ECLI:NL:RBSGR:2009:BQ7726
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie door overlijden van de verdachte
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd beschuldigd van moord, heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 juni 2009 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1958, is op 20 juni 2009 overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 juli 2008 te Gouda opzettelijk en met voorbedachten rade [X] van het leven heeft beroofd. De officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, heeft tijdens de zitting op 24 juni 2009 gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard zou worden in de vervolging, gezien het overlijden van de verdachte. De rechtbank heeft op basis van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht geoordeeld dat het recht tot strafvordering vervalt door de dood van de verdachte. Hierdoor is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit vonnis is uitgesproken in een openbare terechtzitting, waarbij mr. Krekel niet in staat was het vonnis te ondertekenen. De zaak heeft meerdere zittingen gekend, waarbij de verdachte steeds bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. H.F. van Kregten. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld aan de hand van de overgelegde overlijdensakte, waaruit bleek dat de verdachte op 20 juni 2009 te Leiderdorp is overleden. De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante feiten en de toepasselijke wetgeving in overweging genomen.