ECLI:NL:RBSGR:2009:BP0103

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
747432 \ CV EXPL 08-2830
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake vordering tot naleving CAO en betalen van schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, gaat het om een tussenvonnis in een geschil tussen de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) en Tido Vesta Nederland B.V. De SNCU heeft Tido Vesta aangeklaagd wegens het niet naleven van de CAO voor Uitzendkrachten en vordert een schadevergoeding van € 51.751,--, alsook medewerking aan een hercontrole. De zaak is ontstaan na een controle door het externe onderzoeksbureau VRO, dat diverse overtredingen heeft vastgesteld. Tido Vesta heeft betwist dat zij tekortgeschoten is en heeft aangevoerd dat zij de geconstateerde omissies heeft hersteld. De kantonrechter heeft op 2 april 2009, tijdens een openbare zitting, besloten dat beide partijen, vergezeld van hun gemachtigden, moeten verschijnen om nadere inlichtingen te verstrekken en een schikking te beproeven. De verdere beslissing is aangehouden, en de comparitie is gepland voor 21 april 2009. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de bevoegdheid van de SNCU om vorderingen in te stellen en de naleving van de CAO-regels door Tido Vesta. De uitkomst van deze comparitie zal bepalend zijn voor de verdere procedure.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Delft
MB
Rolnr. 747432 \ CV EXPL 08-2830
2 april 2009
Vonnis in de zaak van:
de stichting Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten,
gevestigd te Haarlemmermeer,
eisende partij,
gemachtigde: mr. Drs. M.H.D. Vergouwen,
tegen
de besloten vennootschap Tido Vesta Nederland B.V.,
gevestigd te Naaldwijk,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen worden aangeduid als SNCU en Tido Vesta.
Procedure
- de dagvaarding van 1 april 2008, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek.
1 Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 SNCU is in 2004 opgericht door werknemers- en werkgeversorganisaties in de uitzendbranche. Haar taken en bevoegdheden zijn neergelegd in de CAO voor Uitzendkrachten 2004-2009 alsmede in de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en de daarin opgenomen statuten (de CAO's).
1.2 De CAO voor Uitzendkrachten 2004-2009 is algemeen verbindend verklaard, en wel voor de derde keer voor de periode van 17 september 2005 tot en met 31 maart 2007 en voor de vierde keer voor de periode van 15 juni 2007 tot en met 30 maart 2008. De CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche is algemeen verbindend verklaard voor de periode van 15 juni 2007 tot en met 29 maart 2009.
1.3 SNCU heeft, onder meer, tot taak toe te zien op een correcte naleving van de CAO's.
1.4 Artikel 45 van de CAO voor Uitzendkrachten die per 15 juni 2007 algemeen verbindend is verklaard bepaalt:
"1. Er is een Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) opgericht door de partijen betrokken bij deze CAO De stichting is gevestigd te Lijnden en heeft zijn secretariaat op postbus 144, 1170 AC Badhoevedorp.
2. De statuten en reglementen van de SNCU zijn vastgelegd in de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.
3. De SNCU dient erop toe te zin, dat de bepalingen van deze CAO algemeen en volledig worden nageleefd en is door de partijen betrokken bij deze CAO gemachtigd al datgene te verrichten dat daartoe nuttig en noodzakelijk kan zijn."
1.5 Artikel 6 van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche bepaalt:
"1. Er is een Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) opgericht door de partijen betrokken bij deze CAO waarvan de Statuten en Reglementen I en II integraal onderdeel uitmaken van deze CAO.
2. De SNCU dient erop toe te zien, dat de bepalingen van deze CAO algemeen en volledig worden nageleefd en is door de partijen betrokken bij deze CAO gemachtigd al datgene te verrichten dat daartoe nuttig en noodzakelijk kan zijn."
1.6 Een deel van de bevoegdheden van SNCU is toebedeeld aan de Commissie Naleving CAO voor de Uitzendkrachten (CNCU), welke commissie het houden van toezicht op de naleving tot doel heeft. Voor de CNCU gelden de reglementen I en II die in de CAO's zijn opgenomen. CNCU is krachtens artikel 3 lid 2 van Reglement I bevoegd haar uitvoerende werkzaamheden uit te besteden aan derden.
1.7 In artikel 5 lid 1 van Reglement II is bepaald dat de werkgever verplicht is inlichtingen te verschaffen die de CNCU voor een goede uitvoering van de regeling noodzakelijk acht. Ingevolge lid 2 van voornoemd artikel moet de werkgever aan de hand van een inzichtelijke en deugdelijke loon-en arbeidstijdenadministratie aantonen dat hij de CAO's getrouwelijk naleeft. Lid 3 bepaalt dat een werkgever verplicht is zijn volledige en voortvarende medewerking te verlenen aan onderzoek door de CNCU. De leden 6, 7 en 8 van artikel 5 zien op de bevoegdheid van SNCU controle te verrichten door middel van een bezoek aan een bedrijf. Krachtens de leden 9 en 10 van artikel 5 ontvangt de bezochte onderneming binnen acht weken na datum van onderzoek een rapport waarin omissies worden geconstateerd en verbeteringen worden voorgesteld en wordt door CNCU een termijn gegeven waarbinnen de verbeteringen dienen te zijn aangebracht. CNCU kan binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn waarbinnen de verbeteringen dienen te zijn aangebracht besluiten tot controle van de verbeteringen van de geconstateerde omissies . De kosten van een dergelijke controle komen ten laste van de onderneming.
1.8 Als een werkgever weigert aan de SNCU gegevens te verstrekken of onvolledige of onjuiste gegevens verstrekt, of na ingebrekestelling volhardt in het niet naleven van de CAO's, is deze schadeplichtig. Artikel 6 van Reglement II bepaalt:
"1. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende ten minste veertien dagen nalatig blijft de vanwege de SNCU verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de CAO naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan de SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen. De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende
veertien dagen volhardt bij het niet naleven van de CAO op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is hij - onverminderd het gestelde onder a. - verplicht aan de SNCU een door het bestuur te bepalen schadevergoeding te betalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening worden gehouden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO.
3. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die de SNCU maakt en de ter deze zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van de SNCU tot dekking van de kosten die de SNCU moet maken als gevolg van haar toezichthoudende taak ten aanzien van de wijze waarop de CAO wordt nageleefd.
4. De SNCU hoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden."
1.9 Artikel 7 van Reglement II bepaalt dat partijen bij de CAO de bevoegdheid tot het instellen van vorderingen als bedoeld in artikel 3 Wet AVV en artikel 15 Wet CAO overdragen aan SNCU voor zover het betreft de vorderingen terzake van de schade die zij zelf lijden. Krachtens artikel 7 lid 2 is de bevoegdheid tot het instellen van een schadevergoedingsactie gedelegeerd aan SNCU.
1.10 De CAO voor de Uitzendkrachten die tot 31 maart 2007 algemeen verbindend verklaard is en waarvan de statuten en de Reglementen I en II deel uitmaken bevatte een gelijkluidende regeling ten aanzien van de taken en bevoegdheden van SNCU.
1.11 Op 11 december 2006 heeft het externe onderzoeksbureau VRO bij Tido Vesta een onderzoek uitgevoerd in het kader van een controle naar de naleving van de CAO voor Uitzendkrachten in de periode week 38 2006 tot en met week 44 2006. Op 2 januari 2007 heeft VRO aan Tido Vesta een concept rapportage gestuurd, waarin een aantal overtredingen wordt geconstateerd. Nadat Tido Vesta aan VRO heeft laten weten dat zij geen op- en aanmerkingen had met betrekking tot het concept-rapport heeft VRO namens SNCU op 30 januari 2007 een definitieve rapportage aan Tido Vesta gestuurd. Daarin werden de overtredingen geschat op een schadebedrag van € 624.476,--. Bij brief van 2 februari 2007 heeft VRO aan Tido Vesta bericht dat de indicatieve schadelast naar boven toe moet worden bijgesteld tot € 804.498,--.
1.12 Bij brief van 14 augustus 2007 heeft SNCU aan Tido Vesta een forfaitaire schadevergoeding aangezegd van € 51.751,--. In deze brief is meegedeeld dat SNCU bereid is om het schadebedrag te matigen tot € 28.876,--, mits dit bedrag voor 28 augustus 2007 wordt betaald en Tido Vesta aantoont dat de geconstateerde overtredingen volledig zijn hersteld en Tido Vesta volledige medewerking verleent aan een hercontrole. Deze brief is eerder op 12 juli 2007 verzonden aan het oude kantooradres van Tido Vesta.
1.13 Bij brief van 27 augustus 2007 heeft de accountant van Tido Vesta aan SNCU bericht dat VRO bij een op 25 april 2007 uitgevoerde NEN 4400-1 controle geen overtredingen meer heeft vastgesteld. SNCU heeft daarop bij brief van 18 september 2007 geantwoord dat met de in opdracht van Tido Vesta zelf uitgevoerde NEN-controle niet is aangetoond dat alle overtredingen zijn hersteld. SNCU heeft verder aan Tido Vesta bericht dat de schadevergoeding en het schikkingsvoorstel van kracht blijven.
1.14 Vervolgens is tussen partijen nog gecorrespondeerd over het schadebedrag dat door VRO was vastgesteld op € 804.498,--. Ook dit heeft niet tot een verandering van standpunten geleid. In dat kader heeft SNCU Tido Vesta bij brief van 21 november 2007 een brief van de accountant van Tido Vesta beantwoord en nogmaals gesommeerd om te verklaren dat zij de CAO zal naleven en zal meewerken aan een hercontrole en gewezen op haar verplichting tot betaling van de forfaitaire schadevergoeding.
1.15 Bij brief van 11 december 2007 heeft de advocaat van SNCU Tido Vesta gesommeerd tot betaling van de forfaitaire schadevergoeding van € 51.751,-- en tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 1.750,--.
2 Vordering
SNCU vordert -na wijziging van eis bij repliek- dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Tido Vesta zal worden veroordeeld om:
- de CAO voor Uitzendkrachten na te leven en de geconstateerde overtredingen zoals om schreven in punt 11 van de dagvaarding te corrigeren;
- medewerking te verlenen aan hercontrole op rekening van Tido Vesta;
- tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU te betalen een bedrag van € 51.751,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van de voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.785,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening,
met veroordeling van Tido Vesta in de kosten van de procedure.
SNCU legt aan de vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag, alsmede de navolgende stellingen.
2.1 SNCU hoeft conform het reglement II niet aan te tonen dat zij schade in omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.
2.2 SNCU betwist dat Tido Vesta de geconstateerde afwijkingen zou hebben hersteld. In een NEN-controle wordt niet of nauwelijks naar CAO-handhaving gekeken. Tido Vesta weigert om te verklaren dat zijde geconstateerde gebreken heeft hersteld en weigert ook om mee te werken aan hercontrole, terwijl zij daartoe op grond van de CAO wel gehouden is.
2.3 SNCU heeft buitengerechtelijke kosten moeten maken ter incasso van haar vordering. Zij heeft herhaaldelijk met Tido Vesta gecorrespondeerd en herhaalde pogingen gedaan om haar vordering te incasseren. SNCU maakt op grond van artikel 6:96 BW aanspraak op vergoeding van deze kosten, die SNCU conform het rapport Voorwerk II begroot op € 1.785,--. Deze buitengerechtelijke kosten zien zowel op werkzaamheden van SNCU zelf als op werkzaamheden van de raadsman van SNCU.
2.4 Tido Vesta mocht er op grond van het enkele tijdsverloop niet op vertrouwen dat SNCU geen vervolg zou geven aan haar onderzoek en dat de kwestie was afgehandeld, zeker niet om Tido Vesta de geconstateerde omissies en de daaraan gekoppelde materiële benadeling had erkend en deze op geen enkel moment tussen 2 februari 2007 en 12 juli 2007 heeft weerlegd en in deze periode ook nummer zelf contact heeft opgenomen met SNCU.
2.5 De hoogte van de gevorderde schadevergoeding is gebaseerd op de staffel die door het bestuur van SNCU is vastgesteld. Deze staffel is gekoppeld aan de omvang van de onderneming, het aantal weken dat de overtreding heeft geduurd en het aantal overtredingen.
2.6 De bevoegdheid om correctie van de vastgestelde materiële benadeling af te dwingen vloeit voort uit artikel 8 van de Wet CAO, die krachtens artikel 3 Wet AVV is uitgebreid voor niet-leden. Deze bevoegdheden zijn nader uitgewerkt in artikel 15 Wet CAO, de algemeen verbindend verklaarde CAO's, de statuten en de Reglementen, die deel uitmaken van de CAO Sociaal Fonds.
2.7 De bevoegdheid om hercontrole af te dwingen vindt haar grondslag in artikel 5 leden 6,7, en 8 van Reglement II.
2.8 De bevoegdheid tot het opleggen van een forfaitaire schadevergoeding vindt haar grondslag in de artikelen 15 tot en met 17 Wet CAO, alsmede artikel 3 Wet AVV. Deze is verder uitgewerkt in (artikel 6 van) de CAO Sociaal Fonds.
2.9 SNCU betwist dat zij Tido Vesta niet deugdelijk in gebreke heeft gesteld. SNCU heeft de brieven van 21 november en 11 december 2007 gestuurd aan de accountant van Tido Vesta, die door Tido Vesta zelf tot gemachtigde was gesteld. Bovendien heeft SNCU Tido Vesta kopieën van die brieven gestuurd en heeft Tido Vesta deze ook ontvangen.
2.10 Gelet op de geconstateerde overtredingen en de weigering van Tido Vesta om de omissies te corrigeren en een verklaring af te geven en om mee te werken aan hercontrole is van buitensporigheid van de gevorderde schadevergoeding geen sprake. Door niet-naleving van de CAO worden niet alleen de 146 werknemers van Tido Vesta benadeeld, maar ook de andere ondernemingen in de uitzendbranche benadeeld. Tido Vesta maakt zich door de CAO niet na te leven schuldig aan concurrentievervalsing. Daarbij moet nog bedacht worden dat de controle zich slechts uitstrekt tot ruim een jaar, zodat de totale materiële benadeling veel groter is.
3 Verweer
Tido Vesta verweert zich tegen de vordering en voert daartoe, zakelijk weergegeven, het navolgende aan.
3.1 SNCU heeft niet de juiste procedure, zoals vastgelegd in artikel 5 en 6 van Reglement II gevolgd. Zij heeft geen verbeteringen voorgesteld en heeft geen termijn gesteld waarbinnen de verbeteringen dienen te zijn aangebracht.
3.2 Tido Vesta heeft de omissies zoals door VRO vastgesteld in het rapport van 2 februari 2007 hersteld en heeft VRO op 25 april 2007 vrijwillig een controle laten uitvoeren. Tido Vesta heeft op 15 mei 2007 van VRO de rapportage ontvangen van de controle. Daaruit blijkt dat VRO geen non-conformiteiten heeft vastgesteld.
3.3 Tido Vesta vertrouwde erop en mocht erop vertrouwen dat de kwestie in orde was en was afgehandeld, omdat VRO geen non-conformiteiten meer had vastgesteld en zij maandenlang niets meer van SNCU vernam. Pas op 14 augustus 2007 heeft Tido Vesta van SNCU vernomen dat haar een definitieve schadevergoeding van € 51.751,-- in rekening werd gebracht.
3.4 Ook naar aanleiding van de herberekening van de schade die Tido Vesta op 2 oktober 2007 aan SNCU heeft gezonden heeft SNCU -in strijd met een daartoe gedane toezegging- niet gereageerd. Tido Vesta is -zonder in te gaan op het standpunt van Tido Vesta- aanspraak blijven maken op integrale betaling van € 51.751,--.
3.5 SNCU is onbevoegd om de onderhavige vordering in te stellen, omdat zij geen toerekende volmacht heeft. Daarbij komt dat SNCU haar bevoegdheden ontleent aan de CAO Sociaal Fonds, terwijl haar vordering is gebaseerd op de CAO voor Uitzendkrachten. De statuten en reglementen zoals neergelegd in de CAO Sociaal Fonds bieden aan SNCU geen rechtsgeldige grondslag om deze vordering in te stellen. Artikel 3 lid 4 van de Wet AVV staat eraan in de weg dat SNCU nakoming vordert van Tido Vesta ten opzichte van individuele werknemers. Bovendien bepaalt artikel 8 Wet CAO dat een vereniging slechts kan bevorderen dat haar leden de op hen rustende verplichting naleven "in de mate als de goede trouw meebrengt". Tido Vesta is geen lid. Een vordering zoals door SNCU ingesteld is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Bovendien is de gestelde materiële benadeling geen schade als bedoeld in artikel 15 Wet CAO.
3.6 Daarbij komt dat de wet slechts een regeling geeft voor controle door de Minister, niet voor controle van andere werkgevers in de branche door vakbonden. Het verstrekken van gegevens aan SNCU, een door CAO-partijen opgerichte particuliere instantie zou in strijd komen met de privacyregelgeving.
3.7 De algemeen verbindend verklaring van de CAO voor de Uitzendkrachten bevat niet een verwijzing naar de reglementen zoals neergelegd in de CAO Sociaal Fonds. Daarom gelden de bepalingen van die reglementen niet ten opzichte van Tido Vesta. Bovendien is de CAO Sociaal Fonds pas op 15 juni 2007 algemeen verbindend verklaard en was deze in de periode waarover onderzoek is gedaan niet algemeen verbindend. De vordering van SNCU tot naleving van de CAO is te algemeen geformuleerd. Bovendien heeft SNCU daarbij geen belang, omdat Tido Vesta inmiddels aan al haar verplichtingen heeft voldaan en de CAO thans correct naleeft.
3.8 Tido Vesta betwist dat SNCU bevoegd is om een hercontrole op rekening van Tido Vesta te laten uitvoeren. In ieder geval heeft Tido Vesta geen algemeen inzagerecht in de bescheiden van Tido Vesta en is de vordering derhalve onvoldoende concreet.
3.9 Tido Vesta betwist dat SNCU bevoegd is om een vordering tot schadevergoeding in te stellen. Bovendien betwist Tido Vesta dat zij is tekortgeschoten in enige verplichting en dat zij op deugdelijke wijze in gebreke is gesteld. De brief van 21 november 2007 heeft Tido Vesta nooit ontvangen en de brief van de raadsman van SNCU van 11 december 2007 is geen ingebrekestelling tot naleving doch enkel een ingebrekestelling tot betaling van de gestelde reeds verschuldigde schadevergoeding.
3.10 Voorzover de kantonrechter van oordeel zou zijn dat Tido Vesta wel schadeplichtig is voert Tido Vesta aan dat artikel 6 van Reglement II een boetebeding is en verzoekt Tido Vesta de kantonrechter de boete te matigen, omdat SNCU geen schade heeft geleden en de gevorderde boete in dat geval buitensporig hoog is. De reguliere geldmiddelen van SNCU als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Statuten moeten SNCU in staat stellen de reguliere toezichthoudende taak uit te oefenen. Bovendien strekt het boetebeding ertoe om partijen tot nakoming te bewegen en is Tido Vesta nagekomen, althans heeft zij er alles aan gedaan om na te komen.
3.11 Tido Vesta betwist dat SNCU buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, anders dan ter voorbereiding van de gedingstukken of ter instructie van de zaak.
4 Beoordeling
4.1 Het komt de kantonrechter gewenst voor nadere inlichtingen van partijen in te winnen; de kantonrechter zal daartoe de verschijning van partijen op na te melden zitting bevelen. Die comparitie zal mede dienstbaar worden gemaakt aan het beproeven van een schikking.
4.2 Tido Vesta heeft haar verweren zoals hiervoor samengevat in de rechtsoverwegingen 3.1 en 3.5 tot en met 3.8 voor het eerst gevoerd dan wel nader uitgewerkt bij conclusie van dupliek. SNCU heeft daarop dus nog niet kunnen reageren en zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld op de comparitie. Bij die comparitie zal in ieder geval het volgende aan de orde komen:
a. de vraag of CNCU na het onderzoek van VRO de procedure gevolgd heeft zoals omschreven in artikel 5 lid 8 tot en met 10 van Reglement II;
b. de verhouding tussen de uit de CAO's voortvloeiende rechten van SNCU en artikel 10 Wet AVV;
c. de vraag of na december 2006 nog een (her)controle door CNCU heeft plaatsgevonden bij Tido Vesta en zo ja, wat de uitkomsten daarvan zijn;
d. de huidige situatie bij Tido Vesta.
4.3 De kantonrechter verzoekt Tido Vesta om het rapport van VRO van 15 mei 2007 over te leggen.
4.4 Het hiervoor genoemde rapport dan wel eventuele andere door partijen in het geding te brengen stukken dienen uiterlijk drie werkdagen vóór de comparitie in fotokopie aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden gezonden.
4.5 Gelet op het doel van de comparitie van partijen is voor pleidooi geen plaats. Daarom is het niet zinvol een pleitnota of pleitaantekeningen op te stellen met als doel die in de procedure over te leggen.
4.6 De kantonrechter kan bij het niet verschijnen van (één van de) partijen [vul zo nodig in: dan wel het niet overleggen van de hiervoor bedoelde stukken] de gevolgtrekking maken die de kantonrechter geraden acht, waaronder het geheel toe- of afwijzen van de vordering.
4.7 Uitstel van de comparitie wordt in het algemeen niet verleend. Indien, in verband met absolute verhindering, toch uitstel wordt verzocht, dan wordt zo een verzoek slechts in behandeling genomen als de wederpartij daarvan op de hoogte is gesteld en het verzoek vergezeld gaat van een opgave van de verhinderdata van beide partijen.
4.8 Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
beveelt dat SNCU en Tido Vesta, beide deugdelijk vertegenwoordigd en vergezeld van hun gemachtigden, voor de kantonrechter zullen verschijnen teneinde nadere inlichtingen te verstrekken en een schikking te beproeven;
bepaalt dat deze comparitie zal worden gehouden op dinsdag 21 april 2009 te 10.30 uur
in het gerechtsgebouw aan de Korte Geer 11a te Delft;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Baaij, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.