ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0038

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-925589-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de zaak tegen verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De tenlastelegging omvatte geweld en bedreiging met geweld, waarbij de verdachte de aangeefster dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de aangeefster elkaar kenden van de middelbare school en dat de seksuele handelingen plaatsvonden in de woning van de aangeefster. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou zijn, verworpen. De verdediging voerde aan dat de Aanwijzing 'opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik' was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van doelbewust handelen in strijd met de belangen van de verdachte.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de aangifte vals was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting, waarbij de verklaringen van de aangeefster en getuigen de feiten ondersteunden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 4.705,00 vorderde. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling aan de Staat. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/925589-09
Datum uitspraak: 29 december 2009
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Zuid West", de Dordtse Poorten te Dordrecht.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 oktober 2009 en 15 december 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. J.S. Dijkstra, advocaat te
’s-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 juli 2009 te [P] door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(e[X] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte die [X]
gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of
anus en/of mond van die [X] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- haar armen (met kracht) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of haar
tegen een muur gedrukt en/of
- haar tegen een (tuin)deur heeft aangegooid en/of
- met zijn knieën op de borst, althans het lichaam, van die [X] is gaan
zitten en (vervolgens) beide handen op de neus en/of mond van [X] heeft
gedrukt waardoor [X] geen adem kreeg, waarbij hij haar de woorden toevoegde
"houd je bek", althans soortgelijke woorden en/of
- een gebalde hand aan [X] toonde, waarbij hij haar de woorden toevoegde
"als je nog een keer gilt dan krijg je een dreun", althans soortgelijke
woorden en/of
- haar aan haar haren naar boven heeft gesleurd en/of op bed gegooid en/of
- haar bij de polsen gepakt en/of haar polsen boven haar hoofd (vast)gehouden
en/of
- haar hoofd heeft vastgepakt en/of haar daarbij gezegd dat zij hem moest
pijpen en/of
- haar de woorden heeft toegevoegd "als je het nu niet goed doet neem ik je
anaal" en/of "als je het nu niet goed doet, dan doen wij het anders" en/of
- haar bij haar enkels heeft beetgepakt en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overmacht
en/of (aldus) voor die [X] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft aangevoerd, dat het openbaar ministerie het recht op vervolging heeft verloren aangezien de Aanwijzing ‘opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik’ van het college van procureurs-generaal van 15 december 2008 (Stcrt 2008, 253, verder te noemen: de Aanwijzing) in ernstige mate is geschonden. De verdediging heeft meerdere punten genoemd, welke voornamelijk betrekking hebben op de gang van zaken rond dan wel het ontbreken van een informatief gesprek voorafgaand aan de aangifte, het tijdstip van de aanhouding van verdachte en de ontbrekende opnames van de verhoren.
3.2. Het standpunt van de officier
De officier van justitie heeft verweer gevoerd tegen het betoog van de verdediging. Meer in het bijzonder heeft de officier een lijst overgelegd waarop is aangegeven dat de bij deze zaak betrokken verbalisanten, zedenrechercheurs zijn geweest.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De Aanwijzing
De Aanwijzing bevat - naast regels voor de bejegening van slachtoffers - regels met betrekking tot de opsporing en vervolging van seksueel misbruik in het algemeen én in afhankelijkheidsrelaties. Daarbij wordt voor wat betreft de opsporing een onderscheid gemaakt tussen a) acute situaties, die onverwijld optreden noodzakelijk maken en b) situaties waarin bezinning over de positie van aangever nodig is/mogelijk is. Dat laatste zal met name het geval zijn, zo staat vermeld in de Aanwijzing, in afhankelijkheidsrelaties. Om te voorkomen dat personen die worden beschuldigd van seksueel misbruik al te lichtvaardig worden aangehouden voorziet de Aanwijzing voorts in een landelijke expertisegroep, welke in bepaalde omschreven gevallen moet worden geconsulteerd.
De rechtbank stelt allereerst vast, dat aangeefster niet in een afhankelijkheidsrelatie tot verdachte staat of heeft gestaan. De rechtbank stelt vervolgens vast, dat de voorliggende zaak geen aspecten vertoont, welke volgens de Aanwijzing tot een verplichte consultatie van de expertisegroep nopen.
Een en ander neemt niet weg, dat de regels van de Aanwijzing, ook in situaties als de onderwerpelijke, van belang zijn voor de beantwoording van de vraag of de opsporing is geschied met inachtneming van de belangen van verdachte, zodanig dat diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is gegarandeerd.
Het informatieve gesprek.
Naar het oordeel van de rechtbank, brengt het feit, dat aangeefster niet in een afhankelijkheidsrelatie tot verdachte staat mee, dat de bezinning waar de Aanwijzing op doelt, in het algemeen van minder zwaarwegend belang is dan in situaties waarin wel sprake is van een afhankelijkheidssituatie. Een dergelijke bezinning wordt in de Aanwijzing immers met name in afhankelijkheidssituaties nodig en mogelijk geacht. Juist in afhankelijkheidsrelaties kan het immers van groot belang zijn dat een aangever/slachtoffer zich de consequenties van een aangifte realiseert. Niettemin kan worden vastgesteld dat de zedenrechercheurs in deze zaak, alvorens aangifte is gedaan, in de geest van de Aanwijzing een informatief gesprek met de latere aangeefster hebben gevoerd. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te oordelen dat daarbij onjuist of onzorgvuldig is gehandeld.
De aanhouding van verdachte
Verdachte is naar aanleiding van de bij het informatieve gesprek ontvangen informatie reeds vóór het opnemen van de formele aangifte aangehouden en in verzekering gesteld. De aanhouding is geschied met toestemming van de officier van justitie. Op grond van de Aanwijzing zou de officier van justitie een dergelijke toestemming slechts mogen verlenen na kennisneming van de inhoud van de aangifte. In de voorliggende situatie heeft de officier de toestemming verleend op basis van de informatie verkregen uit het informatieve gesprek tussen de zedenrechercheurs en de latere aangeefster. Gelet op de aard van de verdenking kan echter niet worden gezegd, dat aldus onzorgvuldig is gehandeld. Nog daargelaten, dat ter gelegenheid van de voorgeleiding aan de rechter-commissaris geen opmerking over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling zijn gemaakt, kan gelet op de aard van de zaak - het gaat om de verdenking van een gewelddadige verkrachting - niet worden gezegd, dat onverwijld optreden niet noodzakelijk was.
Geluidopnames
De Aanwijzing schrijft voor, dat geluidopnames worden gemaakt van aangifte in zaken, hiervoor bedoeld onder a) “indien dit in het belang van het onderzoek is”. Zoals blijkt uit het proces-verbaal zijn opnames gemaakt van de aangifte, getuigenverhoren en verhoren van verdachte maar zijn deze evenwel per abuis gewist. Dat is zeer betreurenswaardig. De rechtbank heeft echter geen aanknopingspunten om aan te nemen, dat dit met opzet is geschied.
Conclusie over het ontvankelijkheidsverweer
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie, dat niet kan worden gezegd, dat in deze zaak door de politie of openbaar ministerie onzorgvuldig is gehandeld. Het gaat hier niet om een zaak waarin sprake zou zijn van geval van seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie. De Aanwijzing is met name gericht op de opsporing van dergelijke zaken en de bejegening van slachtoffers van dergelijke gevallen. Niettemin is duidelijk in de geest van de Aanwijzing gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake geweest van doelbewust handelen in strijd met of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte noch is tekort gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt daarom verworpen.
4. Bewijsuitsluiting
4.1. Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft het subsidiaire standpunt ingenomen, dat als schending van de voorschriften van de Aanwijzing dan niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, het wel zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting van met name de verklaring van aangeefster, het proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, waaronder de foto’s, de zedenset, de verklaring van de geraadpleegde medicus, alsmede de getuigenverklaring van de buurvrouw.
4.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat dit verweer dient te worden verworpen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor reeds is aangegeven, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van onzorgvuldig handelen. Van vormverzuimen is geen sprake. Het enkele feit, dat geluidopnames per abuis zijn gewist is daarvoor geen reden. De rechtbank ziet dan ook geen enkele aanleiding om tot uitsluiting van bewijsmiddelen over te gaan.
Dat neemt niet weg, dat de bewijsmiddelen kritisch dienen te worden bezien. Zo heeft de raadsvrouwe nog in het bijzonder gewezen op het bewijs op medisch gebied. Zij heeft zich op het standpunt gesteld, dat geen althans geen zorgvuldige diagnose is gesteld omtrent de oorzaak van het bij aangeefster vastgestelde letsel in en rond de vagina en elders. De rechtbank stelt vast, dat de geraadpleegde artsen slechts letsel hebben vastgesteld en dit hebben omschreven. Zij hebben daarbij geen uitspraak gedaan over de mogelijke oorzaak. In het licht van het feit, dat zowel aangeefster als verdachte hebben verklaard, dat sprake is geweest van (harde) seksuele handelingen, waaronder vaginale en anale penetratie, draagt een verdergaand oordeel in dit geval niet bij aan de beantwoording van de vraag of deze seksuele handelingen al dan niet hebben plaatsgevonden tegen de wil van aangeefster.
5. Het bewijs
5.1. Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting v[X]. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe - zoals vervat in haar pleitnota - het volgende aangevoerd:
- de verklaring van aangeefster dient van het bewijs te worden uitgesloten omdat die verklaring niet betrouwbaar is. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk die kunnen verklaren waarom aangeefster een valse aangifte heeft gedaan. Het dossier bevat geen bewijs ter ondersteuning van de verklaring van aangeefster;
- de verklaring van verdachte, dat er wel sprake is geweest van seks, maar dat er geen sprake was van dwang of geweld, wordt ondersteund door het dossier.
5.3. De beoordeling van de tenlastelegging1
Op grond van de verklaringen in het dossier, afgelegd door verdachte2 en door aangeefster3, neemt de rechtbank het volgende als vaststaand aan. Verdachte en aangeefster kennen elkaar van de middelbare school en het uitgaansleven en behoren tot elkaars kennissenkring. Aangeefster en verdachte zijn elkaar in de nacht van 3 op 4 juli 2009 in de uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid] tegen gekomen. In de ochtend van 4 juli 2009 omstreeks 4.00 uur is verdachte naar de woning van aangeefster gegaan en door haar binnengelaten. Omstreeks 6.00 uur heeft hij de woning weer verlaten. Zowel aangeefster als verdachte hebben verklaard dat seksuele handelingen, waaronder vaginale en anale penetratie hebben plaatsgevonden.
Aangeefster heeft verklaard dat zij de seks onder dwang heeft moeten ondergaan. Zij heeft in haar aangifte nauwgezet het geweld, de dreiging met geweld en de seksuele handelingen omschreven, welke in de telastlegging zijn neergelegd. Tegenover de rechter-commissaris is zij hierover uitvoerig door de verdediging ondervraagd4. Verdachte heeft verklaard, dat de seks op vrijwillige basis heeft plaatsgehad. Hij heeft ter terechtzitting verklaard, dat hij zich door aangeefster heeft laten verleiden tot seks, terwijl hij daar aanvankelijk geen zin in had.
Daarmee is de situatie ontstaan, welke in zedenzaken wel vaker voorkomt, waarin het woord van de één staat tegenover het woord van de ander. Derhalve moet worden nagegaan of er naast de verklaringen van aangeefster ook andere bewijsmiddelen voorhanden zijn. Daarbij gaat het met name om de verklaringen van een vriend van aangeefster en van haar buurvrouw.
De getuige [A] heeft verklaard5 dat hij om 6.15 door aangeefster is gebeld. Toen hij opnam huilde aangeefster en was helemaal hysterisch. Aangeefster klonk angstig en zei onder meer: “Ik ben thuis, ik ben verkracht, hij wilde mij vermoorden”. De getuige heeft verklaard over het moment dat hij op verzoek van aangeefster bij haar woning arriveerde, dat zij huilde en: “Ze omhelsde me en dat was een omhelzing die ik nooit meer hoop mee te maken. Het was er een van zoeken naar veiligheid. (…). Ik heb samen met haar een aantal minuten op de gang gestaan om haar te kalmeren, wat echt moeilijk ging. Het heeft wel een half uurtje geduurd voordat ze weer rustig ging ademen”.
Een buurvrouw van aangeefster heeft verklaard6 dat haar slaapkamer grenst aan de slaapkamer van aangeefster en dat zij via deze kamer regelmatig geluiden waarneemt uit de woning van aangeefster. Voorts heeft zij verklaard dat zij de ochtend van 4 juli 2009 tussen 05.00 uur en 06.00 uur wakker werd en hoorde roepen “nee, nee, nee”. Het geluid kwam van beneden uit de woning van aangeefster. De getuige hoorde ook gestommel en geschuif van meubelen. Zij herkende de stem van aangeefster en hoorde dat die stem angstig klonk. De getuige schat dat zij het gedurende twee minuten heeft gehoord. Voorts heeft zij verklaard, dat het stemgeluid van aangeefster verplaatste en dat het duidelijk was te horen dat het niet steeds van één plaats in de woonkamer kwam.
Naast deze getuigenverklaringen bevinden zich in het proces-verbaal foto’s van de woning die door de politie zijn genomen op 4 juli 2009.7 Op de foto’s van de woonkamer is te zien dat een stuk van een vloerkleed omhoog is geschoven, de salontafel scheef staat en één van de zich daarop bevindende glazen is omgevallen, een bankkussen op de grond ligt, alsmede een boxershort en op een andere bank een bh ligt.8
Met name in de getuigenverklaringen kan naar het oordeel van de rechtbank bevestiging worden gezien, van het feit dat er in de woning van aangeefster in de vroege uren van 4 juli 2009 iets is voorgevallen tegen de zin van aangeefster. De rechtbank heeft geen redenen om aan de getuigenverklaring van deze vriend van aangeefster te twijfelen. In hetgeen de raadsvrouwe heeft aangevoerd met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van de buurvrouw vermag de rechtbank niet in te zien waarom die verklaring niet betrouwbaar zou zijn.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd, dat de aangifte vals is en ook overigens onbetrouwbaar. De verklaringen van aangeefster zouden tegenstrijdigheden bevatten, niet consistent zijn en niet passen in het overige bewijsmateriaal. De rechtbank kan de verdediging hierin niet volgen. Afwijkingen of kleine tegenstrijdigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank te verklaren door het tijdsverloop tussen aangifte en de verhoren bij de rechter-commissaris. Het is een als algemeen bekend op te vatten gegeven dat de details van herinneringen na verloop van tijd in meerdere of mindere mate vervagen.
Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster draagt naar het oordeel van de rechtbank in de eerste plaats bij dat zij, zeer kort nadat verdachte de woning had verlaten, contact met de getuige [A] heeft opgenomen en dat zij zich toen in een hysterische toestand bevond. Vanwege de door deze getuige geconstateerde paniek en op grond van de omstandigheid dat zij eerst haar vrienden heeft getracht te bereiken, haar moeder belde en dat deze laatste contact opnam met de politie, moet het betoog van de verdediging dat aangeefster spijt zou hebben gehad van de vrijpartij, bang zou zijn geweest voor ontdekking van vreemdgaan en om die reden aangifte heeft gedaan bij de politie worden verworpen.
Dit door de verdediging naar voren gebracht alternatieve scenario wordt ook weerlegd door het tweede punt dat aan de betrouwbaarheid van de aangifte bijdraagt, de getuigenverklaring van de buurvrouw. De verdachte heeft aangegeven dat beiden rustig naar boven zijn gegaan, dat de seks daar heeft plaatsgevonden en dat aangeefster alleen tijdens de anale seks nee, nee, nee heeft geroepen. De verklaring van de buurvrouw ondersteunt de verklaring van aangeefster, dat voordat zij en de verdachte naar boven zijn gegaan, verdachte haar beneden in de woning heeft overmeesterd. Deze verklaring ondersteunt ook de fotobeelden van de woning, waarvan de verdediging heeft betoogd dat deze in scène zouden zijn gezet.
Het derde aspect dat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de aangifte is, dat de verklaringen van verdachte op een aantal punten onvolledig en niet consistent zijn. Inconsistent in zijn gedrag vindt de rechtbank dat volgens zijn verklaring hij wist dat aangeefster op hem uit was die avond, hij daar niet op in wilde gaan, omdat hij een relatie had, maar op haar verzoek toch naar huis zou zijn gegaan om geld voor een telefoon op te halen en, nadat hem blijkt dat aangeefster het geld voor de telefoon niet heeft, zich dan tegen zijn zin door haar laat verleiden. Onbegrijpelijk acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de seksuele handelingen passief liggend op zijn rug heeft ondergaan en dat aangeefster alle handelingen zelf zou hebben verricht, dat zij dus ook uit eigen wil zijn penis in haar anus zou hebben gebracht en op normale toon nee, nee, nee zou hebben gezegd. Tegelijkertijd verklaart hij over het bij aangeefster aan de anus geconstateerde letsel dat dit is ontstaan doordat zijn penis er moeilijk in ging en doordat zij harde seks hadden. Naar het oordeel van de rechtbank is deze harde seks niet te rijmen met verdachtes passieve houding. Bovendien blijkt uit de verklaring van verdachte in het geheel niet van wederkerigheid in de seks die zij samen hebben gehad, waardoor het vrijwillige element van de seks, zoals door verdachte is aangevoerd, niet kan steunen op hetgeen door hem is verklaard.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom, dat op grond van de genoemde bewijsmiddelen in onderling verband beschouwd, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan hetgeen leidt tot de volgende bewezenverklaring.
5.4 De bewezenverklaring
hij op 04 juli 2009 te [P] door geweld en bedreiging met gewe[X] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte die [X] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en anus en mond van die [X] duwde/bracht, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- haar armen heeft vastgepakt en/of vastgehouden en haar tegen een muur gedrukt en
- haar tegen een tuindeur heeft aangegooid en
- met zijn knieën op de borst, van die [X] is gaan zitten en beide handen op de neus en mond van [X] heeft gedrukt waardoor [X] geen adem kreeg, waarbij hij haar de woorden toevoegde "houd je bek", althans soortgelijke woorden en
- een gebalde hand aan [X] toonde, waarbij hij haar de woorden toevoegde "als je nog een keer gilt dan krijg je een dreun", althans soortgelijke woorden en
- haar aan haar haren naar boven heeft gesleurd en op bed gegooid en
- haar bij de polsen heeft gepakt en haar polsen boven haar hoofd heeft vast gehouden en
- haar hoofd heeft vastgepakt en haar daarbij gezegd dat zij hem moest pijpen en
- haar de woorden heeft toegevoegd "als je het nu niet goed doet neem ik je anaal" en/of "als je het nu niet goed doet, dan doen wij het anders" en
- haar bij haar enkels heeft beetgepakt
en aldus voor die [X] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
6. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet aannemelijk is geworden dat zich een omstandigheid voordoet die zijn strafbaarheid uitsluit.
8. De straf/maatregel
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt behandeling bij De Waag.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een vrouw die hij kende uit het uitgaanscircuit en waarmee hij een vriendschappelijke relatie had. Verdachte is, nadat hij het slachtoffer tijdens het uitgaan nog had gezien en gesproken, naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft haar gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen. Verdachte heeft zich met dit handelen louter en alleen laten leiden door zijn eigen lust- en behoeftebevrediging en hij heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de wil en de gevoelens van het slachtoffer. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer hetgeen voor laatstgenoemde ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich mee kan brengen. Het feit heeft grote impact gehad op het slachtoffer, zoals blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had gesteld en waarop zij hem in haar woning binnenliet, heeft beschaamd en haar in haar eigen huis, waar men zich veilig moet kunnen voelen, heeft verkracht.
Bij het bepalen van de op te leggen straf is acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 juli 2009 waaruit blijkt dat verdachte eerder met justitie en politie voor misdrijven, waarbij (dreiging van) geweld een rol speelde, in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport van Palier d.d. 13 oktober 2009, opgemaakt door [B], reclasseringswerker en [C], unitmanager. Geadviseerd wordt om verplicht reclasseringscontact op te leggen met als bijzondere voorwaarde behandeling bij De Waag. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij in geval van veroordeling mee zal werken aan het plan van aanpak.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage van dr. R.A.R. Bullens, vast beëdigd deskundige, d.d. 8 september 2009. Hieruit komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De gebrekkige ontwikkeling was ook ten tijde van het plegen van het delict aanwezig. Aangezien verdachte ontkent, wordt geen uitspraak gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het ten laste gelegde.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de jonge leeftijd van verdachte en met het feit dat, hoewel er absoluut sprake is geweest van gebruik van geweld door verdachte, dit geweld, met uitzondering van het dichthouden van de mond en neus van het slachtoffer gedurende enkele seconden, niet excessief is geweest.
De rechtbank zal, gelet op het vorengaande, een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank zal een gedeelte van deze vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom een dergelijk feit te plegen.
9. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatrege[X], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 9.310,00.
9.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 9.310,00. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 9.310,00, subsidiair 81 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
9.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post materiële schade ad € 205,--, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Het schadebedrag bestaat uit de kosten voor de aanvraag van een urgentieverklaring voor een nieuwe woning en het bedrag aan eigen risico van de ziektekostenverzekering. De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het hiervoor bewezenverklaarde feit en acht daarom dit deel van de vordering voor toewijzing vatbaar.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 4.500,00 toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.705,00.
10. De in beslag genomen goederen
10.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet over het beslag uitgelaten.
10.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen.
11. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
verkrachting
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt begeleiding door en/of behandeling bij De Waag;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [X], een bedrag van € 4.705,00,
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.705,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 81 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten: een slip (umbro), een blauwe spijkerbroek en een beige shirt.
Dit vonnis is gewezen door
mrs P. Poustochkine, voorzitter,
A.M.C. Boerwinkel en I. Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2009.
Mr. A.M.C. Boerwinkel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Het proces-verbaal waar in dit vonnis naar wordt verwezen betreft – tenzij anders vermeld – het ambtsedig door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Haaglanden opgemaakte proces-verbaal met nummer 1551/2009/12651.
2 PV verhoor verdachte, p. 47/48
3 PV verhoor aangeefster, p. 30-37.
4 Proces-verbaal van de rechter-commissaris van 18 november 2009
5 PV verhoor getuige [A], p. 41-42.
6 PV verhoor getuige [D], p. 75-76.
7 PV Forensisch technisch onderzoek, p. 180-227.
8 Zie onder meer p. 192, 193, 194, 195.