ECLI:NL:RBSGR:2009:BK9315

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/39556
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier

In deze zaak hebben eisers bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd in het kader van wedertoelating. De rechtbank heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de gestelde bezwaartermijn was ingediend. De eisers, van Turkse nationaliteit, waren van mening dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. De rechtbank verwees naar de relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet en de Algemene wet bestuursrecht, en stelde vast dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift vier weken bedraagt. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet konden worden gevolgd in hun argumenten dat de besluiten niet correct waren bekendgemaakt en dat zij in de veronderstelling verkeerden dat zij zes weken hadden om bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde dat de sancties die werden opgelegd voor het niet naleven van de bezwaartermijn vergelijkbaar zijn met die voor eigen onderdanen en dat er geen sprake was van een onevenredige sanctie die het verblijfsrecht van eisers zou belemmeren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 08/39556
V-nrs: *
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
in het geding tussen:
eiser [naam] H, geboren [datum] in 1964, eiseres [naam] F, geboren [datum] in 1966, en eiseres G, geboren [datum] in 1993, allen van Turkse nationaliteit, eisers,
gemachtigde: mr. S. Wierink, advocaat te Amsterdam,
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. H. Hansen-Telman, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 1 februari 2008 heeft verweerder de aanvragen van eisers van 16 november 2007, tot verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in het kader van wedertoelating, afgewezen. De daartegen gemaakte bezwaren van 12 maart 2008 zijn bij besluit van 10 oktober 2008 niet-ontvankelijk verklaard. Op 5 november 2008 heeft de rechtbank het beroepschrift van eisers tegen dit besluit ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. Eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Overwegingen
1.1 De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw 2000 vier weken.
1.2 De termijn vangt op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan met ingang van de dag na die, waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
1.3 Ingevolge artikel 6:9 van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen, met dien verstande dat bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
1.4 Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. Verweerder heeft de bezwaarschriften niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers deze niet binnen de in artikel 69, eerste lid, van de Vw 2000 gestelde termijn hebben ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
3. Volgens eisers zijn hun bezwaarschriften ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben niet betwist dat de bezwaarschriften niet binnen de in artikel 69 van de Vw 2000 gestelde termijn zijn ingediend, maar hebben betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Hiertoe hebben zij in de gronden van beroep, zoals toegelicht ter zitting, het volgende aangevoerd. De beschikkingen op de aanvragen hadden niet alleen aan het adres van eisers, maar ingevolge artikel 6:17 van de Awb ook aan de vorige gemachtigde van eisers, die hen in de naturalisatieprocedure heeft bijgestaan, moeten worden gezonden. Eisers waren in de veronderstelling dat zij een termijn van zes weken hadden voor het indienen van het bezwaarschrift, gelet op hun ervaring in de naturalisatieprocedure, waar de termijn van artikel 6:7 van de Awb geldt voor het maken van bezwaar. Eisers hebben ruim binnen zes weken bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen. De aanbiedingsbrief bij de beschikkingen in primo voldoet voorts niet aan het kenbaarheidsvereiste. Ervaringen met andere bestuursorganen van de overheid leert dat in de aanbiedingsbrief expliciet het rechtsmiddel wordt genoemd met de termijn. Gelet op het soort beschikking in het vreemdelingenrecht, de gevolgen en de doelgroep, mag van verweerder meer dienstverlening worden verwacht in dit verband. Tot slot hebben eisers aangevoerd dat hun belangen bij een inhoudelijke behandeling van hun bezwaarschriften zeer groot zijn. Eisers ontlenen van rechtswege aan het Besluit 1/80 van de Associatieraad d.d. 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de Associatie (hierna: het Associatiebesluit) recht op voortzetting van hun verblijf. Het weigeren de termijnoverschrijding als verschoonbaar aan te merken is in strijd met het gemeenschapsrecht, nu zij hierdoor ernstig worden belemmerd in de uitoefening van hun rechten.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1 Eisers worden niet gevolgd in hun standpunt dat de besluiten in primo (tevens) hadden moeten worden verzonden aan de gemachtigde die eisers in hun naturalisatieprocedure heeft bijgestaan. Zoals ook verweerder heeft overwogen, hebben eisers onderhavige aanvragen zonder tussenkomst van de desbetreffende gemachtigde ingediend. Dat hij eisers bij hun naturalisatieprocedure heeft bijgestaan, laat onverlet dat hij zich in de onderhavige procedure, vóór het indienen van het bezwaarschrift, niet als gemachtigde heeft gesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder ten tijde van de besluiten in primo niet ervan uit hoefde te gaan dat eerdergenoemde gemachtigde eisers ook in onderhavige procedure bijstond. Verweerder heeft gelet hierop de besluiten in primo terecht alleen aan eisers verzonden. Hieruit volgt dat tevens op goede gronden is overwogen dat deze door eisers naar voren gebrachte omstandigheid niet afdoende is om de termijnoverschrijding van het bezwaarschrift verschoonbaar te achten.
4.2 De stelling van eisers dat zij in de veronderstelling verkeerden dat, net als in de eerder doorlopen naturalisatieprocedure, sprake was van een termijn van zes weken om bezwaar te maken treft evenmin doel. In de rechtsmiddelenclausule van de besluiten in primo is onmiskenbaar vermeld dat binnen een termijn van vier weken bezwaar dient te worden gemaakt. Dat eisers desondanks in de veronderstelling verkeerden dat hen een termijn van zes weken was gegund komt, zoals ook verweerder heeft overwogen, voor hun rekening en risico en leidt niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Dat eisers binnen een termijn van zes weken bezwaar hebben gemaakt doet daar niet aan af.
4.3 Ten aanzien van de naar voren gebrachte omstandigheid dat in de aanbiedingsbrief bij de besluiten in primo niet is vermeld binnen welke termijn bezwaar dient te worden gemaakt, overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 3:45 van de Awb bepaalt dat indien tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, daarvan bij de bekendmaking en de mededeling van het besluit melding wordt gemaakt. Ingevolge het tweede lid van dat artikel wordt hierbij vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welke organisatie bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.
De rechtbank stelt vast dat in dit artikel niet is bepaald op welke wijze deze melding dient te geschieden. Verweerder heeft dan ook kunnen volstaan met het vermelden van de bezwaartermijn in de rechtsmiddelenclausule van de besluiten in primo. De gestelde omstandigheid dat de rechtsmiddelenclausule bij andere bestuursorganen (eveneens) in de aanbiedingsbrief bij het besluit staat vermeld, maakt niet dat het overschrijden van de bezwaartermijn in het onderhavige geval verschoonbaar moet worden geacht.
4.4 Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het niet verschoonbaar achten van de termijnoverschrijding geen strijd oplevert met het gemeenschapsrecht. Eisers hebben onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 29 maart 2005, LJN: AT3312, betoogd dat lidstaten geen administratieve belemmeringen mogen opwerpen die aan uitoefening van het gemeenschapsrecht in de weg staan. De rechtbank overweegt dat de AbRS in de betreffende uitspraak heeft verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 16 maart 2000 in zaak C-329/97 (Ergat, JV 2000/139). In rechtsoverweging 56 van laatstgenoemd arrest is overwogen dat volgens vaste rechtspraak de lidstaten met betrekking tot de niet-inachtneming van de formaliteiten ter vaststelling van het verblijfsrecht van een door het gemeenschapsrecht beschermde persoon, sancties op de niet-naleving van dergelijke verplichtingen mogen stellen. Die sancties moeten echter vergelijkbaar zijn met die bij lichte overtredingen door eigen onderdanen. De lidstaten mogen geen onevenredige sancties stellen die tot een belemmering van dit verblijfsrecht zouden leiden. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een vergelijkbare sanctie die ook wordt toegepast bij eigen onderdanen, nu voor Nederlandse onderdanen bij bestuursrechtelijke procedures ook bezwaartermijnen gelden waarbij bij overschrijding van de termijnen het bezwaar- dan wel beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Voorts is, los van de vraag of de sanctie onevenredig is, niet gebleken dat de sanctie een belemmering vormt voor het verblijfsrecht van eisers. Eisers zijn immers na een nieuwe aanvraag alsnog in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van Besluit 1/80. De conclusie luidt dan ook dat het beroep van eisers op het gemeenschapsrecht evenmin noopt tot het oordeel dat het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
5. Uit het voorgaande volgt dat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard, zodat de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
6. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/39556:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T.H. Zimmerman, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Tax, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2009.
De griffier
De voorzitter
Afschrift verzonden op:
Conc.: ST
Coll.: JW
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.