ECLI:NL:RBSGR:2009:BL5247
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot vervroegde invrijheidstelling op basis van oude en nieuwe V.I.-regeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 november 2009 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, een gedetineerde, een vordering heeft ingediend tot vervroegde invrijheidstelling. Eiser was eerder veroordeeld tot twee onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, waarvan de eerste op 14 maart 2008 onherroepelijk werd en de tweede op 24 oktober 2008. De vordering van eiser was gebaseerd op de oude V.I.-regeling, die van toepassing was op de eerste straf, en de nieuwe V.I.-regeling, die van toepassing was op de tweede straf. Eiser stelde dat de straffen als één straf moesten worden aangemerkt en dat hij daardoor eerder in vrijheid gesteld zou moeten worden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de oude V.I.-regeling van toepassing is op straffen die voor 1 juli 2008 zijn opgelegd, terwijl de nieuwe regeling geldt voor straffen die na deze datum zijn opgelegd. De rechter oordeelde dat de wetgever met de invoering van de nieuwe regeling expliciet heeft beoogd om een duidelijke afbakening te maken tussen de oude en nieuwe V.I.-regeling. Dit betekent dat de straffen niet als één straf kunnen worden aangemerkt voor de toepassing van de V.I.-regeling, ook al zou dit voor eiser gunstiger uitpakken.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het geding. De rechter benadrukte dat de wetgeving duidelijk is en dat er geen strijd is met het lex certa- en het legaliteitsbeginsel. De uitspraak bevestigt de strikte scheiding tussen de oude en nieuwe V.I.-regeling en de gevolgen daarvan voor gedetineerden met straffen die voor en na de invoering van de nieuwe regeling zijn opgelegd.