Parketnummer 09/535293-07
Datum uitspraak: 30 september 2009
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1941,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 september 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.F. Baas en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. L.E. Buiting, advocaat te Gouda, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 16 april 2007 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland,
met [A] ([datum]1996), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A],
hebbende verdachte een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina
van die [A] gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 16 april 2007 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland,
met [A], geboren op [datum]1996, die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit:
- het wrijven over, althans aanraken van, de vagina van die [A] en/of
- het betasten, althans aanraken, van de borstjes van die [A] en/of
- het betasten, althans aanraken, van de billen van die [A] en/of
- het kussen/zoenen in de nek van die [A];
art 247 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2000
tot en met 16 april 2007 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland,
met [B] ([datum]1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[B], hebbende verdachte een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de
vagina van die [B] gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2000
tot en met 16 april 2007 te Nieuwerkerk ad IJssel, althans in Nederland, met
[B], geboren op [datum]1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit:
- het wrijven over, althans aanraken van, de vagina van die [B] en/of
- het betasten, althans aanraken, van de borstjes van die [B] en/of
- het betasten, althans aanraken, van de billen van die [B] en/of
- het kussen/zoenen in de nek van die [B];
art 247 Wetboek van Strafrecht
Ter berechting gevoegd de zaak met parketnummer 09/ 530416-07
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1999
tot en met 16 april 2007 te Nieuwerkerk ad IJssel, met [C]
([datum]1995), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een
of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [C], hebbende
verdachte een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die
[C] gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1999
tot en met 16 april 2007 te Nieuwerkerk ad IJssel met [C], geboren op
[datum]1995, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit:
- het wrijven over, althans aanraken van, de vagina van die [C] en/of
- het betasten, althans aanraken, van de borstjes van die [C] en/of
- het betasten, althans aanraken, van de vagina van die [C];
art 247 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair -voor de periode van 1 oktober 2005 tot 16 april 2007- en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte dient van het onder 2 primair tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken nu [B] consistent is in haar verklaring dat verdachte niet met zijn vinger(s) in haar vagina is binnengedrongen. Van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken nu uit de verklaring van [B] niet blijkt dat verdachte de handelingen zoals deze zijn tenlastegelegd heeft begaan. Zo heeft zij niet verklaard dat verdachte haar borstjes en/of haar billen heeft betast en evenmin dat zij door hem is gekust/gezoend in de nek noch dat verdachte met zijn vingers in of op haar vagina is geweest. Zij heeft bovendien verklaard dat verdachte haar naast haar vagina heeft aangeraakt en heeft ter verduidelijking van deze verklaring op een tekening van een meisjesfiguur een kruisje ter plaatse van de lies gezet. De raadsman heeft voorts vrijspraak van feit 3 primair en subsidiair bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Verdachte heeft ontkend ontuchtige handelingen bij [C] te hebben gepleegd en het dossier bevat naast de verklaring van [C] geen ander bewijs
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
Op 17 april 2007 heeft de moeder van [A], [moeder van A], aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter door verdachte2*. Op 16 april 2007 is [A] thuisgekomen nadat zij bij haar vriendinnetje [B], die woonde aan de [adres], had gespeeld; ze was stiller dan normaal. Op een zeker moment heeft [A] haar moeder verteld dat ze pijn had in haar poes. Ze heeft verteld dat ze bij opa ([verdachte]) op schoot moest komen zitten om te kroelen en dat hij aan haar borstjes en billen zat en haar kusjes in haar nek gaf. Opa had met zijn vinger in haar poes gezeten, wat pijn had gedaan. Opa had [A] gezegd dat het hun geheimpje was en dat zij niets mocht zeggen.
Op 17 april 2007 is [A] een studioverhoor afgenomen3*. Tijdens dit verhoor heeft zij - samengevat - verklaard dat zij bij haar vriendinnetje [B] thuis, aan de [adres] is gaan spelen. De opa van [B] paste op dat moment op [B] en haar zus [C]4*. Opa ging in de huiskamer op de bank zitten, trok [A] op schoot en ging haar kietelen5*. Daarbij ging opa met zijn rechterhand aan de bovenzijde onder het topje van [A] en wreef over haar beide borstjes. Opa deed het broekje van [A] naar beneden en ging met zijn middelvinger in de vagina van [A]6*, waarbij hij met zijn vinger heen en weer ging7*. [A] zei dat het pijn deed. [A] heeft verklaard dat opa vaker met zijn vinger in haar vagina heeft gezeten, het precieze aantal keren weet zij niet meer. Het is begonnen toen zij in groep vijf zat; ze zit nu in groep zes8*. Als het pijn deed zei opa dat ze haar benen wijder moest doen9*. Opa heeft [A] verteld dat het hun geheimpje was10*.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij aan de vagina - in zijn bewoording 'mutsje'- van [A] heeft gezeten. Dit is volgens verdachte vijf tot tien keer gebeurd 11*. Verdachte heeft verklaard dat hij bij [A] tot 16 april 2007 niet verder met zijn vinger in haar vagina is geweest dan het maagdenvlies; op de betreffende 16 april 2007 heeft hij zijn vinger ongeveer drie centimeter naar binnen gebracht. Toen het pijn deed heeft hij haar gezegd haar benen wijder doen. [A] was acht of negen jaar toen ze voor het eerst bij hem op schoot kwam zitten12*.
In het dossier bevindt zich de geboorteakte van [A], waaruit blijkt dat zij op [datum] 1996 geboren is13*.
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2006 tot en met 16 april 2007 schuldig heeft gemaakt aan het hem primair tenlastegelegde, het seksueel binnendringen bij [A].
Verdachte heeft op 17 april 2007 tegenover de politie verklaard dat hij drie tot vijf keer aan het mutsje van [B] heeft gezeten en er alleen over heen heeft gewreven14*. Op 18 april 2007 heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat het met [B] spelenderwijs is begonnen, één of twee jaar geleden, waarschijnlijk na een wasbeurt. Hij is met zijn vingers door haar schaamlippen gegaan en nooit met zijn vinger binnengedrongen15*. Later heeft hij verklaard dat hij met minder dan een vingertopje de vagina van [B] is binnengegaan16*.
Nadat [vader van B], de vader van [B], door de zedenpolitie van voornoemde verklaringen van verdachte in kennis was gesteld, heeft hij op 19 april 2007 aangifte gedaan van seksueel misbruik van zijn dochter [B] door verdachte17*.
Op 19 april 2007 is bij [B] een studioverhoor afgenomen18*. [B] heeft - samengevat- verklaard dat opa [verdachte] bij haar thuis aan haar 'plasser' had gezeten19*. Dit was één of twee keer gebeurd in de winter van 2005 op 2006 en de winter van 2006 op 2007 20*. [B] zat bij opa op schoot21*. Hij ging met zijn hand in haar broek en onderbroek22*. [B] voelde dat opa met zijn vingers bij haar 'plasser' voelde23*. Opa ging met zijn vingers heen en weer aan de zijkant van haar 'plasser'; hij is er niet met zijn vinger in geweest24*. [B] heeft verklaard dat [A] heeft gezegd dat opa aan haar plasser zat en dat zij toen tegen [A] heeft gezegd dat opa dat ook bij haar heeft gedaan. Op verzoek van de bij het studioverhoor betrokken politieambtenaar heeft [B] op een tekening van een meisjesfiguur een kruisje bij de lies geplaatst ten teken dat opa haar daar aanraakte 25*.
Blijkens de zich in het dossier bevindende geboorteakte26* is [B] op [datum] 1997 geboren.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn vinger in de vagina van [B] is geweest. [B] heeft consequent verklaard dat verdachte met zijn vinger niet in haar plasser is geweest en zij heeft ter illustratie daarvan een kruisje in de lies van de meisjesfiguur gezet. De eenmalige bevestigende verklaring van verdachte zelf acht de rechtbank tegenover de herhaalde ontkenning van [B] onvoldoende voor een bewezenverklaring. De stelling van de officier van justitie dat er geen reden is aan te nemen dat verdachte bij [B] andere handelingen zou hebben verricht dan die welke hij bij [A] heeft verricht, volgt de rechtbank niet. [B] is immers een kleinkind van verdachte en [A] niet. Mogelijk voelde verdachte zich daarom tegenover [A] minder geremd dan tegenover [B]. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde seksueel binnendringen moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 subsidiair is tenlastegelegd, te weten het plegen van ontuchtige handelingen met [B], bestaande uit het aanraken van de vagina. De rechtbank volgt de verdediging niet in de stelling dat verdachte niet de vagina van [B] heeft aangeraakt. [B] heeft immers verklaard dat verdachte aan haar 'plasser' heeft gezeten. Zij heeft ook gevoeld dat opa met zijn vingers bij haar 'plasser' voelde. Dat zij ook heeft verklaard dat opa met zijn vingers heen en weer ging aan de zijkant van haar 'plasser', maakt dit niet anders. De rechtbank gaat er van uit dat bij het wrijven naast de vagina ook de vagina wordt aangeraakt. De verklaring van [B] over het wrijven over de vagina wordt bevestigd door verdachte.
Uit de verklaringen van verdachte en [B] volgt voorts dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 16 april 2007.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overige in de tenlastelegging (onder 2. subsidiair) opgenomen handelingen heeft begaan, nu over deze handelingen door [B] noch door verdachte wordt verklaard
Op 24 april 2007 is door [moeder van C], moeder van [C], aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter door verdachte. Op 20 april 2007 is aan [C] door haar ouders verteld wat er was gebeurd met [B] en [A]. Op de opmerking van haar moeder dat die blij was dat het haar, [C], niet was overkomen, heeft [C] gezegd dat zij ook vanaf haar derde of vierde jaar misbruikt zou zijn. Het was een geheim tussen haar en opa. [moeder van C] heeft verder verklaard dat [C] een paar dagen later, op 24 april 2007, bevestigend geknikt heeft nadat haar moeder had gezegd dat het waarschijnlijk al heel lang aan de gang was 27*.
Op 24 april 2007 is bij [C] een studioverhoor afgenomen. [C] heeft
- samengevat - verklaard dat opa [verdachte] in haar onderbroek en hemd heeft gezeten en met z'n handen aan haar vagina heeft gezeten en er in heeft 'gefrut'. Hij ging er met zijn vingers in, vooral zijn wijsvinger. [C] heeft het zeer vervelend gevonden. Het is meerdere keren gebeurd als opa kwam oppassen.
Het gebeurde in de slaapkamer of op de bank in de woonkamer en het begon met kietelen over de kleren en daarna tussen haar huid en ondergoed. Volgens [C] is het begonnen toen zij een jaar of 3-4 was. De laatste keer is het gebeurd op de dag dat zij opa voor het laatst heeft gezien. [C] heeft het pas durven vertellen nadat [B] en [A] alles hadden verteld omdat het een geheimpje was 28*.
Verdachte heeft bij de politie verklaard [C] alleen verzorgend te hebben aangeraakt, bestaande uit het smeren van zalf op de vagina voor de behandeling van een infectie, Verdachte heeft verklaard [C] niet op een ontuchtige wijze te hebben aangeraakt 29*.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte onder 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd. Verdachte is consistent geweest in zijn verklaringen dat hij geen ontuchtige handelingen met [C] heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij slechts éénmaal zalf in de vagina van [C] heeft gesmeerd; dit zou zonder ontuchtig karakter zijn geweest. De politie heeft nagelaten op dit punt verder onderzoek te doen, zodat de rechtbank over de toelaatbaarheid van deze handeling geen uitspraak kan doen. Nu verdachte heeft ontkend, blijft in de kern alleen de verklaring van [C] over. Deze enkele verklaring is onvoldoende voor een bewezenverklaring van dit feit, temeer nu deze verklaring niet spontaan tot stand is gekomen maar pas na het actief aan de orde stellen van het onderwerp door haar moeder. Ook is niet geheel duidelijk wat [C] voorafgaand aan haar verklaring met [A] en/of [B] heeft besproken of van anderen heeft gehoord.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 16 april 2007 te Nieuwerkerk aan den IJssel, met [A] ([datum]1996), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet
had bereikt een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte zijn vinger in de vagina van die [A] gebracht;
op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 16 april 2007 te Nieuwerkerk aan den IJssel met [B], geboren op [datum]1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het aanraken van de vagina van die [B].
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte op geen enkele wijze contact onderhoudt met [A], [B] en [C].
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, welke termijnoverschrijding een sterk matigende werking op de eventueel op te leggen straf dient te hebben. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de gevolgen die het tenlastegelegde voor verdachte heeft gehad op zijn persoonlijk leven, de reeds door hem ondergane behandeling bij De Waag, zijn leeftijd en zijn slechte fysieke toestand heeft de raadsman verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, subsidiair een onvoorwaardelijke taakstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De termijn waarbinnen de verdachte in redelijkheid berecht moet worden is aangevangen op 17 april 2007, de datum van de inverzekeringstelling van verdachte. Vanaf die datum zijn tot heden zeventien maanden en twee weken verlopen. Het onderzoek in deze zaak was niet ingewikkeld, hetgeen volgt uit het gegeven dat het (politie-)onderzoek al op 22 mei 2007 is afgesloten. Er zijn ook geen andere goede redenen voor de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaren. Dit betekent dat de op te leggen straf moet worden verlaagd met 5%.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte zich, terwijl hij in de woning van zijn dochter op zijn kleindochters paste, schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van seksuele handelingen met zijn destijds 8 tot 9 jaar oude kleindochter [B] en haar vriendinnetje [A] van ongeveer dezelfde leeftijd. Ten aanzien van [A] bestonden deze handelingen mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [A], doordat verdachte zijn vinger in haar vagina heeft geduwd. Verdachte heeft [A] op het hart gedrukt er niets over tegen anderen te zeggen, het was hun geheim. Daarnaast heeft hij de vagina van [B] aangeraakt.
Het gaat hier om ernstige feiten. Verdachte heeft op actieve wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers en hun familie in hem stelden en misbruik gemaakt van zijn overwicht als volwassene ten opzichte van deze jonge meisjes. Juist kinderen moeten, gelet op hun kwetsbaarheid, onvoorwaardelijk kunnen vertrouwen op de volwassenen die voor hen verantwoordelijk zijn. Zij mogen rekenen op de inzet van die volwassenen om hen voor schadelijke invloeden en grensoverschrijdend gedrag te behoeden. Dat vertrouwen heeft verdachte ernstig geschonden. De handelingen zijn bovendien gepleegd in de eigen vertrouwde omgeving van de meisjes, daar waar ze zich juist veilig behoorden te voelen. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de meisjes en heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen gevoelens, waarbij hij kennelijk geen oog heeft gehad voor de mogelijk ernstige gevolgen van zijn handelen
Bij jonge kinderen kan een dergelijk opgedrongen seksueel contact grote psychische schade aanrichten en het gevoelsleven en de seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, -ook op latere leeftijd- op negatieve wijze beïnvloeden. Dat de gevolgen voor deze meisjes daadwerkelijk ingrijpend en langdurig zijn blijkt ook uit de door [vader van B] en [moeder van A] ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
Feiten als de onderhavige roepen in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging op. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte ter terechtzitting heeft gezegd dat zijn handelen slechts een verzorgend karakter had en dat de moeders van de meisjes hem hadden gevraagd de vagina in te smeren met zalf. Met deze stelling, die op belangrijke onderdelen niet overeenkomt met de verklaringen die de verdachte en [A] en [B] tegenover de politie hebben afgelegd, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende blijk gegeven van inzicht in en de omvang van zijn eigen kwalijke rol. Kennelijk heeft de behandeling bij De Waag hem dit inzicht niet bij kunnen brengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 september 2009 betreffende verdachte, niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de voorlichtingsrapportage en het adviespport van de reclassering van respectievelijk 1 augustus 2007 en 17 oktober 2007, beide opgesteld door K.Hunik, reclasseringswerker en van het pro-justitiarapport van 27 april 2009, opgesteld door M.C. Hoogerwerf, psycholoog. Uit de pro-justitiarapportage volgt dat verdachte weinig zicht heeft op zichzelf en anderen. Gevoelens van ongenoegen of tekorten worden niet herkend, maar vertaald in lichamelijke klachten of afgewenteld op de omgeving. Er lijkt een gebrek aan introspectief vermogen en een tendens om onaangename zaken te verdringen en negatieve gevoelens uit de beleving te houden. Verdachte voldoet niet aan de criteria voor de diagnose pedofilie omdat er geen sprake is van een langdurige periode van terugkerende seksueel opwindende fantasieën en drang en handelingen op basis van deze drang. Bij verdachte zijn geen persoonlijkheidsstoornissen vastgesteld. Verdachte beschikt over voldoende intelligentie om het ontoelaatbare van het tenlastegelegde handelen te beseffen. Uit onderzoek is niet van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling gebleken waardoor verdachte als volledig toerekeningsvatbaar kan worden aangemerkt.
Voor wat betreft het recidiverisico kan worden gezegd dat er zeer waarschijnlijk sprake is geweest van gelegenheidsdelicten. Dit betekent dat er zonder behandeling wel een risico
op herhaling zou zijn als zich opnieuw een gelegenheid aan verdachte zou voordoen..
Verdachte is inmiddels gedurende negen maanden in behandeling geweest bij De Waag. Verdachte heeft trouw aan de behandeling deelgenomen. De behandeling bij De Waag heeft niet geleid tot meer zelfinzicht, maar wel tot duidelijker zicht op ontoelaatbaarheid, schade voor anderen en het herkennen van risicovolle omstandigheden. Het risico is hierdoor verminderd en kan als beperkt worden aangemerkt. De openheid die verdachte binnen zijn kerk en woonomgeving over het hem tenlastegelegde heeft gegeven kan als een beschermende factor worden gezien. Er wordt een voorwaardelijke straf geadviseerd ter verdere beperking van het recidiverisico. Nu de behandeling bij De Waag is voltooid ziet de reclassering geen aanleiding voor reclasseringsbegeleiding.
De rechtbank vindt in het gegeven dat zij minder, en deels ook minder zware, feiten bewezen acht dan de officier van justitie, aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Voor dergelijke feiten past, gelet op de ernst en schadelijkheid ervan, in beginsel een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. In verdachtes nadeel spreekt dat hij een vertrouwde figuur was in het leven van de meisjes en de afspraak had gemaakt dat hij op [B] zou passen. De rechtbank houdt in verdachtes voordeel rekening met zijn gevorderde leeftijd en met het gegeven dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Tenslotte past de rechtbank een korting op de op te leggen straf toe in verband met de hiervoor besproken overschrijding van de redelijke termijn.
Een deel van die straf zal voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[moeder van C] heeft als wettelijke vertegenwoordiger van [C] zich gevoegd als benadeelde partij en een vordering tot vergoeding van immateriële schade ingediend.
[moeder van A] heeft zich als wettelijke vertegenwoordiger van [A], bijgestaan door mr. E.A.P. Mulders, gevoegd als benadeelde partij en een vordering tot schadevergoeding van € 30.010,- ingediend.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van [moeder van C] nu deze vordering door het ontbreken van een schadebedrag niet als deugdelijke vordering kan worden beschouwd.
Ter zake van de op [A] betrekking hebbende vordering heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van een voorschot aan immateriële schadevergoeding van
€ 12.500,-, alsmede tot toewijzing van een voorschot van € 250,- voor reiskosten gemaakt ten behoeve van de bezoeken aan het Openbaar Ministerie en La Salle, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige concludeert de officier van justitie tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de vordering van [moeder van A] namens [A] aangevoerd dat de kosten gemoeid met de verhuizing niet als rechtstreekse schade als gevolg van het eventueel bewezenverklaarde zijn aan te merken nu verdachte een contactverbod is opgelegd waaraan hij zich heeft gehouden en er derhalve in dat kader geen noodzaak tot verhuizing bestond. Voorts is niet duidelijk of de psychische klachten van [A] uitsluitend het gevolg zijn van de eventueel bewezenverklaarde handelingen van verdachte nu uit de overgelegde stukken volgt dat er ook andere factoren aan deze psychische klachten ten grondslag kunnen liggen. Nu de vordering niet van eenvoudige aard is, dient de [moeder van A] niet-ontvankelijk verklaard te worden in de vordering.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Nu [moeder van C] verzuimd heeft op het voegingsformulier benadeelde partij een bedrag aan immateriële schade in te vullen en ter terechtzitting niet aanwezig is geweest om een toelichting te geven, is de rechtbank van oordeel dat [moeder van C] niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard.
De rechtbank zal [moeder van A] eveneens niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Uit de overgelegde stukken blijkt onvoldoende duidelijk welke factoren precies aan de huidige psychische klachten van [A] ten grondslag liggen zodat niet eenvoudig valt vast te stellen of en zo ja welke schade rechtstreeks aan [A] is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Het is voorts de vraag of de verhuiskosten als rechtstreekse schade zijn aan te merken. Verdachte woonde immers niet in de buurt van [A] en kreeg bovendien bij de schorsing van zijn bewaring door de rechter-commissaris een contactverbod opgelegd. Niet is gebleken dat verdachte zich niet heeft gehouden aan dit contactverbod. [moeder van A] zal haar vordering kunnen aanbrengen bij de civiele rechter.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaar handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
-dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact onderhoudt met [A], geboren op [datum] 1996 en met [B], geboren op [datum] 1997;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart de benadeelde partij [moeder van C] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [moeder van C] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [moeder van A] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [moeder van A] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. G.L.M. Urbanus, voorzitter,
I.K. Spros en C. van den Steenhoven-Blanken, rechters,
in tegenwoordigheid van V.R.G.D. Boel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2009.
1* Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde (opsporings)ambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde (pagina's 1 t/m 119) proces-verbaal van de Politie Hollands-Midden, gedateerd 19 april 2007, met het nummer PL 1691/07-003806 (hierna: PV1), dan wel het doorgenummerde (pagina's 1 t/m 44) proces-verbaal van de Politie Hollands-Midden, gedateerd 22 mei 2007, met het nummer PL 1691/07-004540 (hierna: PV2).
2* Proces-verbaal van aangifte, PV 1, pag. 24-27.
3* Rapport studioverhoor, PV1, pag. 82-96, samengevat weergegeven in proces-verbaal van bevindingen, PV 1, pag. 33-34.
4* Idem, pag. 85.
5* Idem, pag. 86.
6* Idem, pag. 88.
7* Idem, pag. 89.
8* Idem, pag. 93.
9* Idem, pag. 91.
10* Idem, pag. 89.
11* Proces-verbaal van verhoor, PV 1, pag.59.
12* Proces-verbaal van verhoor, PV I, pag. 64-66 + pag. 72.
13* Geschrift, PV I, pag. 79.
14* Proces-verbaal van verhoor, PV 1, pag. 59.
15* Proces-verbaal van verhoor, PV 1, pag. 63, 64, 66..
16* Proces-verbaal van verhoor, PV 1, pag. 66.
17* Proces-verbaal van aangifte, PV 1, pag. 37-40.
18* Rapport studioverhoor, PV 1, pag. 97-120, samengevat weergegeven in proces-verbaal van bevindingen, PV 1, pag. 44-46
19* Idem, pag. 98 en 99.
20* Idem, pag. 105.
21* Idem, pag. 101/102.
22* Idem, pag. 103 en 107)
23* Idem, blz. 104.
24* Idem, blz. 104 onderaan.
25* Idem, pag. 113. en 46 (geschrift, tekening).
26* Geschrift, PV I, pag. 78.
27* Proces-verbaal van aangifte, PV 2, pag. 11-13.
28* Proces-verbaal studioverhoor, PV 2, pag. 17-32, samengevat weergegeven in proces-verbaal van bevindingen, PV 2, pag. 33.
29* Proces-verbaal van verhoor, PV 1, pag. 70+ PV 2, pag. 35.