ECLI:NL:RBSGR:2009:BK9166

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/41994
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 december 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een burger van Belarus, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Dit besluit, genomen door de staatssecretaris van Justitie, hield in dat verzoeker Nederland uit eigen beweging moest verlaten. Verzoeker had een meldplicht opgelegd gekregen en vreesde uitzetting. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen die zijn uitzetting zou verbieden totdat op zijn bezwaar was beslist.

Tijdens de zitting op 30 november 2009 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoeker en verweerder gehoord. Verzoeker stelde dat er sprake was van spoedeisendheid, omdat hij uitzetbaar was en de staatssecretaris medische gegevens over hem verzamelde ter voorbereiding van zijn uitzetting. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. Hij bevond zich niet in de macht van de verweerder, en de opgelegde meldplicht leidde niet tot een concreet voornemen tot uitzetting. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen onverwijlde spoed was die een voorlopige voorziening vereiste en verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk.

De uitspraak werd gedaan door mr. J. Jonkers, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kempen, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09/41994
V-nr: *
uitspraak van de voorzieningenrechter
in het geding tussen:
verzoeker [naam], geboren [datum] in 1970, Burger van Belarus (Wit-Rusland),
gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars, advocaat te Amsterdam,
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. H. van Velzen, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2009 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 26 oktober 2009 tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt afgewezen. Het besluit vermeldt onder meer de rechtsgevolgen dat verzoeker na bekendmaking van het besluit niet meer rechtmatig in Nederland verblijft en dat verzoeker Nederland uit eigen beweging moet verlaten. Bij bezwaarschrift van 17 november 2009 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Dit bezwaar schort de rechtsgevolgen van het besluit niet op.
Bij brief van 16 november 2009 heeft verzoeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2009. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig [naam] de partner van eiser.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorziening te treffen. Een dergelijke voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Awb worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van spoedeisendheid, omdat hij thans uitzetbaar is. Aan hem is met ingang van 20 november 2009 een meldplicht opgelegd en verweerder is bezig om relevante medische informatie over verzoeker te vergaren om over te kunnen gaan tot uitzetting.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een spoedeisend belang. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. In tegenstelling tot een situatie waarbij een vreemdeling ter voorbereiding van de uitzetting in bewaring is gesteld, bevindt verzoeker zich niet in de macht van verweerder. Weliswaar is een meldplicht opgelegd, maar hieruit kan nog niet een concreet voornemen tot uitzetting worden afgeleid. Uit de omstandigheid dat verweerder, ter voorbereiding van de uitzetting van verzoeker, medische gegevens over verzoeker vergaart kan bovendien vooralsnog niet worden afgeleid dat ook daadwerkelijk tot uitzetting zal worden overgegaan.
4. Uit het voorgaande volgt dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van onverwijlde spoed die vereist dat er een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. De voorzieningenrechter is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Jonkers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kempen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2009.
De griffier,
De voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden op:
Conc.: MvK
Coll.:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.