ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0598

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
FA RK 09-2426 en FA RK 09-2429 / 333954 en 333961
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van de akte van de burgerlijke stand en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in het kader van valse identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 november 2009 uitspraak gedaan over de verbetering van de geboorteakten van twee minderjarigen en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De moeder had bij de aangifte van de geboorte van de minderjarigen een valse identiteit opgegeven, wat leidde tot onjuiste gegevens in de geboorteakten. De rechtbank oordeelde dat artikel 1:24 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing was, omdat de geboorteakten misslagen bevatten. De ambtenaar van de burgerlijke stand had geen bezwaar tegen de verbetering van de akten, en de rechtbank besloot dat de minderjarigen, die feitelijk de Nigeriaanse nationaliteit bezaten, recht hadden op correctie van hun gegevens in de akten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, op basis van DNA-onderzoek, met meer dan 99,999% zekerheid de biologische vader van de minderjarigen is. De rechtbank oordeelde dat het recht op gerechtelijke vaststelling van het vaderschap onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens valt. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken tot verbetering van de geboorteakten en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap moesten worden toegewezen, omdat er geen beletselen waren en alle partijen instemden met de verzoeken. De rechtbank gelastte de verbetering van de akten en stelde het vaderschap van de man vast, waarbij de geslachtsnaam van de minderjarigen werd gewijzigd in die van de man.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte registratie in de burgerlijke stand en de bescherming van de rechten van minderjarigen in situaties van valse identiteiten en juridische vaststellingen van vaderschap.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 09-2426 en FA RK 09-2429
Zaaknummers: 333954 en 333961
Datum beschikking: 2 november 2009
Verbetering akte burgerlijke stand en gerechtelijke vaststelling vaderschap
Beschikking op de op 24 maart 2009 ingekomen verzoekschriften van:
[de moeder]
wonende te [woonplaats,]
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M. Menheere te 's-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
in de zaak met zaak- en rekestnummer 333954 en FA RK 09-2426:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,
zetelend te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar;
in de zaak met zaak- en rekestnummer 333961 en FA RK 09-2429:
[de man]
wonende te [woonplaats,]
hierna te noemen: de man;
in beide genoemde zaken:
[minderjarige A.] en [minderjarige B.],
geboren op respectievelijk [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] en [geboortedatum] 2003 te
[geboorteplaats]
beiden wonende te [woonplaats,]
hierna te noemen: de minderjarigen,
in rechte vertegenwoordigd door mr. M. Lindhout, advocaat te 's-Gravenhage, in de hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarigen.
Feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
- Ten tijde van de geboorte van de minderjarigen ging de moeder door het leven als: [C.], geboren op [geboortedatum] 1974 te [plaats X.], Soedan. Onder deze (valse) identiteit heeft de moeder op respectievelijk 8 november 2001 en
6 mei 2003 aangifte van de geboorte van de minderjarigen gedaan. In de geboorteakten van de minderjarigen (aktenummer 1J0869 van het jaar 2001 en aktenummer 1J0340 van het jaar 2003) zijn voornoemde gegevens als moeder- en aangevergegevens opgenomen.
- In de geboorteakten van de minderjarigen is geen vader vermeld.
- Op basis van een door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) opgemaakte verklaring van de moeder op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet zijn in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente 's-Gravenhage de personalia van [C.] herzien in de huidige gegevens van [de moeder], geboren op [geboortedatum] 1968 te [plaats Y.], Nigeria.
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
- De minderjarigen hebben hun verblijfplaats bij de moeder.
- Uit de brief d.d. 18 februari 2009 van Verilabs, met als bijlage een rapport van DNA-onderzoek d.d. 13 februari 2009, blijkt dat met meer dan 99,999% zekerheid is aangetoond dat de moeder en de man de biologische ouders zijn van de minderjarigen.
- Blijkens de overgelegde uittreksels uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft de moeder de Nigeriaanse en een onbekende nationaliteit, heeft de man de Nederlandse en de Nigeriaanse nationaliteit en hebben de minderjarigen een onbekende nationaliteit. Op de verblijfsdocumenten van de minderjarigen is vermeld dat zij de Soedanese nationaliteit hebben.
Procedure
De verzoekschriften strekken er thans nog toe - naar de rechtbank begrijpt -:
1. de ambtenaar te gelasten de geboorteakten van de minderjarigen te verbeteren, aldus dat:
- als moeder en aangever wordt vermeld: [de moeder] geboren op [geboortedatum] 1968 te [plaats Y.], Nigeria;
- als voornamen van de minderjarigen worden opgenomen respectievelijk [minderjarige A.] en [minderjaige B.], met vermelding van de geslachtsnaam [Z. (achternaam vader)] voor beide minderjarigen;
2. een bijzonder curator te benoemen opdat deze namens de minderjarigen een verzoekschrift ex artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan indienen.
Bij en na indiening van de verzoekschriften zijn stukken in het geding gebracht die de hiervoor genoemde feiten ondersteunen.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 9 april 2009 is - in beide genoemde zaken -
mr. M. Lindhout benoemd tot bijzonder curator over de minderjarigen.
Van de man is op 14 april 2009 in beide zaken een instemmingsverklaring ingekomen.
Op 14 mei 2009 is het verweerschrift van de ambtenaar ingekomen. De ambtenaar heeft geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek tot verbetering van de geboorteakten van de minderjarigen zoals (thans) door de moeder verzocht.
Op 19 mei 2009 is het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, van de bijzonder curator ingekomen. De bijzonder curator heeft de rechtbank verzocht het vaderschap van de man over de minderjarigen gerechtelijk vast te stellen.
Op 21 september 2009 zijn beide genoemde zaken ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de ambtenaar in de persoon van de heer J.C. Jansen Verplanke, de man, alsmede de bijzonder curator. De ambtenaar heeft een nader stuk overgelegd.
Na de zitting zijn de verzoeken verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Beoordeling
Verbetering akte burgerlijke stand
Ter terechtzitting heeft de rechtbank partijen voorgehouden dat het in de onderhavige zaak wellicht niet gaat om een procedure tot verbetering van de geboorteakten van de minderjarigen als bedoeld in artikel 1:24 BW, maar om een procedure tot gegrondverklaring van de inroeping van staat als bedoeld in de artikelen 1:209 tot en met 1:211 BW. Nu een dergelijke procedure alleen door de minderjarigen zelf, vertegenwoordigd door hun bijzonder curator, gevoerd kan worden, heeft de bijzonder curator ter terechtzitting - daartoe door de rechtbank in de gelegenheid gesteld - een verzoek tot gegrondverklaring van de inroeping van staat gedaan.
In reactie hierop heeft de ambtenaar gesteld dat in een zaak als de onderhavige bij voorkeur toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 1:24 BW. Hij heeft in dit verband gewezen op het verschil tussen een echte "inroeping van staat"-procedure en een procedure op grond van artikel 1:24 BW. Voorts heeft de ambtenaar gewezen op de Circulaire Verbetering akten burgerlijke stand in verband met de regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet (Kamerstuk II 2006/07, 31 018, nr. 2) d.d. 30 juni 2009, die het de ambtenaar vanaf 15 juli 2009 mogelijk maakt om in gevallen waarin door de IND op grond van de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet van een persoon de identiteit en nationaliteit opnieuw zijn vastgesteld, de geboorteakten van de kinderen van die persoon - nadat toestemming van de officier van justitie is verkregen - te wijzigen.
De moeder en de bijzonder curator hebben zich na voornoemde uitlatingen van de ambtenaar gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat zij met de ambtenaar van oordeel is dat een "inroeping van staat"-procedure voor een ander geval dan het onderhavige bedoeld is, te weten de situatie waarin sprake is van twijfel over de vraag of de in de geboorteakte genoemde moeder daadwerkelijk de biologische moeder is. In de onderhavige zaak is als gevolg van het opgeven van een valse identiteit door de moeder slechts een andere naam (en niet een andere persoon) in de geboorteakten van de minderjarigen vermeld. Gelet hierop, alsmede gelet op de door de ambtenaar genoemde circulaire, is de rechtbank van oordeel dat in een geval als het onderhavige artikel 1:24 BW van toepassing is en niet de procedure als bedoeld in de artikelen 1:209 tot en met 1:211 BW.
Ingevolge artikel 1:24, eerste lid, BW kan aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie worden gelast door de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van de situatie dat de geboorteakten van de minderjarigen misslagen bevatten. Immers, thans zijn de minderjarigen als gevolg van het opgeven van een valse identiteit door de moeder in de geboorteakten opgenomen met een namenreeks en met onjuiste moedergegevens en, nu de moeder zelf aangifte van de geboorte van de minderjarigen heeft gedaan, eveneens met onjuiste aangevergegevens. Inmiddels zijn in de gemeentelijke basisadministratie de eerder geregistreerde persoonsgegevens van de moeder ([C.], geboren op [geboortedatum] 1974 te [plaats X.], Soedan), na een beroep van de moeder op genoemde Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet, herzien in de huidige gegevens van de moeder ([de moeder] geboren op [geboortedatum] 1968 te [plaats Y.], Nigeria). Gelet hierop hebben de minderjarigen in feite de Nigeriaanse nationaliteit, als gevolg waarvan zij geen namenreeks, maar een voornaam en geslachtsnaam behoren te hebben. Nu de gegevens van de minderjarigen en de moeder, gelet op het voorgaande, niet correct in de geboorteakten zijn vermeld, zal de rechtbank - conform het niet weersproken verzoek van de moeder - de verbetering van deze akten gelasten.
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet conflictenrecht afstamming (Wca) is Nigeriaans recht als het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en de man op het verzoek van de bijzonder curator tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over de minderjarigen van toepassing.
Naar Nigeriaans recht staan de minderjarigen, die buiten huwelijk zijn geboren, niet in familierechtelijke betrekking tot de man. Wettiging kan naar Nigeriaans recht plaatsvinden door een opvolgend huwelijk van de ouders en door erkenning van het vaderschap. Het Nigeriaanse recht kent niet de rechtsfiguur van gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
De rechtbank overweegt dat het recht op gerechtelijke vaststelling van het vaderschap een recht is dat binnen het kader van artikel 8 EVRM valt. Toepassing van de in artikel 6 Wca opgenomen verwijzingsregel, met als resultaat dat in de onderhavige zaak aan de minderjarigen het recht op gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wordt onthouden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezien als een gerechtvaardigde inmenging als bedoeld in artikel 8, tweede lid, EVRM. De rechtbank is met de moeder en de bijzonder curator van oordeel dat artikel 6 Wca in de onderhavige zaak op ontoelaatbare wijze in strijd komt met artikel 8 EVRM en dat, gelet op de betrokkenheid van de zaak met de Nederlandse rechtssfeer, het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap op grond van de openbare orde beoordeeld dient te worden naar Nederlands recht. Daarbij betrekt de rechtbank voorts het bepaalde in artikel 8, tweede lid, IVRK.
Ingevolge artikel 1:207, eerste lid, BW kan het vaderschap van een man, op de grond dat deze de verwekker is van het kind, gerechtelijk worden vastgesteld op verzoek van de moeder en het kind.
Nu aan de mogelijkheid om door middel van gerechtelijke vaststelling het vaderschap te vestigen voor het kind geen termijn is verbonden, kan de bijzonder curator worden ontvangen in haar verzoek.
Uit het in het geding gebrachte rapport van DNA-onderzoek blijkt dat met meer dan 99,999% zekerheid is aangetoond dat de man de biologische vader is van de minderjarigen. Gelet hierop moet als vaststaand worden aangenomen dat de man de verwekker van de minderjarigen is.
Nu alle partijen instemmen met toewijzing van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man en van enig beletsel als bedoeld in artikel 1:207, tweede lid, BW niet is gebleken, zal dat verzoek worden toegewezen.
De rechtbank zal de - bij brief van 6 april 2009 gevoegde - verklaring van de moeder en de man op grond van artikel 1:5, tweede lid, BW, inhoudende dat de minderjarigen de geslachtsnaam van de man zullen hebben, vermelden in het dictum van deze beschikking.
De rechtbank merkt hierbij op dat partijen te kennen hebben gegeven dat zij, hoewel zij dezelfde geslachtsnaam hebben, geen familie van elkaar zijn.
Beslissing
De rechtbank:
*
gelast de verbetering van de akte, nummer 1J0869 van het jaar 2001, voorkomend in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage, in dier voege dat in deze akte:
in het eerste gedeelte:
de geslachtsnaam van het kind wordt verbeterd in: [Z. (achternaam vader)];
de voornamen van het kind worden verbeterd in: [minderjarige A.];
in het tweede gedeelte:
de geslachtsnaam van de moeder wordt verbeterd in: [Z. (achternaam vader)];
de voornamen van de moeder worden verbeterd in: [voornamen]
in het derde gedeelte:
de plaats van geboorte van de moeder wordt verbeterd in: [plaats Y.], Nigeria;
de dag van geboorte van de moeder wordt verbeterd in: 30-10-1968;
de geslachtsnaam van de aangever wordt verbeterd in: [Z. (achternaam vader)];
de voornamen van de aangever worden verbeterd in: [voornamen]
de plaats van geboorte van de aangever wordt verbeterd in: [plaats Y.], Nigeria;
de dag van geboorte van de aangever wordt verbeterd in: 30-10-1968;
*
gelast de verbetering van de akte, nummer 1J0340 van het jaar 2003, voorkomend in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage, in dier voege dat in deze akte:
in het eerste gedeelte:
de geslachtsnaam van het kind wordt verbeterd in: [Z. (achternaam vader)];
de voornamen van het kind worden verbeterd in: [minderjaige B.];
in het tweede gedeelte:
de geslachtsnaam van de moeder wordt verbeterd in: [Z. (achternaam vader)];
de voornamen van de moeder worden verbeterd in: [voornamen]
in het derde gedeelte:
de plaats van geboorte van de moeder wordt verbeterd in: [plaats Y.], Nigeria;
de dag van geboorte van de moeder wordt verbeterd in: 30-10-1968;
de geslachtsnaam van de aangever wordt verbeterd in: [Z. (achternaam vader)];
de voornamen van de aangever worden verbeterd in: [voornamen]
de plaats van geboorte van de aangever wordt verbeterd in: [plaats Y.], Nigeria;
de dag van geboorte van de aangever wordt verbeterd in: 30-10-1968;
*
stelt vast het vaderschap van:
[de vader]
geboren op [geboortedatum] 1967 te [plaats Q], Nigeria,
als vader van de hiervoor genoemde minderjarigen,
geboren op respectievelijk [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] en [geboortedatum] 2003 te
[geboorteplaats],
uit: [de moeder] geboren op [geboortedatum] 1968 te [plaats Y.], Nigeria;
onder de vermelding van de verklaring van de moeder en de man dat de minderjarigen de geslachtsnaam van de man, [Z. (achternaam vader)], zullen hebben.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.J. Verbeek, C.W. de Wit en
J.M. van Baardewijk, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. J.M.A.L. de Backer als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2009.