ECLI:NL:RBSGR:2009:BL6515
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening van een nieuwe machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor een meerderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 april 2009 een beschikking gegeven inzake de verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van een meerderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die de jeugdige, geboren in 1990, vertegenwoordigde. De jeugdige verblijft feitelijk in de justitiële jeugdinrichting Rentray. De kinderrechter heeft de zaak opnieuw behandeld met gesloten deuren, waarbij de jeugdige en zijn raadsvrouw aanwezig waren, maar de moeder niet. De kinderrechter heeft overwogen dat, hoewel de verlening van de machtiging in principe strijdig is met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), de jeugdige en zijn moeder instemden met het verzoek. Dit leidde tot de conclusie dat de noodzakelijke zorg en behandeling voor de jeugdige niet ontzegd konden worden, ondanks de vrijheidsbeneming die met de uithuisplaatsing gepaard gaat.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de jeugdige en zijn moeder intensieve hulp nodig hebben om hun leven weer op te bouwen. De hulp wordt geboden in de vorm van een Functional Family Therapy (FFT)-traject, dat al is gestart en tot 1 augustus 2009 zal duren. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van deze behandeling, met de mogelijkheid dat de jeugdige terug moet keren naar Rentray als hij zich niet aan de afspraken houdt. De kinderrechter heeft benadrukt dat de strekking van artikel 5 EVRM niet is dat jeugdigen de zorg en behandeling die zij nodig hebben, zouden moeten ontberen, en dat in dit geval de bijzondere omstandigheden rechtvaardigen dat de machtiging wordt verleend.
De beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting. De kinderrechter heeft de eerdere beschikkingen van 8 september 2008 en 25 november 2008 in overweging genomen, evenals het indicatiebesluit van 13 maart 2009, dat de basis vormde voor het huidige verzoek. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de jeugdige en de instemming van zowel de jeugdige als de moeder met de hulpverlening voldoende grond bieden voor de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing.