ECLI:NL:RBSGR:2010:BK9065
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. de Loor-Alwin
- Rechtspraak.nl
Geen proceskostenvergoeding ondanks gegrond bezwaar tegen voorlopige aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, is eiseres, [X], in beroep gegaan tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, die op 23 juni 2009 een bezwaar tegen een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen had afgewezen. De voorlopige aanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 87.483 voor het jaar 2009. Eiseres stelde dat zij recht had op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die zij had gemaakt in de bezwaarfase, omdat de aanslag onrechtmatig zou zijn opgelegd.
De rechtbank heeft op 4 januari 2010 uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat voor een proceskostenvergoeding op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist is dat de aanslag is verminderd wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank oordeelde dat verweerder bij het opleggen van de voorlopige aanslag geen rekening hoefde te houden met de gevolgen van de kredietcrisis en de daling van de beurskoersen, aangezien de aanslag was gebaseerd op de laatst beschikbare gegevens.
De rechtbank benadrukte dat de voorlopige aanslag een schatting is en dat verweerder een zekere marge toekomt bij het vaststellen van de heffingsgrondslag. De rechtbank concludeerde dat er geen onrechtmatigheid was in de zin van de Awb en dat verweerder terecht geen proceskostenvergoeding had toegekend. Eiseres had ook geen bezwaar gemaakt tegen eerdere aanslagen, wat haar positie verzwakte. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.