Afdeling 1, meervoudige kamer
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[A], gevestigd te [plaats], eiser,
Gemachtigde mr.drs. E. Kronemeijer
het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, verweerder.
IPROCESVERLOOP
Op 21 augustus 2008 heeft de gemeente Oegstgeest een aanvraag om reguliere bouwvergunning ingediend voor het plaatsen van een noodgebouw voor de duur van vijf jaar ten behoeve van onderwijs en kinderopvang op het perceel Rustenburgerpad te Oegstgeest, kadastraal bekend gemeente Oegstgeest, sectie B, nummer 3468.
Verweerder heeft de procedure als bedoeld in artikel 3.22 juncto 3.24, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gevolgd.
Het ontwerpbesluit alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf 11 december 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Eiser heeft een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 10 april 2009 heeft verweerder de gemeente Oegstgeest de gevraagde tijdelijke ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 (lees: 3.22) van de Wro alsmede de gevraagde tijdelijke bouwvergunning verleend.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 28 april 2009, ingekomen bij verweerder op dezelfde datum, bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaarschrift ter behandeling als beroepschrift aan de rechtbank doorgezonden. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft vervolgens een nader verweerschrift ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd.
Het beroep is op 10 december 2009 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr.drs. E. Kronemeijer, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J. de Jongh LLB en mr. R. van der Zwan, advocaat te Leiden.
II OVERWEGINGEN
Op 1 juli 2008 is de Wro in werking getreden en is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. Verder zijn bij de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro op 1 juli 2008 enkele bepalingen van de Woningwet (Wow) gewijzigd. Aangezien de aanvraag om bouwvergunning en impliciet dus ook het verzoek om ontheffing dateert van na 1 juli 2008, zijn in dit geval de bepalingen van de Wro en de Wow van toepassing zoals deze sedert 1 juli 2008 luiden.
Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een noodschoolgebouw voor de duur van vijf jaar op een perceel gelegen aan het Rustenburgerpad te Oegstgeest. Verweerder heeft voor dit plan een tijdelijke ontheffing en bouwvergunning verleend voor de duur van vijf jaar. Eiser heeft een handelskwekerij voor bloemen, planten en bomen aan de Valkenburgerweg [2] te Oegstgeest.
Namens verweerder is betoogd dat eiser vanaf de hem in eigendom toebehorende locatie geen zicht heeft op de locatie waarop het bestreden besluit betrekking heeft. Daarnaast is volgens verweerder ook overigens niet aangetoond dat eiser een voldoende objectief en actueel, eigen persoonlijk belang heeft dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Eisers situatie wijkt niet af van die van de bewoners van de Valkenburgerweg [3], aldus verweerder. Het door hen tegen het bestreden besluit ingestelde beroep is bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 augustus 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser is van mening dat hij belanghebbende is bij het bestreden besluit, omdat al het komende en gaande verkeer van zijn bedrijf over het Rustenburgerpad zal moeten worden afgewikkeld. Er zullen in zijn visie door de combinatie van vrachtverkeer en kinderen levensgevaarlijke situaties ontstaan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verweerders stelling dat eiser vanaf de hem in eigendom toebehorende locatie geen zicht heeft op het noodgebouw is wellicht juist, maar dat neemt niet weg dat het bestreden besluit gevolgen heeft voor de uitoefening van eisers bedrijf. Gebleken is immers dat al het vrachtverkeer van en naar eisers bedrijf gebruik moet maken van het Rustenburgerpad en derhalve langs het in geding zijnde noodgebouw moet rijden. Het betreft hier niet uitsluitend de voor eiser noodzakelijke dagelijkse ritten, zoals naar de veiling, maar ook de aan- en afvoer van goederen door derden. Aangezien eiser ter hoogte van het noodgebouw met een toename van het aantal verkeersbewegingen te maken krijgt en met oponthoud, kan niet worden gezegd dat het bouwplan voor eiser geen gevolgen zal hebben. Eiser kan dan ook als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
In het bestreden besluit is overwogen dat de definitieve vestiging van de school is opgenomen in het toekomstige bestemmingsplan "2e uitwerkingsplan Rijnfront". Omdat de verwachting is dat de school binnen vijf jaar op die plaats wordt gebouwd, is de tijdelijkheid volgens verweerder voldoende aangetoond. De gemeente onderzoekt nog wel of er nog andere locaties mogelijk zijn in dit gebied waar de permanente school binnen de termijn kan worden ingepast. Voor de avond en nacht worden parkeervoorzieningen aangelegd ten behoeve van het parkeren van vrachtwagens. Doordat de auto's gebruik kunnen maken van parkeerhavens komt er meer ruimte vrij op het Rustenburgerpad en zal er sprake zijn van een veiligere situatie dan nu het geval is. Er zal op de Valkenburgerweg geen toename van autoverkeer zijn, omdat bezoekers van de school geen gebruik zullen maken van de Valkenburgerweg.
Eiser betwijfelt of de permanente school binnen vijf jaar zal zijn gebouwd. Daarnaast vreest hij met name tijdens het halen en brengen van de kinderen een onveilige verkeerssituatie ter hoogte van de school.
In artikel 44, eerste lid, van de Wow is bepaald dat een reguliere bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar gegeven weigeringsgronden. Ingevolge het bepaalde onder c dient de bouwvergunning te worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen dan wel met een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, 3.27 of 3.29 van de Wro of met een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van die wet.
In artikel 45, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wow is bepaald dat in een bouwvergunning voor een bouwwerk ten aanzien waarvan artikel 3.22 van de Wro wordt toegepast een termijn wordt gesteld, na het verstrijken waarvan het bouwwerk niet langer in stand mag worden gehouden.
Op grond van het vierde lid van dat artikel is de termijn gelijk aan die, waarvoor de vrijstelling, bedoeld in artikel 3.22 van de Wro, is verleend.
Ingevolge artikel 46, derde lid, aanhef en onder a, van de Wow wordt indien de in artikel 44, eerste lid, onderdeel c, bedoelde situatie zich voordoet een aanvraag om bouwvergunning tevens aangemerkt als een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel c, 3.22, 3.23 of 3.38, vierde lid, van de Wro.
Ingevolge artikel 3.22, eerste lid, van de Wro kunnen burgemeester en wethouders met het oog op de voorziening in een tijdelijke behoefte voor een bepaalde termijn ontheffing verlenen van een bestemmingsplan. De termijn kan ten hoogste vijf jaar belopen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Rijnfront Kamphuizerpolder".
Het betrokken perceel heeft de bestemming "Agrarische doeleinden / kassen (AK)".
Het bouwplan is daarmee in strijd.
In de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel inzake de Wro (Kamerstukken II, 28.916, nr. 3, paragraaf 3.3.3) wordt ten aanzien van artikel 3.15, het huidige artikel 3.22, van de Wro overwogen dat de ontheffing van het geldende plan wordt toegestaan voor een bepaald tijdvak, dat maximaal vijf jaar kan bedragen. Deze voortzetting van het oude artikel 17 van de WRO is nog iets stringenter geclausuleerd door de woorden 'met het oog op een tijdelijke behoefte' nu ook in de wet zelf op te nemen. Als er geen sprake is van een voorziening in een tijdelijke behoefte is er geen ruimte toepassing te geven aan dit artikel.
Naar het oordeel van de rechtbank moet deze tijdelijke behoefte betrekking hebben op een tijdelijke afwijking van de voorschriften van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de tijdelijke behoefte van de noodlokalen van belang is en niet de behoefte aan onderwijs of kinderopvang. Er moet in dit geval dan ook aangetoond worden dat na het verstrijken van de gestelde termijn van 5 jaar geen behoefte meer bestaat aan de in geding zijnde noodlokalen.
Gebleken is dat de definitieve vestiging van de school is voorzien in het toekomstige bestemmingsplan "Langenakker". Aan de van belang zijnde gronden zal de bestemming "Maatschappelijk" worden toegekend. De verwachting is dat de school binnen vijf jaar op die plaats wordt gebouwd. Hiertoe heeft de gemeente de desbetreffende gronden, gelegen achter het adres Valkenburgerweg 1, inmiddels aangekocht. Het aldaar gevestigde tuinbouwbedrijf zal over één jaar worden beëindigd. Aan het perceel waarop de noodlokalen komen is in het toekomstige bestemmingsplan "Langenakker" de bestemming "Verkeer" toegekend.
De gemeente kan eventueel terugvallen op een andere locatie aan de overzijde van het Rustenburgerpad waar de permanente school binnen de gestelde termijn kan worden ingepast. Het aldaar geldende bestemmingsplan "2e uitwerkingsplan Rijnfront" kent aan die gronden, die in eigendom zijn van de gemeente, de bestemming "Gemengde Doeleinden I en II" toe. De bouw van een school past binnen deze bestemming. Deze locatie zal uiterlijk in 2011 bouwrijp worden gemaakt.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee voldoende aangetoond dat na het verstrijken van de termijn van vijf jaar geen behoefte meer bestaat aan het noodgebouw en daarmee dat de afwijking van de planvoorschriften ter plaatse zal zijn beëindigd.
Gelet op de namens verweerder ter zitting gedane toezeggingen, gaat de rechtbank er vanuit dat de verkeersveiligheidsproblemen die eiser voorziet zonodig kunnen worden aangepakt via een verkeersbesluit. Dat eiser geen vertrouwen heeft in een adequate aanpak van de verkeersveiligheid rond de te bouwen school kan in deze procedure geen rol spelen. Het optreden van de gemeente op dit punt kan alleen door de rechtbank getoetst worden in een procedure aangaande een (fictieve weigering van een) verkeersbesluit.
Gezien het vorenstaande is er geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing.
Aangezien geen van de andere in artikel 44, eerste lid, van de Wow genoemde weigeringsgronden zich voordoet, heeft verweerder op goede gronden de gevraagde tijdelijke bouwvergunning verleend.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
IIIBESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.C.M. van Wesenbeeck, mr. G. van Zeben-de Vries en mr. I.A.M. Kroft, in tegenwoordigheid van de griffier drs. A.C.P. Witsiers.
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.