2.3. de gronden van beroep
Eiseres heeft, samengevat, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Uit de brief van 24 september 2008 van De Taalstudio blijkt duidelijk dat de werkzaamheden in de eerste fase noodzakelijk zijn voor het verrichten van een contra-expertise. Verweerder kan niet over de bezwaren van De Taalstudio heenstappen zonder een deskundige te raadplegen. Verweerder heeft met De Taalstudio uitsluitend globaal besproken welke werkzaamheden in de eerste fase noodzakelijk zijn. Over de met deze werkzaamheden gemoeide kosten en tijd is niet gesproken. Verweerder heeft De Taalstudio toegezegd dat zij niet zou worden geconfronteerd met een beleidswijziging als voldongen feit. De wijziging van het beleid van verweerder is dan ook onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen.
De werkzaamheden in de eerste fase worden verricht door gespecialiseerde medewerkers met minimaal een opleiding op MA-niveau in de taalwetenschap. Voorts worden bronnen en externe specialisten geraadpleegd. Aan het einde van de eerste fase stelt De Taalstudio een rapportage op, waardoor de belanghebbende kan afwegen of het zinvol is de contra-expertise door te zetten en, zo ja, hoe. Door voor de eerste fase apart te factureren, biedt De Taalstudio een mogelijkheid tot kostenbeperking. Op basis van de bevindingen van de eerste fase kan immers worden besloten af te zien van de contra-expertise.
De beleidswijziging van verweerder zou zijn gebaseerd op het standpunt van het BLT dat pas in de tweede fase sprake is van een daadwerkelijke contra-expertise. Dit standpunt is blijkens de brief van 24 september 2008 van De Taalstudio onjuist. Nu verschil van mening bestaat over de werkzaamheden van De Taalstudio, had een onafhankelijke derde moeten vaststellen welke werkzaamheden De Taalstudio in de eerste fase verricht en of deze werkzaamheden noodzakelijk zijn ter voorbereiding van de tweede fase. Doordat verweerder is afgegaan op informatie van het BLT is geen sprake van een zorgvuldige besluitvorming, omdat het BLT belanghebbende is.
Ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat de gemachtigde van eiseres een aantal werkzaamheden van de eerste fase zou kunnen verrichten. Een gemachtigde is over het algemeen geen taalwetenschapper en heeft daardoor onvoldoende kennis om de benodigde relevante gegevens over de levensloop van een asielzoeker te verzamelen, bronnen te vergelijken en informatie in te winnen. Nu De Taalstudio zich op het standpunt stelt dat het niet mogelijk is de werkzaamheden in de tweede fase uit te voeren zonder de werkzaamheden in de eerste fase te verrichten en de werkzaamheden in de eerste fase niet worden vergoed, is het voor eiseres onmogelijk om de gerezen twijfel over haar identiteit en nationaliteit weg te nemen. Eiseres kan de contra-expertise niet zelf betalen. Een contra-expertise is voor eiseres van groot belang, omdat zij alleen daarmee de twijfel bij de IND kan wegnemen. Zonder een contra-expertise is haar asielzaak verloren. Eiseres heeft dan ook een groot belang bij volledige vergoeding van de kosten.
Uit de uitspraak van 19 mei 2009 van de Afdeling (LJN BI5889) blijkt dat alleen een eerste fasebeoordeling van De Taalstudio kan leiden tot de conclusie dat een rapport van het BLT onvoldoende inzichtelijk is. De Afdeling maakt in deze uitspraak geen onderscheid tussen een daadwerkelijke contra-expertise en de andere werkzaamheden van De Taalstudio.
De onafhankelijke deskundige dr. J.D. ten Thije bevestigt dat de werkzaamheden in de eerste fase noodzakelijk zijn. Verweerder aanvaardt het koppelen van de juiste deskundige aan de taal die aan de analyse ten grondslag heeft gelegen als kernactiviteit van De Taalstudio. Om de juistheid van deze koppeling te garanderen, zijn de andere werkzaamheden die De Taalstudio in de eerste fase verricht volgens deze deskundige noodzakelijk. Deze werkzaamheden kunnen uitsluitend door geschoolde linguïsten worden verricht. In dertig procent van de gevallen adviseert De Taalstudio af te zien van een contra-expertise, wat voordelig is voor verweerder. De deskundige acht de door verweerder geschatte tijdbesteding van vier tot zes uur te laag.
De in het verweerschrift genoemde stijging van de kosten is bij lange na niet zo sterk als verweerder doet voorkomen. De kosten zijn niet met vierhonderd, maar met 43 procent gestegen door de gebleken noodzaak van een aantal extra werkzaamheden en door inflatie. De verschillende stijgingen zijn besproken met en goedgekeurd door verweerder. Als De Taalstudio minder werkzaamheden verricht, is geen sprake van een volledige contra-expertise. De Taalstudio geeft wel degelijk inzicht gegeven in haar tarieven. In een door verweerder ingebrachte brief wordt een uurtarief van € 95 genoemd.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet een contra-expertise met de nodige waarborgen zijn omkleed en worden verricht door een onafhankelijke deskundige. Een contra-expertise van De Taalstudio voldoet aan deze eisen. Het standpunt van verweerder dat eiseres ook zelf een deskundige kan benaderen, getuigt van weinig realiteitszin. Niet valt in te zien hoe eiseres of haar gemachtigde, die ter zake niet deskundig zijn, zelf een geschikte deskundige zou kunnen vinden. Bovendien loopt eiseres in dat geval een procesrisico. De Afdeling merkt De Taalstudio aan als deskundig en eiseres moet maar afwachten of de Afdeling een andere door haar aangezochte contra-expert eveneens als deskundig zal beschouwen.