ECLI:NL:RBSGR:2009:BK8569

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/44220
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
  • mr. E.A. Poppe-Gielesen
  • mr. C. Laukens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van afwijzing verblijfsvergunning asiel wegens gebrek aan positieve overtuigingskracht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 december 2009 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, geboren in de Democratische Republiek Congo, had op 21 november 2007 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen. De aanvraag werd op 19 december 2008 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, waarna eiseres beroep instelde tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag en tegen de afwijzing. Tijdens de openbare behandeling op 2 oktober 2009 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en werd er een tolk in de taal Lingala ingeschakeld.

De rechtbank overwoog dat het eerste gehoor, dat gericht was op het vaststellen van de identiteit, nationaliteit en reisroute van de vreemdeling, niet bedoeld was om de asielmotieven te onderzoeken. Eiseres had tijdens dit gehoor geen gelegenheid gekregen om haar asielmotieven verder toe te lichten, wat verweerder niet kon tegenwerpen. De rechtbank oordeelde dat de conclusie van verweerder dat het asielrelaas van eiseres geen positieve overtuigingskracht had, niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verklaarde het beroep gegrond.

De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644, en bepaalde dat deze kosten rechtstreeks aan de griffier moesten worden betaald, aangezien eiseres een toevoeging had ontvangen. De rechtbank gaf verweerder de opdracht om binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, meervoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr.: AWB 08/44220
V-nummers […]
Inzake: […], eiseres, alsmede haar minderjarige kinderen,
gemachtigde mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. M.E. Minkes.
I Procesverloop
1 Eiseres is naar eigen zeggen geboren op […] 1979 en heeft de nationaliteit van de Democratische Republiek Congo (hierna: de DRC). Op 21 november 2007 heeft zij, mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen, een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Op 29 september 2008 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt tot afwijzing van de aanvraag. Bij brieven van 30 oktober 2008 en 2 december 2008 heeft eiseres haar zienswijze hierop naar voren gebracht.
2 Bij brief van 17 december 2008 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Bij besluit van 19 december 2008 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Het beroep wordt mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit). Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2009. Ter zitting is verschenen eiseres, bijgestaan door mr. K. Wijnmalen, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Tevens is verschenen J.B. Kabasubabu, tolk in de taal Lingala.
II Overwegingen
1.1 Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmense¬lijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c. van wie naar het oordeel van verweerder op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.
1.2 Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag als vorenbedoeld afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gebaseerd op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
1.3 Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef, en onder f, van de Vw 2000 wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2 Het bestreden besluit strekt tot afwijzing van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres komt niet voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking, aangezien haar asielrelaas geen positieve overtuigingskracht heeft.
3 In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte niet in het bezit heeft gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en d, van de Vw 2000. Van het relaas gaat een positieve overtuigingskracht uit. Ter zitting heeft eiseres haar beroep beperkt tot artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000 en haar beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag ingetrokken.
Ten aanzien van haar zoontje heeft eiseres aangevoerd dat een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 dient te worden verleend, vanwege zijn psychische en psychiatrische problematiek.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1 Eiseres’ betoog dat haar ten onrechte de omstandigheid, bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, wordt tegengeworpen, faalt.
De gestelde handelwijze van reisagenten in het algemeen doet niet af aan de verantwoordelijkheid van de individuele vreemdeling om zo veel mogelijk de reisroute met documenten te staven. Vaststaat dat eiseres haar land per vliegtuig heeft verlaten en het is niet aannemelijk geworden dat eiseres reis¬documenten onder dwang aan haar reisagent heeft moeten afgeven. In deze omstandig¬heden mag verweerder in redelijkheid eiseres tegenwerpen dat zij toerekenbaar niet haar reisroute heeft kunnen staven met documenten.
Nu verweerder eiseres in redelijkheid de omstandigheid, bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 mag tegenwerpen, dient van het asielrelaas een positieve overtuigingskracht uit te gaan.
4.2.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het relaas van eiseres geen positieve overtuigingskracht heeft en derhalve ongeloofwaardig is. Eiseres heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over haar arrestatie en verkrachting. Bij het eerste gehoor heeft eiseres verklaard dat zij één keer door soldaten op 15 of 17 augustus 2007 in de plaats Kindu in de ochtend is opgepakt en verkracht. Eiseres is door hen in de bossen achtergelaten en is toen flauw gevallen. Rond 18.00 uur is eiseres wakker geworden. Bij het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat het incident tot vier of vijf uur in de nacht heeft geduurd en een derde soldaat haar nadien heeft geholpen te ontsnappen. Eiseres heeft de mogelijkheid gehad om correcties en aanvullingen op het eerste gehoor in te dienen. Nu eiseres van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, blijven de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres bestaan.
De aanvankelijke tegenwerping van tegenstrijdige verklaringen met betrekking tot eiseres’ familie en de mogelijkheid documenten de afkomst van haar moeder te verkrijgen heeft verweerder niet gehandhaafd in het bestreden besluit, maar deze tegenstrijdigheden kunnen, gelezen in samenhang met de tegenstrijdige verklaringen met betrekking tot de verkrachting, wel dienen ter ondersteuning van verweerders standpunt dat er geen positieve overtuigingskracht van eiseres’ relaas uitgaat.
4.2.2 De rechtbank verwerpt dit betoog van verweerder.
4.2.2.1 Het eerste gehoor is erop gericht om de identiteit, nationaliteit en reisroute van de vreemdeling vast te stellen. Het is, zoals eiseres ook bij aanvang van het eerste gehoor is uitgelegd, niet bedoeld om onder¬zoek te doen naar de asielmotieven. Toen eiseres begon over hetgeen haar overkomen was, is haar ook te kennen gegeven dat daarop niet verder zou worden ingegaan, maar dat daarvoor het nader gehoor bedoeld is. Waar verweerder geen twijfel laat bestaan dat het eerste gehoor niet bestemd is voor verklaringen over de asielmotieven, kan hij eiseres niet verwijten dat geen correcties en aanvullingen zijn gewijd aan dat deel van haar verklaring dat op haar asielmotieven betrekking heeft.
4.2.2.2 Eiseres’ verklaring in het eerste gehoor dat zij om 18.00 uur wakker werd, is niet in tegenspraak met haar verklaring in het nadere gehoor dat zij tot 04.00 of 05.00 uur is verkracht. Indien wordt aangenomen dat zij ’s ochtends is meegenomen door soldaten verweerder werpt eiseres niet (langer) tegen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over het begin van de gebeurtenissen, dus de recht¬bank sluit op dit punt aan bij eiseres’ verklaring had zij tegen het eind van de verkrachting al lange tijd niet geslapen. Dit, in combinatie met de fysieke uitputting van een verkrachting, maakt het niet alleen niet onmogelijk dat zij na die verkrachting heeft geslapen tot 18.00 uur, maar ook niet onwaarschijnlijk.
Eiseres noemt in het eerste gehoor een andere plaats van handeling dan in haar nader gehoor, maar kenmerkend is dat in beide gevallen de fysieke omgeving gelijk wordt beschreven verweerder neemt (inmiddels) aan dat sprake is van een in de bossen gelegen politiepost en acht eiseres’ verklaringen op dat punt ‘plausibel’. Bovendien heeft eiseres een verklaring gegeven, die verweerder zonder kenbaar nader onderzoek naar de exacte ligging van de plaatsen en de afstand daartussen, heeft afgedaan als ongeloofwaardig.
Ten slotte heeft eiseres in het eerste gehoor niet verteld door niemand te zijn geholpen bij een ontsnapping. Zij heeft verklaard te zijn achtergelaten, te zijn flauw gevallen en te hebben geslapen. Over hoe het verder is gegaan nadat zij is wakker geworden, heeft zij in het eerste gehoor niet kunnen verklaren, omdat verweerder haar vanwege het doel van het eerste gehoor heeft belet hierover uit te wijden. Dat er ‘later’, zoals eiseres in het nader gehoor verklaart, een soldaat is gekomen die haar hielp, hoeft dus niet in tegenspraak te zijn met haar eerdere verklaring; dit kan immers zijn geweest nadat zij weer wakker werd.
4.2.2.3 Verweerder heeft eiseres niet langer tegengeworpen dat zij tegenstrijdig zou hebben verklaard met betrekking tot haar familie en de mogelijkheid documenten te verkrijgen over de afkomst van haar moeder. Als verweerder ervoor kiest deze omstandigheden niet langer tegen te werpen, dan kunnen zij ook niet via de omweg van het inkleuren van door verweerder gestelde tegenstrijdigheden in eiseres’ verklaringen aan eiseres worden tegengeworpen.
4.2.2.4 Uit het vorengaande volgt dat verweerders conclusie dat het asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert, niet wordt gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
Het overig aangevoerde behoeft geen bespreking meer.
4.3 De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals dit luidde ten tijde van het instellen van dit beroep, vastgesteld op € 644,= (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,= en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling aan de griffier te geschieden.
III Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
recht doende:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 vernietigt het bestreden besluit;
3 bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,= en bepaalt dat, nu aan eiseres een toevoeging is verleend, deze kosten rechtstreeks aan de griffier (rekeningnummer 19 23 25 892) worden betaald.
Aldus gedaan door mr. drs. J. van den Bos, voorzitter, mr. E.A. Poppe-Gielesen en mr. C. Laukens, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.L. Mehlbaum, griffier.
De griffier,
De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2009.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuurs¬recht¬spraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.
Afschrift verzonden op: