ECLI:NL:RBSGR:2010:BL2349

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
353657 / FT-RK 09-2839 en 353658 / FT-RK 09-2840
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldregeling en schuldsaneringsregeling wegens doorbreking gelijkheid van crediteuren

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 februari 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de verzoekster, die een schuldregeling had aangeboden aan haar schuldeisers. De verzoekster had een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284, lid 1 van de Faillissementswet, waarin zij vroeg om een bevel aan vier schuldeisers om in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De verzoekster stelde dat de schuldeisers in redelijkheid niet konden weigeren om mee te werken aan de regeling, omdat de weigering haar belangen en die van de ISD onevenredig schaadde. De rechtbank constateerde echter dat de aangeboden schuldregeling niet conform het aanbod was uitgevoerd, wat leidde tot een problematische situatie. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster onvoldoende had aangetoond dat de schuldeisers finale kwijting hadden verleend voor de betalingen die zij had gedaan. Bovendien had de verzoekster het beginsel van de gelijkheid van crediteuren doorbroken door alleen de schuldeisers die hadden ingestemd met het prognoseakkoord te betalen, zonder te weten of er met de overige schuldeisers ook een regeling zou zijn getroffen.

Tijdens de zitting op 21 januari 2010 was de verzoekster aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van Finata Bank N.V. De andere schuldeisers waren niet verschenen, hoewel zij hiertoe waren opgeroepen. De rechtbank oordeelde dat de schuldeisers in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hadden kunnen komen, omdat de regeling niet voldeed aan de overeengekomen voorwaarden. De rechtbank wees het verzoek van de verzoekster af, zowel voor het bevel als voor de toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat de verzoekster het beginsel van de gelijkheid van crediteuren had geschonden. De rechtbank benadrukte dat het onbetaald laten van de resterende schuldeisers en het aangaan van een nieuwe schuld aan ISD Bollenstreek niet te goeder trouw was. De rechtbank had geen zicht op het totaaloverzicht van de schulden, wat de afwijzing van het verzoek verder onderbouwde.

Uitspraak

rekestnummer: 353657/FT-RK 09.2839 en 353658/FT-RK 09.2840
nummer verklaring: NOO0110900553
uitspraakdatum: 4 februari 2010
RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht - meervoudige kamer
[verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
heeft een verzoekschrift ex artikel 284, 1e lid, van de Faillissementswet ingediend waarin tevens gevraagd wordt om een bevel op de voet van artikel 287a, 1e lid, van de Faillissementswet aan vier schuldeisers - [A] inzake Finata Bank N.V.,
BVCM Dataweb internetdiensten, Flynth adviseurs en accountants B.V. inzake [B. (ex-partner van verzoekster)] en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) - om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 21 januari 2010. Verzoekster is verschenen en gehoord. Ook is de heer [C.] namens [A.] inzake Finata Bank N.V. verschenen en gehoord. BVCM Dataweb internetdiensten, Flynth adviseurs en accountants B.V. inzake [B] en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn niet verschenen, hoewel zij hiertoe behoorlijk opgeroepen zijn. Flynth adviseurs en accountants B.V. heeft bij brief d.d. 21 januari 2010 aangegeven dat de heer [B.] met verzoekster een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten, waarmee de vordering is komen te vervallen. Het UWV heeft bij brief d.d. 7 januari 2010 aangegeven na ontvangst van een éénmalig bedrag van schuldenares ad € 350,00 finale kwijting te verlenen. Verzoekster heeft een betalingsbewijs hiervan aan de rechtbank overgelegd.
Standpunt verzoekster
Verzoekster stelt dat schuldeisers in redelijkheid niet hebben kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die verzoekster heeft aangeboden, omdat:
- de weigering de belangen van verzoekster en de ISD onevenredig schaadt;
- verzoekster zich onnodig moet wenden tot de rechtbank om de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) op haar van toepassing te laten verklaren. Dit zal de belangen van zowel verzoekster als die van de schuldeisers schaden.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt verder het volgende. Verzoekster heeft ter terechtzitting desgevraagd meegedeeld dat haar schuldenlast verdeeld was over vierentwintig schuldeisers. Zij heeft alle schuldeisers die ingestemd hebben met het prognoseakkoord - op instigatie van haar schuldhulpverleenster - direct, voor het gedeelte van hun schuld waarmee zij akkoord zijn gegaan -, betaald, omdat zij een bedrag van € 3.000,00 ter beschikking kreeg. Daarnaast heeft zij met haar ex-partner, de heer [B], een vaststellingsovereenkomst gesloten. Zodoende bestaat de 285-verklaring uit een totale schuldenlast van € 70.939,60, verdeeld over 5 schuldeisers, waarvan thans nog drie schulden resteren, die samen € 24.933,86 bedragen.
Standpunt schuldeisers
BVCM Dataweb internetdiensten heeft zijn weigering van medewerking aan de door verzoekster aangeboden schuldregeling niet mondeling of schriftelijk toegelicht.
[A] inzake Finata Bank N.V. stelt dat zij in redelijkheid heeft kunnen komen tot een weigering van medewerking aan de door verzoekster aangeboden schuldregeling, omdat de schuldregeling niet wordt afgehandeld zoals overeengekomen. De afhandeling strookt niet met de gedragscode schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (N.V.V.K.). Er is immers een prognoseakkoord overeengekomen, terwijl verzoekster een eenmalig bedrag heeft betaald. Het is schuldeiser daarom niet duidelijk of verzoekster het maximaal haalbare heeft aangeboden. Normaal gesproken wordt bij een prognoseakkoord jaarlijks gekeken of de inkomsten omhoog zijn gegaan. Er kan veel gebeuren in een periode van drie jaar.
Beoordeling
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de betrokken schuldeisers in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen. Zij wijst het verzoek toe indien sprake is van een onevenredigheid tussen het belang dat schuldeisers hebben bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en het belang van verzoekster dat door de weigering wordt geschaad.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrijstaat om te verlangen dat 100% van haar vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan volledige voldoening van de vordering, staat in beginsel het belang van de schuldeisers vast.
De rechtbank stelt vast dat de aangeboden schuldregeling is uitgevoerd ten opzichte van schuldeisers die daarmee hadden ingestemd, maar daarbij niet is uitgevoerd conform hetgeen is overeengekomen. Dat leidt tot een problematische situatie. De omstandigheid dat verzoekster naar haar zeggen op aanwijzing van de schuldhulpverleenster steeds direct het overeengekomen bedrag heeft overgemaakt, maakt de situatie niet anders.
Het is de rechtbank namelijk onvoldoende gebleken dat de schuldeisers aan wie een eenmalig bedrag is betaald aan verzoekster finale kwijting hebben verleend. Verzoekster heeft de schuldeisers immers betaald nadat zij hebben ingestemd met het prognoseakkoord en vervolgens heeft zij gevraagd of zij akkoord gaan met het verlenen van finale kwijting. Of de schuldeisers daadwerkelijk finale kwijting hebben verleend heeft verzoekster niet aan de hand van de overgelegde stukken aangetoond.
Bovendien heeft verzoekster het beginsel van de gelijkheid van crediteuren doorbroken. Zij heeft immers slechts de schuldeisers die hebben ingestemd met het prognoseakkoord - in tegenstelling tot hetgeen is overeengekomen - betaald, niet wetend of het met de resterende schuldeisers ook tot een regeling zou zijn gekomen. Daarnaast heeft verzoekster ter terechtzitting verklaard dat het bedrag van € 3.000,00 dat is aangewend om de instemmende schuldeisers te voldoen wellicht zal moeten worden (terug)betaald aan ISD Bollenstreek en dat zij in afwachting van de uitkomst van het verzoek ex artikel 287a, lid 1 Fw, maandelijks op deze € 3.000,00 een bedrag ad € 50,00 afbetaalt. Verzoekster heeft daarmee een nieuwe schuldeiser op haar lijst staan, die zij anders behandelt dan de anderen.
Voorts heeft zij met haar ex-partner een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin partijen over en weer hebben verklaard niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar algehele en finale kwijting verlenen. Hiermee zijn de overige schuldeisers benadeeld, mede omdat doorprocederen wellicht een optie was geweest en méér actief had kunnen opleveren. Schuldenares heeft ter terechtzitting immers desgevraagd verklaard dat de vaststellingovereenkomst is gesloten omdat het procederen - mede - is gestopt omdat zij het psychisch niet meer aan kon.
De rechtbank deelt verder het standpunt van [A] inzake Finata Bank N.V. dat niet duidelijk is of verzoekster het maximaal haalbare heeft aangeboden, te meer nu er normaal gesproken bij een prognoseakkoord jaarlijks wordt gekeken of de inkomsten omhoog zijn gegaan. Ook is niet gebleken dat schuldeisers in een gedwongen (minnelijke) schuldregeling een evident hogere aflossing zullen krijgen dan in een wettelijk traject is te verwachten.
Onder deze omstandigheden hebben schuldeisers in redelijkheid tot weigering van instemming met de regeling kunnen komen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling overweegt de rechtbank als volgt.
Ook voor het verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling geldt dat daaraan in de weg staat dat schuldenares het beginsel van de gelijkheid van crediteuren heeft doorbroken. Dat leidt er immers toe dat het onbetaald laten van de resterende schuldeisers en het aangaan van een recente schuld aan ISD Bollenstreek als niet te goeder trouw moet worden aangemerkt. Bovendien heeft de rechtbank door deze gang van zaken geen zicht op het totaaloverzicht van schulden. Het is de vraag of de 285-verklaring compleet is. Verzoekster heeft immers de schuldeisers aan wie zij een eenmalig bedrag heeft betaald van de lijst verwijderd, terwijl het de vraag is of de schuldeisers daadwerkelijk finale kwijting hebben verleend aan verzoekster.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient dan ook te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een bevel op de voet van artikel 287a, 1e lid, van de Faillissementswet af te geven en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling
Gewezen door mr. C.M. Derijks lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2010 in tegenwoordigheid van mr. S. Alkema-Notting, griffier.