ECLI:NL:RBSGR:2009:BL4202

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
337642 / HA RK 09-221 Wrakingnummer 2009/12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [X], de rechter die zijn strafzaak behandelde. Verzoeker was gedagvaard voor de terechtzitting van de economische politierechter op 12 mei 2009, waar hij zijn verzoek om getuigen te horen en om een advocaat toegewezen te krijgen, niet ingewilligd zag. Na de zitting heeft verzoeker mr. [X] gewraakt, omdat hij vond dat de rechter onzorgvuldig had gehandeld door zijn verzoeken af te wijzen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld op 25 mei 2009, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was, maar mr. [X] en de officier van justitie niet verschenen. Verzoeker heeft zijn standpunt toegelicht en benadrukt dat hij geen persoonlijke problemen heeft met mr. [X], maar dat hij de afwijzing van zijn verzoeken als onzorgvuldig beschouwt. Mr. [X] heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij niet in de wraking berust en dat zijn onpartijdigheid niet in het geding is. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van mr. [X]. De rechtbank concludeert dat verzoeker geen concrete feiten heeft aangedragen die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Het enkele feit dat mr. [X] een beslissing heeft genomen die verzoeker niet zint, is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid. De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE – MEERVOUDIGE WRAKINGSKAMER
Wrakingnummer 2009/12
rekestnummer: 337642/ HA RK 09-221
parketnummer: 09/637725-08
datum beschikking: 29 mei 2009
BESCHIKKING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
tegen
mr. [X],
rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Verzoeker is gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de economische politierechter op 12 mei 2009.
1.2 Blijkens het proces-verbaal van die terechtzitting heeft verzoeker tijdens de behandeling van de zaak gewezen op zijn brief van 1 mei 2009, ontvangen door de rechtbank op 4 mei 2009, waarin hij de rechtbank heeft verzocht vier getuigen op te roepen voor de zitting van 12 mei 2009. Ook heeft hij in deze brief verzocht om hem een advocaat toe te kennen, omdat hij volgens het Bureau rechtshulp niet voor een toevoeging in aanmerking komt. Verzoeker heeft mr. [X] gewraakt, nadat hem door mr. [X] ter zitting te kennen is gegeven dat de door hem ingediende verzoeken niet worden ingewilligd. Het onderzoek ter terechtzitting is daarop voor onbepaalde tijd geschorst en het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer van deze rechtbank.
1.3 Mr. [X] heeft bij brief van 14 mei 2009, ingekomen bij de wrakingskamer op dezelfde dag, gereageerd op het wrakingsverzoek.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 25 mei 2009 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen. Het wrakingsverzoek is door verzoeker mondeling toegelicht. Mr. [X] is, na voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. De officier van justitie mr. A.J. van Zelst is niet verschenen.
3. Het standpunt van verzoeker
Ter zitting heeft verzoeker allereerst te kennen gegeven dat de persoon van mr. [X] bij hem niet ter discussie staat, omdat hij persoonlijk geen problemen heeft met mr. [X]. Volgens verzoeker heeft mr. [X] hem netjes en beleefd op de zitting van 12 mei 2009 behandeld. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij mr. [X] heeft gewraakt vanwege de onzorgvuldige behandeling ter terechtzitting van zijn strafzaak. Verzoeker heeft daartoe -kort en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd. Verzoeker stelt dat de afwijzing van zijn verzoek door mr. [X] om de twee verbalisanten en de twee klanten te horen op de zitting als getuigen niet zorgvuldig is en dat mr. [X] daarmee blijk heeft gegeven dat hij niet naar behoren functioneert. De vier getuigen hadden kunnen verklaren dat hij zijn chauffeurspas wel bij zich had op 7 juli 2008 en dat deze pas op de voorruit van de auto was geplakt. Verzoeker heeft verder naar voren gebracht dat hij de politie heeft gebeld, omdat de twee klanten die hij met zijn taxi had vervoerd, weigerden de rekening volledig te betalen. Het wel of niet beschikken over een leesbare chauffeurspas is door de verbalisanten niet aan de orde gesteld. Volgens verzoeker is hem de mogelijkheid ontnomen om te bewijzen dat hij geen strafbaar feit heeft gepleegd. Het strafrechtelijke onderzoek is daarom niet volledig geweest. Verzoeker heeft verder gesteld dat hij zijn schriftelijke verzoek tot het oproepen van de getuigen ter terechtzitting van 12 mei 2009 tijdig heeft ingediend bij Centrale balie van de rechtbank. Dat dit verzoek te laat is ontvangen door de officier van justitie mag hem niet worden verweten. Er zal volgens verzoeker waarschijnlijk nu op basis van een onvolledig onderzoek een veroordeling volgen. Het instellen van hoger beroep tegen de veroordeling heeft dan geen zin, omdat het Gerechtshof zal uitgaan van de bewezenverklaring van het strafbare feit. Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat het klopt dat hij de rechtbank heeft verzocht hem een advocaat toe te wijzen, omdat hij volgens het Bureau Rechtshulp niet in aanmerking komt voor toevoeging. Mr. [X] heeft hem gezegd dat hij zelf een advocaat moet zoeken en hij heeft zijn verzoek daarom afgewezen.
4. Het standpunt van mr. [X]
Mr. [X] heeft in zijn schriftelijke reactie van 14 mei 2009 te kennen gegeven dat hij niet in de wraking berust. Volgens mr. [X] lijdt zijn rechterlijke onpartijdigheid geen schade op grond van de feiten en omstandigheden die verzoeker aanleiding hebben gegeven het verzoek tot wraking in te dienen.
5. Beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De rechtbank overweegt dat degene die de wraking verzoekt concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Verzoeker heeft hiertoe zoals hierboven vermeld met name aangevoerd dat de afwijzing van mr. [X] om de door hem in zijn brief van 1 mei 2009 genoemde personen als getuigen ter zitting te horen niet zorgvuldig is. De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van de zitting van 12 mei 2009 naar voren komt dat mr. [X] gemotiveerd heeft beslist op het verzoek van verzoeker tot het horen van getuigen. De juistheid van de beslissing van mr. [X] is niet aan het oordeel van de wrakingskamer. Het middel van wraking kan niet worden benut om een naar de mening van verzoeker door mr. [X] onzorgvuldig genomen beslissing aan de orde te stellen. Daarover kan in hoger beroep worden geklaagd. Ter beoordeling van de wrakingskamer ligt slechts de vraag of mr. [X] blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. Het enkele feit dat mr. [X] een beslissing heeft genomen waarin verzoeker zich niet kan vinden, geeft geen blijk van (schijn van) vooringenomenheid jegens verzoeker. Van belang wordt daarbij ook geacht dat verzoeker ter zitting benadrukt heeft dat de persoon van mr. [X] bij hem niet ter discussie staat, omdat hij door hem niet onheus is bejegend.
De mededelingen van mr. [X] ter zitting dat het aan de verdachte is om zich tot een advocaat te wenden, indien hij niet voor een toegevoegde advocaat in aanmerking komt, en dat het Wetboek van Strafvordering geen grond geeft voor de rechtbank om een last tot toevoeging van een advocaat te geven, leveren ook geen schijn van partijdigheid op.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich overigens geen omstandigheden voor die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. [X] dan wel de uiterlijke schijn daarvan, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de officier van justitie mr. A.J. van Zeist;
• de rechte[X];
Aldus beslist in raadkamer en in het openbaar uitgesproken op door mrs.
L. de Loor-Alwin, E. Rabbie en J.A. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.P. Jadoenathmisier als griffier.