, onder verwijzing naar hetgeen hij daaromtrent heeft gesteld in het aanvullend beroepschrift van
9 mei 2008, aangegeven dat er momenteel aan wordt gewerkt om Amnesty International alsnog bereid te vinden een onderzoek op te starten. Inschakeling van Amnesty International is op een laag pitje gezet vanwege het feit dat eiser op 15 mei 2008 is toegelaten tot de normale asielprocedure en er van de zijde van verweerder een taalanalyse is opgestart, aldus de gemachtigde van eiser in het aanvullend beroepschrift van 9 mei 2008.
Gelet op al deze omstandigheden, bezien in onderling verband en samenhang, merkt de rechtbank de omstandigheid dat eiser de rapportage van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International Amsterdam niet al in het kader van de besluitvorming heeft overgelegd, aan als niet aan eiser toe te rekenen. Die rapportage kan daarom bij de beoordeling van het onderhavige beroep worden betrokken.
4.46.
De gemachtigde van verweerder heeft zich ter zitting primair op het standpunt gesteld dat de vraag of eiser al dan niet overmatig zweet als gevolg waarvan de afname van goede vingerafdrukken zou zijn bemoeilijkt, in de onderhavige procedure niet relevant is omdat het zweten op zichzelf beschouwd geen onderdeel uitmaakt van het afwijzende besluit. Het afwijzende besluit is gebaseerd op het proces-verbaal van 11 april 2008. Daarin is vermeld dat de vingertoppen van eiser sterk rood gekleurd waren en kennelijk afgeschuurd of anderszins bewerkt waren. Er zijn door eiser geen argumenten naar voren gebracht op grond waarvan kan worden gezegd dat het proces-verbaal van 11 april 2008 niet of onvoldoende zorgvuldig of deskundig tot stand is gekomen. Verweerder leidt uit de omstandigheid dat in het proces-verbaal van 11 april 2008 niets is vermeld over of en zo ja, in welke mate eisers handen en in het bijzonder zijn vingertoppen zweetten, af dat op het moment van afname (op 11 april 2008) van de vingerafdrukken van overmatig zweten geen sprake was, en dat om die reden daarover niets in het proces-verbaal is vermeld, aldus de gemachtigde van verweerder ter zitting.
De gemachtigde van verweerder heeft zich ter zitting subsidiair op het standpunt gesteld dat, ook indien zou worden aangenomen dat de omstandigheid dat het op 11 april 2008 niet is gelukt om goede vingerafdrukken van eiser te maken, mede te maken had met overmatig zweten van eiser, dit nog niet betekent dat zou moeten worden geoordeeld dat verweerders conclusie in het bestreden besluit, te weten dat eiser zijn vingers heeft gemanipuleerd, op losse schroeven komt te staan. In het bijzonder leidt hetgeen is vermeld in de rapportage van 14 januari 2010 van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International Amsterdam niet tot dat oordeel, aldus de gemachtigde van verweerder. Vervolgens heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting een aantal in de visie van verweerder opvallende punten uit de rapportage aangehaald, op grond waarvan verweerder, concluderend, stelt dat het door Amnesty International verrichte onderzoek niet of onvoldoende inzichtelijk is, geen eenduidige conclusies kent en, meer in het algemeen, voor verweerder moeilijk te verifiëren is.
4.47.
De gemachtigde van eiser heeft ter zitting, in een reactie op verweerders stellingname naar aanleiding van de rapportage van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International Amsterdam, aangegeven dat het voor hem nauwelijks te doen is om ter zitting inhoudelijk op de kritiekpunten van verweerder in te gaan, nu verweerder er voor heeft gekozen om geen verweerschrift in te dienen en hij (gemachtigde van eiser) bedoelde kritiekpunten voor het eerst ter zitting verneemt. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting voorts aangegeven dat Amnesty International bereid is verweerder, bij vragen over de rapportage, nader te informeren.
4.48.
De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal van 11 april 2008 dragend onderdeel is van het bestreden besluit. In dat proces-verbaal is vermeld dat verbalisant zag dat de vingertoppen van eiser sterk rood gekleurd waren en kennelijk afgeschuurd of anderszins bewerkt waren. Over overmatig zweten van de handen/vingertoppen van eiser is in dit proces-verbaal niets vermeld.
In de medische rapportage van 18 april 2008 van de arts dr. Poelman geeft deze aan dat in het geval van eiser sprake is van een erfelijke vorm van overmatig zweten.
Vervolgens zijn op 22 oktober 2008, 29 oktober 2008 (twee keer), 18 december 2008 (twee keer) en 11 juni 2009 opnieuw vingerafdrukken van eiser afgenomen waarmee is geprobeerd een goed dactyloscopisch signalement te vervaardigen. Voor zover omtrent de afnames van vingerafdrukken is gerelateerd bij proces-verbaal, stelt de rechtbank vast dat in zowel het proces-verbaal van 18 december 2008 (hiervoor onder 2.13. weergegeven), als in het proces-verbaal van 18 juni 2009 (hiervoor onder 2.15. weergegeven) melding is gemaakt van natte handen/vingertoppen en/of overmatig zweten van eiser. In die processen-verbaal is geen melding gemaakt van enige andere (mogelijke) oorzaak (zoals, bijvoorbeeld, mutilatie van de vingers/vingertoppen) van het niet kunnen vervaardigen van een goed dactyloscopisch signalement. Gelet hierop, houdt de rechtbank het ervoor dat de oorzaak van het niet kunnen vervaardigen van een goed dactyloscopisch signalement op 18 december 2008 en 11 juni 2009 enkel was gelegen in het overmatig zweten van eiser. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in het faxbericht van 22 april 2009 met zoveel woorden aan de Vreemdelingenpolitie Middelburg heeft verzocht om in het op te stellen proces-verbaal duidelijk te vermelden of, en zo ja, op welke wijze eiser zijn vingertoppen heeft gemanipuleerd, hetgeen de betreffende verbalisant evenwel – in het proces-verbaal van 18 juni 2009 – heeft nagelaten te doen.
4.49.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder zijn besluit van 10 augustus 2009 niet louter op het proces-verbaal van 11 april 2008 kon baseren, welk proces-verbaal voor de vreemdeling het meest nadelig is, in die zin dat in het proces-verbaal de suggestie doorklinkt dat sprake is van opzettelijke bewerking van de vingers/vingertoppen, waar in dit proces-verbaal is vermeld dat de vingertoppen “kennelijk afgeschuurd of anderszins bewerkt waren”. Verweerder heeft het proces-verbaal ook aldus uitgelegd in het besluit. Immers, blijkens de desbetreffende overwegingen in het besluit heeft verweerder uit de zinsnede dat de vingertoppen “kennelijk afgeschuurd of anderszins bewerkt waren” afgeleid dat er “hoogstwaarschijnlijk” sprake is van opzet aan de zijde van eiser.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Daarbij heeft de rechtbank tevens de medische rapportage van 18 april 2008 van de arts dr. Poelman, werkzaam op het Aanmeldcentrum Ter Apel, in aanmerking genomen, en voorts de door eiser overgelegde medische rapportage van zijn huisarts [naam huisarts] (te weten de brief van 14 juli 2009 en de – in beroep overgelegde – verwijzingsbrief van 18 september 2009).
Bij dit alles merkt de rechtbank nog op dat (zoals hiervoor vermeld onder 2.15.) een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in het faxbericht van 22 april 2009 aan de Vreemdelingenpolitie Middelburg zelf aangeeft dat uit het dossier van eiser reeds is gebleken dat hij overmatig zweet en dat dit een medische oorzaak heeft. De rechtbank leidt hieruit af dat verweerder er, in elk geval op dat moment, kennelijk niet aan twijfelde dat eiser overmatig zweet en dat dit overmatig zweten een medische oorzaak heeft.
4.50.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd vanwege strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.51.
Hetgeen overigens namens eiser is aangevoerd, behoeft op dit moment geen bespreking meer. De rechtbank merkt hierbij meer in het bijzonder nog op dat, gelet op al het vorenoverwogene, op dit moment buiten bespreking kan blijven hetgeen door partijen ter zitting is aangevoerd naar aanleiding van de door eiser overgelegde rapportage van
14 januari 2010 van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International Amsterdam.
4.52.
Voor veroordeling overeenkomstig artikel 8:75, eerste lid, Awb van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat thans aanleiding. Het bedrag van de te vergoeden proceskosten moet naar het oordeel van de rechtbank worden bepaald op € 644,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,- en wegingsfactor 1).

5.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 10 augustus 2009;
  • bepaalt dat verweerder opnieuw dient te beslissen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- en bepaalt dat verweerder deze kosten aan de griffier van de rechtbank dient te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. R. Depping en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders als griffier op 12 februari 2010.
de griffier de rechter
Tegen deze uitspraak kunnen partijen
binnen vier wekenna de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Awb, één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Afschrift verzonden op: