Afdeling 3, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 07/9540 AW en AWB 07/9643 AW
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[A], wonende te [plaats], eiseres,
gemachtigde mr. W.G.H. van de Wetering,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.
Eiseres, ambtenaar bij de gemeente Den Haag, is op [datum] 2004 wegens ziekte uitgevallen voor haar werkzaamheden als praktijkdocent bij het leerwerkcentrum van de gemeente Den Haag aan de Anna Reynvaanstraat.
Op 20 juli 2007 heeft verweerder eiseres een dienstopdracht gegeven om haar werkzaamheden te hervatten in de functie van praktijkdocent in het leerwerkcentrum Willem Dreespark.
Tegen dat besluit heeft eiseres op 27 augustus 2007 bij verweerder bezwaar gemaakt. Eiseres heeft niet aan de haar gegeven dienstopdracht voldaan.
Bij besluit van 24 augustus 2007 heeft verweerder eiseres op grond van werkweigering strafontslag verleend onder de bepaling dat eiseres vanaf 21 augustus 2007 geen recht meer heeft op bezoldiging.
Tegen dat besluit heeft eiseres op 29 augustus 2007 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Beide bezwaren zijn door verweerder om advies in handen gesteld van de Algemene bezwarencommissie personeelsbesluiten (verder: bezwarencommissie). Deze commissie heeft eiseres en haar gemachtigde op 17 oktober 2007 op beide bezwaren gehoord. De bezwarencommissie heeft op 30 oktober 2007 haar adviezen aan verweerder uitgebracht.
Bij afzonderlijke besluiten van 7 november 2007 (kenmerk PPZ/2007.1201 en PPZ/2007.1202) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Bij brief van 18 december 2007 (door de rechtbank ontvangen op 18 december 2007) heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit met kenmerk PPZ/2007.1201 (dienstopdracht tot werkhervatting - AWB 07/9540 AW).
Bij brief van 19 december 2007 (door de rechtbank ontvangen op 19 december 2007) heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit met kenmerk PPZ/2007.1202 (verlening strafontslag - AWB 07/9643 AW).
Verweerder heeft de op de beide zaken betrekking hebbende stukken ingediend alsmede een verweerschrift.
Beide beroepen zijn gevoegd op zitting behandeld op 17 juli 2008.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W.G.H. van de Wetering.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.M. Kauffman.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst teneinde een getuige op te roepen.
Beide beroepen zijn opnieuw gevoegd op zitting behandeld op 3 juni 2009.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W.G.H. van de Wetering.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. O.M. Langemeijer.
Tijdens deze zitting zijn eiseres en drs. J.J. Gelderblom, bedrijfsarts, als getuige gehoord.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen commentaar te leveren op een stuk, ingebracht door eiseres.
Partijen hebben vervolgens nieuwe stukken ingebracht en over en weer op elkaars producties gereageerd.
Partijen hebben desgevraagd de rechtbank toestemming verleend tot afdoening van de beide beroepen zonder nadere zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek in beide zaken gesloten.
1. De rechtbank staat in beide beroepen voor de vraag of de bestreden besluiten, gelet op de daartegen ingebrachte beroepsgronden, in rechte stand kunnen houden. Meer in het bijzonder moet worden beantwoord de vraag of verweerder ten tijde van het nemen van de beide primaire besluiten beschikte over betrouwbare medische gegevens waaruit bleek dat eiseres in staat was tot werkhervatting in haar eigen functie, maar op een andere werkplek. Vervolgens is aan de orde de vraag of verweerder op goede gronden eiseres het plichtsverzuim van werkweigering verwijt, zodat hij bevoegd was eiseres op die grond strafontslag te verlenen.
2. De rechtbank gaat in beide beroepen uit van de volgende feiten.
Eiseres is in mei 2004 wegens ziekte uitgevallen voor haar werkzaamheden als praktijkdocent bij het leerwerkcentrum Reva (Anna Reynvaanstraat) van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten van de gemeente Den Haag (verder: DSZW). Eiseres was werkzaam voor 24 uur per week.
In het daarop gevolgde re-integratieproces is aanvankelijk gestreefd naar werkhervatting in de eigen functie, later heeft de bedrijfsarts geadviseerd tot re-integratie op een andere werkplek. Op 23 augustus 2005 heeft eiseres hervat in passende werkzaamheden, aanvankelijk voor 8 uur, later voor 12 uur per week in het eigen leerwerkcentrum (projectbegeleider).
Begin 2006 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Bij brief van 20 april 2006 heeft het UWV aan verweerder bericht dat de re-integratieinspanningen betreffende eiseres als onvoldoende werden beoordeeld.
Op 9 juni 2006 rapporteert een arbeidsdeskundige van de arbodienst dat eiseres arbeidsongeschikt is voor de functie van praktijkdocent, maar wel in staat is tot passende arbeid voor 24 uur per week. Hij adviseert re-integatie binnen de gemeente. Verweerder maakt een begin met deze re-integratie.
Bij brief van 11 juli 2006 deelt het UWV verweerder mee, dat eiseres haar WIA-aanvraag heeft ingetrokken.
Bij brief van 13 juli 2006 verzoekt de toenmalige gemachtigde van eiseres om overleg over een outplacementtraject, omdat terugkeer naar de functie van praktijkdocent niet langer wenselijk zou zijn. Eiseres verzoekt verder om vrijstelling van werkzaamheden ten behoeve van het vinden van andere arbeid. Eiseres is inmiddels gevorderd met een HBO-studie Communicatie en ontvangt op 28 september 2006 het diploma.
Op 25 en 27 juli 2006 vinden besprekingen plaats tussen eiseres, haar gemachtigde, de P&O-adviseur en de leidinggevende van eiseres. De werkgever stelt zich daarin op het standpunt dat, nu eiseres haar WIA-aanvraag heeft ingetrokken, zij als arbeidsgeschikt moet worden beschouwd en de werkgever niet langer re-integratieinspanningen hoeft te verrichten. Een verzoek van eiseres om vrijstelling van werkzaamheden wordt geweigerd.
Met ingang van 1 augustus 2006 vindt de overgang plaats van ArboUnie naar Maetis als arbodienst van verweerder. Daardoor neemt een andere bedrijfsarts (J.J. Gelderblom) de contacten met eiseres over.
Met ingang van 29 augustus 2006 is eiseres door verweerder hersteld gemeld naar aanleiding van de intrekking van haar WIA-aanvraag. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ondanks het wegvallen van het verbeterde Poortwachter-traject werkgever en werknemer beiden dienen te werken aan de re-integratie van eiseres, terwijl het niet zo kan zijn dat eiseres nog steeds als arbeidsongeschikt zou worden beschouwd en niet langer gebonden zou zijn aan medewerking aan haar re-integratie.
Op 29 augustus 2006 meldt eiseres zich ziek vanuit aangepast werk.
Op 30 augustus 2006 vraagt DSZW aan de bedrijfsarts een oordeel over de ziekmelding van eiseres.
Op 6 september 2006 rapporteert de bedrijfsarts dat eiseres niet arbeidsongeschikt is als gevolg van ziekte of medisch gebrek. Wel heeft zij klachten, die opgelost moeten worden door demedicalisering. De bedrijfsarts adviseert overleg tussen leidinggevende en eiseres om het probleem op te lossen.
DSZW meent op basis van dit advies dat eiseres in staat is werkzaamheden te verrichten, waarbij werkhervatting in de eigen functie niet op voorhand wordt uitgesloten. Eiseres wordt per 7 september 2006 door de werkgever volledig hersteld gemeld. In verband daarmee wordt een door eiseres schriftelijk gedaan voorstel voor een outplacement als "niet opportuun" afgewezen.
In een gesprek op 19 september 2006 wordt bezien op welke manier eiseres kan terugkeren. Haar gemachtigde stelt dat het niet verstandig is dat eiseres in haar oude functie terugkeert, dat zij na een korte periode toch weer zal uitvallen en vraagt opnieuw om een regeling waarbij eiseres en DSZW uit elkaar gaan. Verweerder stelt dat daar geen medische onderbouwing voor bestaat, dat passend werk voorhanden is zodat er geen reden is om aan outplacement mee te werken. Aan eiseres wordt gevraagd na te denken over terugkeer in haar functie en over andere passende werkzaamheden.
Op 21 september 2006 geeft DSZW aan dat eiseres voor 24 uur per week moet hervatten in aangepast werk op het leerwerkcentrum Reva. Gelijktijdig zal de bedrijfsarts een oordeel worden gevraagd of eiseres kan terugkeren in haar eigen functie. Eiseres maakt hiertegen bezwaar en voert het bestaan van een arbeidsconflict met haar leidinggevende aan, dat niet eerder door haar ter sprake is gebracht.
Op 6 oktober 2006 verschijnt eiseres op het spreekuur van de bedrijfsarts. Deze geeft in zijn rapportage vervolgens aan dat er sprake is van klachten op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren, maar dat de vraag of eiseres nog als praktijkdocent kan functioneren door een arbeidsdeskundige moet worden beantwoord. Verder is sprake van een verstoorde verhouding. Als hieraan aandacht wordt besteed, zal er geen medisch bezwaar zijn tegen passend werk.
In een versie van dit advies die niet aan verweerder is gestuurd, maar wel aan eiseres is overhandigd is aan het voorgaande nog de volgende zin toegevoegd: "Nu is het medisch bezwaar dat er sprake is van bovenstaande klachten." Maetis heeft erkend dat de schuld voor deze gang van zaken bij haar en niet bij verweerder ligt (brief van 20 september 2007).
Bij brief van 24 november 2006 draagt verweerder eiseres passende werkzaamheden op in het callcenter op het stadhuis. Eiseres meldt zich op 29 november 2006 niet voor deze opgedragen werkzaamheden en meldt zich opnieuw ziek.
Verweerder vraagt opnieuw advies aan de bedrijfsarts, die op 1 december 2006 rapporteert dat eiseres niet arbeidsongeschikt is om medische redenen. Wel zijn er klachten, die niet als ziekte worden aangemerkt. Naar aanleiding van deze rapportage wordt eiseres door verweerder als hersteld geregistreerd.
Bij brieven van 29 november 2006 en 13 december 2006 laat de gemachtigde van eiseres weten dat er geen sprake kan zijn van hervatting in passende werkzaamheden zolang het arbeidsconflict niet is opgelost.
Er wordt vervolgens in maart 2007 een mediationtraject ingezet, dat echter niet leidt tot een oplossing van het conflict.
Bij brief van 22 juni 2007 deelt verweerder eiseres mee dat werkhervatting bij het leerwerkcentrum Reva gelet op de verhoudingen niet meer mogelijk is. Verweerder is voornemens eiseres op te dragen haar werkzaamheden als praktijkdocent te hervatten bij het leerwerkcentrum Willem Dreespark.
Bij brief van 11 juli 2007 deelt eiseres mee dat zij een arbeidsconflict heeft met de gemeente Den Haag en dat een tewerkstelling elders daarom geen oplossing biedt. Eiseres acht zich nog steeds arbeidsongeschikt en vraagt om overleg.
Bij besluit van 20 juli 2007 wordt eiseres opgedragen om met ingang van 23 juli 2007 te hervatten in de functie van praktijkdocent in het leerwerkcentrum Willem Dreespark. In verband met de zomersluiting wordt eiseres op 21 augustus 2007 om 09.00 uur verwacht.
Op 21 augustus 2007 om 08.32 uur zendt de huidige gemachtigde van eiseres een faxbericht aan DSZW met de mededeling dat eiseres zich verzet tegen het oordeel dat zij in staat zou zijn haar werkzaamheden te hervatten en dat er bij het UWV een deskundigenoordeel is gevraagd omtrent de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Verzocht wordt om in afwachting daarvan geen verdere stappen te zetten.
In antwoord op deze fax deelt verweerder bij brief van 22 augustus 2007 mee dat eiseres niet arbeidsongeschikt wordt geacht, dat zij geen gehoor heeft gegeven aan de opdracht tot werkhervatting en dat daardoor het vermoeden bestaat dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan onrechtmatige afwezigheid. Voorts wordt aangedrongen op onmiddellijke werkhervatting en wordt eiseres ernstig gewaarschuwd dat herhaalde werkweigering zou kunnen worden opgevat als plichtsverzuim, hetgeen tot strafoplegging zou kunnen leiden.
Bij brief van 23 augustus 2007 laat de gemachtigde van eiseres verweerder weten dat verweerder helaas niet wil meewerken aan een constructieve oplossing en dat de reactie van verweerder extra druk legde op eiseres. Zij beraadt zich over een verzoek om een voorlopige voorziening.
Verweerder zet op 23 augustus 2007 de betaling van de bezoldiging van eiseres stop met ingang van 21 augustus 2007 wegens werkweigering. Aan eiseres wordt opnieuw de opdracht tot werkhervatting gegeven en zij wordt gewaarschuwd dat bij volharding in de weigering strafontslag zou kunnen volgen.
Eiseres reageert met het verzoek het deskundigenoordeel van het UWV af te wachten.
Op 24 augustus 2007 verschijnt eiseres, ondanks de sommatie, niet op het werk. Verweerder legt eiseres dan vanwege ernstig plichtsverzuim met onmiddellijke ingang de disciplinaire maatregel van ontslag op. Verder bepaalt verweerder in het besluit dat eiseres met ingang van 21 augustus 2007 het recht op bezoldiging heeft verloren.
Hangende bezwaar verzoekt eiseres de voorzieningenrechter om het treffen van een voorlopige voorziening. Bij uitspraak van 8 oktober 2007 (AWB 07/6440 AW) wijst de voorzieningenrechter dit verzoek af.
In zijn rapport van 10 oktober 2007 komt de arbeidsdeskundige R. Maassen van het UWV tot de conclusie dat eiseres ongeschikt is voor de eigen functie van praktijkdocent (op een andere locatie) vanwege de aspecten conflicthantering en flexibel kunnen inspelen op onverwachte zaken tussendoor, waarin ten aanzien van eiseres beperkingen zijn gelegen. Verder is zijn oordeel dat de re-integratieinspanningen van verweerder niet als voldoende zijn aan te merken.
3. In hoofdstuk 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag (ARG), dat ziet op aanspraken bij ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek, wordt, ingevolge het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder a van de ARG, onder passende arbeid verstaan: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.
Ingevolge artikel 7:2:2, tweede lid, van de ARG geschiedt de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de ambtenaar door een arbo-dienst, overeenkomstig door het college te stellen regels.
Ingevolge artikel 7:2:5, eerste lid, van de ARG is het college bevoegd de arbo-dienst opdracht te geven de ambtenaar aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen
a. indien naar het oordeel van het college redelijkerwijs aanleiding bestaat tot twijfel aan een goede gezondheidstoestand van de ambtenaar;
b. indien de ambtenaar niet of niet langer volledig geschikt is gebleken voor het naar behoren vervullen van zijn betrekking, zulks ten einde na te gaan of hiervoor medische oorzaken zijn aan te wijzen.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel is de ambtenaar verplicht zich aan dat onderzoek te onderwerpen.
Ingevolge artikel 7:9, eerste lid, van de ARG is het college verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de ambtenaar, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen arbeid of passende arbeid te verrichten.
Ingevolge artikel 7:11, tweede lid, van de ARG is de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn betrekking te vervullen, indien hij in staat is passende arbeid als bedoeld in artikel 7:1 te verrichten en hij door het college daartoe in de gelegenheid wordt gesteld, verplicht die arbeid te verrichten.
Ingevolge artikel 7:12 van de ARG is de ambtenaar verplicht zich te onderwerpen aan een door of vanwege de arbo-dienst in te stellen medisch onderzoek ter beantwoording van de vragen:
a. of er sprake is van verhindering tot het vervullen van zijn betrekking wegens ziekte;
b. in welke mate er sprake is van verhindering als bedoeld onder a.;
(...)
f. of verdere maatregelen of voorzieningen nodig zijn in het belang van het herstel van zijn gezondheid, dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid;
g. wanneer en in welke mate de vervulling van de betrekking kan worden hervat.
Ingevolge artikel 7:14 van de ARG wordt de doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in artikel 7:3, gestaakt, indien en voor zolang de ambtenaar:
(...)
c. weigert aangeboden passende arbeid te verrichten, waartoe hij op grond van artikel 7:11, tweede lid, verplicht is.
Ingevolge artikel 7:16, eerste lid, van de ARG wordt de ambtenaar passende arbeid opgedragen door plaatsing in een andere betrekking voor tijdelijke duur dan wel bij wijze van proef, waarbij, ingevolge het derde lid van dat artikel onder andere betrekking mede wordt verstaan: het verrichten van dezelfde werkzaamheden onder andere voorwaarden.
Ingevolge artikel 8:13 van de ARG kan aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden als disciplinaire straf.
Ingevolge artikel 15:1:1 van de ARG is de ambtenaar gehouden zijn betrekking nauwgezet en ijverig te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 16:1:1, eerste lid, van de ARG, voor zover thans van belang, kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft.
4. Partijen worden in beide beroepen verdeeld gehouden over de vraag of eiseres in het najaar 2006 in staat moest worden geacht tot het hervatten in de functie van praktijkdocent dan wel tot het verrichten van passende arbeid voor 24 uur per week en zo ja, of deze passende arbeid ook zou kunnen bestaan uit een hervatting in de eigen functie van praktijkdocent, maar dan op een andere locatie vanwege het arbeidsconflict met haar leidinggevende mevrouw [B] in het leerwerkcentrum Reva.
5. In het najaar 2006 hebben drie spreekuurcontacten (na oproepen) van eiseres met de bedrijfsarts Gelderblom van Maetis plaatsgevonden, namelijk op 6 september 2006, 6 oktober 2006 en 1 december 2006. Aan de genoemde contacten in oktober en december zijn uitvoerige brieven van DSZW aan de bedrijfsarts voorafgegaan, waarin een concrete vraagstelling aan de bedrijfsarts was opgenomen. Deze kwam er op neer dat de bedrijfsarts een medisch advies werd gevraagd over de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van de eigen functie danwel van passende werkzaamheden, waaronder begrepen de eigen werkzaamheden bij een ander leerwerkcentrum.
In zijn drie terugkoppelingen naar de werkgever geeft de bedrijfsarts (samengevat) aan dat
- bij eiseres geen sprake is van ziekte of medisch gebrek die redengevend waren voor haar ziekmelding op 29 augustus 2006;
- zij klachten heeft, verband houdend met de voorgaande arbeidsongeschiktheids-periode waardoor zij zich niet in staat acht om te werken;
- wel sprake is van andere bezwaren van niet-medische aard, namelijk een arbeidsconflict, waarvoor ziekmelden geen oplossing is;
- indien aandacht besteed wordt aan de verstoorde arbeidsverhouding en deze zo mogelijk kan worden opgelost, er geen medisch bezwaar zal zijn tegen passend werk;
- medisch gezien sprake is van klachten op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren die beperkingen geven;
- de vraag of de functie van praktijkdocent kan worden uitgeoefend van meer factoren afhankelijk is en mede door een arbeidsdeskundige volledig zou kunnen worden beantwoord;
- eiseres niet arbeidsongeschikt was wegens ziekte, maar dat zij wel klachten had.
5.1 Tijdens de zitting op 3 juni 2009 heeft de rechtbank de bedrijfsarts Gelderblom als getuige gehoord. De getuige bleek geen herinnering aan de beoordeling van eiseres te hebben. Hij heeft aangegeven zich niet te kunnen herinneren dat hij tegen eiseres heeft gezegd dat hij zich in zijn adviezen aan de werkgever zou beperken tot de hervatting in passend werk en zich niet zou uitlaten over hervatting in haar eigen functie. Verder heeft hij erkend dat zijn rapportages over eiseres niet geheel helder en eenduidig waren. Hij heeft willen aangeven dat onderscheid gemaakt moet worden tussen niet kunnen werken wegens ziekte (om medische redenen) dan wel vanwege klachten. De formulering "niet arbeidsongeschikt wegens ziekte" betekent dat er dan geen sprake is van medische redenen die aan hervatting in de eigen of in passende arbeid in de weg staan.
5.2 De bevindingen van de bedrijfsarts zijn door partijen verschillend geïnterpreteerd.
Eiseres heeft er in haar getuigenverhoor op 3 juni 2009 de nadruk op gelegd dat de bedrijfsarts haar heeft gezegd dat hij de werkgever niet zou adviseren over hervatting in haar eigen werkzaamheden, maar dat hij zijn adviezen zou richten op hervatting in passend werk.
Eiseres heeft er verder op gewezen dat het niet de taak van de bedrijfsarts is uitspraken te doen over de arbeids(on)geschiktheid van eiseres, dat is de taak van de verzekeringsarts van het UWV. Zij heeft daarbij verwezen naar een brief van mr. R.W.M. Burghouts van Maetis van 11 maart 2008. Deze heeft samen met de stafarts een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een door eiseres bij Maetis ingediende klacht tegen het handelen van de bedrijfsarts. Beide deskundigen van Maetis zijn van oordeel dat de door verweerder gevraagde adviezen feitelijk niet hebben plaatsgevonden in het kader van verzuimbegelei-ding en loondoorbetaling (gelet op het feit dat de loondoorbetaling gedurende 104 weken reeds volledig had plaatsgevonden) en dat de bedrijfsarts zich slechts heeft uitgesproken over de arbeidsmogelijkheden van eiseres. Het is niet aan de bedrijfsarts, maar aan het UWV om zich na 2 jaar wachttijd uit te spreken over de arbeidsongeschiktheid. Aldus het oordeel van Maetis naar aanleiding van de klacht van eiseres.
Verweerder heeft aanvankelijk uit het intrekken door eiseres van haar WIA-aanvraag de conclusie getrokken dat zij zich dus weer arbeidsgeschikt achtte. In de nadere reactie van verweerder op de brief van de gemachtigde van eiseres aan de rechtbank van 17 november 2008, ingezonden bij brief van 29 juni 2009, heeft verweerder erkend daarmee een inschat- tingsfout te hebben gemaakt. Verweerder meent dat de onduidelijkheid die daardoor voor beide partijen is ontstaan is weggenomen door het oordeel van de bedrijfsarts dat eiseres niet arbeidsongeschikt was wegens ziekte voor het vervullen van haar eigen functie. Eiseres heeft over dat oordeel geen deskundigenadvies gevraagd, hoewel zij toen al door een juridisch adviseur werd bijgestaan. Ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter (uitspraak van 8 oktober 2007 op het verzoek van eiseres; AWB 07/6440 AW) mocht verweerder op dat oordeel van de bedrijfsarts afgaan (r.o. 8). Maetis is een deskundige en onafhankelijke arbodienst en verweerder mag op die deskundigheid afgaan bij een ontvangen advies ten aanzien van de vraag of een medewerker medisch geschikt is om zijn werk uit te oefenen. Nu eiseres niet langer ziek was, was het aanbieden van een andere functie naar het oordeel van verweerder niet langer aan de orde.
Verweerder meent verder dat hij voldoende onderzoek heeft gedaan naar de geschiktheid van eiseres tot werkhervatting, voorafgaand aan de dienstopdrachten en het ontslagbesluit.
6. De rechtbank merkt allereerst op dat ten aanzien van het oordeel van de bedrijfsarts dat eiseres niet langer om medische redenen ongeschikt was voor haar functie, maar dat er een arbeidsconflict was ontstaan, waarvoor via overleg en/of mediation een oplossing moest worden gevonden, inmiddels een andere situatie is ontstaan ten opzichte van die welke door de voorzieningenrechter is beoordeeld.
Op 15 oktober 2007 heeft het UWV twee deskundigenoordelen uitgebracht. Deze hielden in dat eiseres per 23 augustus 2007 op medisch-arbeidskundige gronden ongeschikt wordt geacht voor haar arbeid als praktijkdocent voor 24 uren per week en dat verweerder onvoldoende re-integratieinspanningen voor eiseres heeft verricht.
Dat oordeel was onder meer gebaseerd op de rapportage van de verzekeringsarts T. Elbertsen van 9 oktober 2007, waarin deze afwijkende bevindingen heeft vastgesteld die een rechtstreeks gevolg zijn van ziekte of gebrek. Eiseres ondervindt daardoor arbeidsbeperkingen. Op 29 juni 2006 heeft de verzekeringsarts Turenhout in het kader van de WIA-beoordeling eiseres "beperkt geacht ten aanzien van deadlines en conflicthantering. Er werd gesteld dat ze was aangewezen op gestructureerd, overzichtelijk werk, zonder onverwachte zaken tussendoor. Daarnaast werden lichte fysieke beperkingen opgelegd en werd de urenbelastbaarheid gemaximeerd tot 24 uur per week." Elbertsen achtte deze beperkingen ook tijdens het spreekuurcontact met eiseres op 9 oktober 2007 op grond van de informatie van de behandelaar van eiseres onveranderd van kracht.
In het opvolgende onderzoek van de arbeidsdeskundige op 10 oktober 2007 werd eiseres ongeschikt geacht voor de eigen functie van praktijkdocent (op een andere locatie), reeds op grond van haar beperkingen ten aanzien van conflicthantering en flexibel kunnen inspelen op onverwachte zaken tussendoor.
Door de deskundigen van het UWV is als "datum verschil van mening" vermeld: 23-08-07, evenwel met de aanduiding: "(betreft al langer bestaand conflict)". De rechtbank gaat er van uit dat dit oordeel van de deskundigen van het UWV in ieder geval ook op 21 augustus 2007 (datum stopzetting bezoldiging) al geldend was. Nu eiseres tussen 23 juni 2006 en 9/10 oktober 2007 niet door een verzekeringsarts of een arbeidsdeskundige is onderzocht, moet er van worden uitgegaan dat de op 23 juni 2006 vastgestelde beperkingen van eiseres, die haar verhinderden te hervatten in de eigen functie, gedurende de gehele periode van overleg over de werkhervatting tussen 23 juni 2006 en 21 augustus 2007 van kracht zijn gebleven.
7. De rechtbank heeft verweerder verder verzocht de correspondentie met de voorgaande bedrijfsarts mevrouw E. Versluis van ArboUnie over eiseres over te leggen. Daaruit blijkt het volgende. Zij rapporteert op 9 januari 2006 over eiseres: "Voor de langere termijn dient, mede op basis van de verrichte expertise, gezocht te worden naar werkzaamheden zonder conflicthantering en omgaan met emotionele problemen van anderen. Het advies is om haar niet meer voor een groep te laten werken. Tevens is zij niet in staat tot veelvuldig repetitieve werkzaamheden zoals langdurig typen of muizen. De verwachting is dat zij haar urenbelasting bij passend werk nog wat kan uitbreiden."
Op 13 februari 2006 stelt mevrouw Versluis een actueel oordeel bij de probleemanalyse WIA op. Daaruit blijkt dat het hervatten door eiseres in passende arbeid moeizaam verloopt en haar veel energie kost. Er wordt een expertise aangevraagd om de redenen daarvan in kaart te brengen. Hieruit blijkt dat streven naar eigen werk voor de groep niet gewenst is, omdat het gaat om een doelgroep waarbij het omgaan met emotionele problemen van anderen en conflicthantering een belangrijke belasting vormen. Eiseres is dan werkzaam in aangepast werk voor 12 uur per week; bij meer passend werk kan de belasting worden opgebouwd naar volledig (24 uur per week).
In de rubriek "Functionele beperkingen en arbeidsmogelijkheden" worden verscheidene beperkingen vermeld.
Ten aanzien van het persoonlijk functioneren bestaan beperkingen wat betreft: verdelen van de aandacht (licht beperkt, heeft structuur nodig) en geen veelvuldige deadlines of productiepieken (beperkt, zeker bij meerdere taken tegelijk).
Ten aanzien van het sociaal functioneren bestaan beperkingen wat betreft: emotionele problemen van anderen hanteren (sterk beperkt), eigen gevoelens uiten (sterk beperkt) en omgaan met conflicten (sterk beperkt). Verder bestaan enkele fysieke beperkingen, onder meer wat betreft: werken met toetsenbord en muis (moet regelmatig korte pauzes nemen en werkzaamheden afwisselen).
Aangegeven is verder dat de aanwezigheid van eiseres op haar eigen afdeling tijdelijk en niet structureel is en dat op dat moment wordt gezocht naar een meer passende werkplek.
In een gesprek met eiseres op 24 februari 2006 in het kader van de evaluatie van het plan van aanpak wordt door DSZW een advies functieongeschiktheid aangevraagd met 24 mei 2006 als ontslagdatum, wordt aan eiseres met ingang van 1 maart 2006 de status van re-integratiekandidaat toegekend en wordt een arbeidsgeneeskundig onderzoek ter bepaling van de belastbaarheid van eiseres en voor haar passende functies afgesproken.
De WIA-beoordeling door het UWV is vervolgens niet voltoooid doordat eiseres begin juli 2006 haar WIA-aanvraag introk, aangezien zij haar restcapaciteit (24 uur per week) in passende arbeid wilde blijven benutten. Eiseres heeft over de intrekking van de WIA-aanvraag geen voorafgaand overleg met verweerder gepleegd.
8.1 De rechtbank trekt uit de gedingstukken de conclusie dat het overleg tussen verweerder en eiseres over haar werkhervatting sedert medio 2006 gebaseerd is geweest op een onvoldoende bestudering door verweerder van de uit het Sociaal-medisch team omtrent eiseres voorhanden medische gegevens en op een onjuiste standpuntbepaling omtrent de gevolgen van de intrekking door eiseres van haar WIA-aanvraag. Verweerder heeft zijn besluitvorming daardoor gebaseerd op onvoldoende onderzoek en is uiteindelijk tot rechtens onhoudbare besluiten gekomen. Verder moeten de tekortkomingen in de advisering door de bedrijfsarts Gelderblom en het niet optimaal benutten van de mogelijkheden tot bespreking van de casus van eiseres tijdens het werkhervattingstraject in het Sociaal-medisch team aan verweerder worden toegerekend.
8.2 Eiseres treft het verwijt dat zij verweerder niet zeer nadrukkelijk haar medische en psychische beperkingen in herinnering heeft gebracht die een hervatting in de eigen werkzaamheden in de weg stonden. Zij heeft in zekere mate haar eigen agenda gevolgd door verweerder voor het blok te zetten met de intrekking van haar WIA-aanvraag en door vervolgens in het overleg met verweerder over werkhervatting geheel nieuwe elementen in te brengen als een vertrekregeling, outplacement en een niet eerder ter sprake gebracht arbeidsconflict met mevrouw [B], waardoor omtrent de oprechtheid van haar bedoelingen bij verweerder twijfel heeft kunnen ontstaan. Dit heeft in aanzienlijke mate bijgedragen aan het op scherp zetten van (het overleg over) de werkhervatting.
8.3 De onduidelijke rapportages van de bedrijfsarts Gelderblom hebben mede geleid tot het niet tot stand komen van een helder werkhervattingstraject op basis van de juiste uitgangspunten en een helder verwoord oordeel met betrekking tot de medische situatie van eiseres. Het door eiseres gestelde arbeidsconflict heeft, als factor van niet-medische aard waarin de bedrijfsarts geen taak heeft, in de rapportages van Gelderblom te veel aandacht gekregen en daardoor is enigermate het zicht ontnomen op de wel degelijk nog steeds van belang zijnde medische en psychische beperkingen van eiseres. Gelderblom had verweerder deze beperkingen als uitgangssituatie onder ogen dienen te brengen. Dat het arbeidsconflict aandacht verdiende in de vorm van overleg of mediation deed immers niet af aan de noodzaak te komen tot werkhervatting van eiseres. Een actievere opstelling van de bedrijfsarts daarin en een heldere plaatsbepaling van zijn rol in de ontstane situatie zou, zeker gelet op het vrij uitzonderlijke uitgangspunt van een afgebroken WIA-traject, bepaald niet hebben misstaan.
Het wegvallen in de terugkoppeling van het spreekuurcontact met eiseres op 6 oktober 2006 van de zin "Nu is het medisch bezwaar dat er sprake is van bovenstaande klachten" heeft aan de ontstane onduidelijkheid over het oordeel van Gelderblom bijgedragen. In deze zin werd immers de relatie gelegd tussen de eerder vastgestelde functionele beperkingen van eiseres en het in oktober 2006 nog steeds gelden daarvan als medische beperking. Uit de brief van Maetis van 20 september 2007 aan verweerder blijkt dat deze zin als essentieel onderdeel van deze terugkoppeling wordt beschouwd en het niet vermelden daarvan in de aan verweerder gezonden versie wordt een "jammerlijke fout" van Maetis genoemd, waarvan de oorzaak niet meer kon worden achterhaald. In dat licht is het vervolgens in punt 5 van genoemde brief gegeven medisch oordeel (een herbeoordeling van de advisering door Gelderblom) onbegrijpelijk en inconsistent.
9. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat, wat er ook zij van de opstelling van eiseres in het overleg met verweerder over haar werkhervatting en de tekortkomingen van de bedrijfsarts als medisch adviseur, de bestreden besluiten geen stand kunnen houden. Verweerder heeft zich na de intrekking door eiseres van haar WIA-aanvraag begin juli 2006 aanvankelijk ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres zich dus weer arbeidsgeschikt achtte en dat herplaatsing in passende arbeid daarom niet langer aan de orde was. Met deze standpuntbepaling heeft verweerder uit het oog verloren dat de sinds voorjaar 2006 voor eiseres vastgestelde functiebeperkingen door het afbreken van het WIA-traject niet zonder betekenis waren geworden. Onjuist is het ook in het verweerschrift in het beroep 07/9540 AW nog verwoorde standpunt dat de voor eiseres vastgestelde beperkingen verouderd zouden zijn en min of meer zouden zijn ingehaald door de latere adviezen van de bedrijfsarts Gelderblom. Dit oordeel kan geen stand houden, nu Gelderblom in ieder geval heeft gesteld dat de vraag of de functie van praktijkdocent kan worden uitgeoefend van meer factoren afhankelijk is en mede door een arbeidsdeskundige volledig zou kunnen worden beantwoord en voorts heeft gemeld dat medisch gezien sprake is van klachten op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren die beperkingen geven. Verweerder heeft in deze onderdelen van de adviezen van Gelderblom ten onrechte geen aanleiding gezien tot het vragen van een nieuw arbeidskundig oordeel om daaraan zijn opvatting dat eiseres in de eigen functie zou kunnen hervatten te toetsen. Op verweerder bleef de verplichting rusten aan de werkhervatting van eiseres te werken, waarbij haar eerder vastgestelde functiebeperkingen, bij gebreke van een nader deskundigenoordeel, richtsnoer dienden te blijven. Indien van dit juiste uitgangspunt zou zijn uitgegaan, zou verweerder, naar valt aan te nemen, niet zijn overgegaan tot het opdragen aan eiseres van werkzaamheden in het callcenter collectieve verzekering op het stadhuis en evenmin tot het opdragen van passende werkzaamheden, bestaande uit de eigen functie in een ander leerwerkcentrum. Deze werkzaamheden zijn immers niet verenigbaar met de voor eiseres vastgestelde beperkingen en kunnen daarom niet als passende arbeid in de zin van artikel 7:1, eerste lid, onder a van de ARG worden aangemerkt. Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (onder meer: CRvB 1 september 2005, LJN: AU2922) is van ongeschiktheid wegens ziekte voor een bepaalde functie tevens sprake, indien op grond van medische gegevens met een grote mate van waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat bij en als gevolg van hervatting in dit eigen werk wederom uitval wegens ziekte zal plaatsvinden en/of dat hervatting tot schade van de gezondheid zal leiden. De rechtbank is van oordeel dat, gegeven de voor eiseres geldende functiebeperkingen, deze maatstaf aan hervatting door eiseres in de eigen functie, zij het in een ander leerwerkcentrum in de weg stond.
10. De rechtbank komt, gelet op de voorgaande overwegingen, tot de slotsom dat verweerder eiseres niet op basis van deugdelijk onderzoek noch op goede gronden de (in bezwaar gehandhaafde) dienstopdracht heeft gegeven om in de functie van praktijkdocent te hervatten in het leerwerkcentrum Willem Dreespark.
Voorts was verweerder niet bevoegd om eiseres wegens werkweigering bij wijze van disciplinaire straf ontslag te verlenen, aangezien de werkweigering van eiseres niet als plichtsverzuim kan worden aangemerkt, nu de gegeven dienstopdracht geen betrekking had op passende arbeid, zodat ook het (in bezwaar gehandhaafde) ontslagbesluit niet in stand kan blijven.
Beide bestreden besluiten missen tevens een draagkrachtige motivering.
Beide beroepen moeten gegrond worden verklaard. In het kader van een finale geschilbeslechting zal de rechtbank tevens de beide primaire besluiten herroepen.
11. Verweerder wordt veroordeeld in de door eiseres in bezwaar en beroep in beide zaken gemaakte proceskosten. Daarbij wordt uitgegaan van gevoegde behandeling van beide bezwaren bij de adviescommissie en van beide beroepen bij de rechtbank. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn aan eiseres in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand toegekend 6,5 punten (2 punten voor de bezwaarschriften, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting, 2 punten voor de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het bijwonen van het getuigenverhoor), waarde per punt € 322,--, gewicht van de zaak gemiddeld (factor 1) en een samenhangende zaken factor 1, zodat verweerder aan eiseres dient te vergoeden een bedrag van 6,5 x € 322,-- x 1 x 1 = € 2.093,--.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
Verklaart de beide beroepen gegrond;
Vernietigt beide bestreden besluiten;
Herroept tevens de primaire besluiten van 20 juli 2007 en van 24 augustus 2007;
Bepaalt dat de gemeente 's-Gravenhage aan eiseres in beide beroepen het door haar betaalde griffierecht, te weten tweemaal € 143,--, derhalve € 286,--, vergoedt;
Veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep ten bedrage van € 2.093,--, welk bedrag de gemeente 's-Gravenhage aan eiseres moet vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. J.W. Sentrop, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Woldring.
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.