Parketnummer 09/655277-08
Datum uitspraak: 9 december 2009
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] in 1962,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 25 november 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr P.A. Willemse heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem onder 1 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de [benadeelde partij (A)].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij (B)], tot een door de rechtbank te bepalen bedrag ten behoeve van de immateriële schade en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2007 tot en met 2 november 2007 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij (B)], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde partij (B)], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- die [benadeelde partij (B)] vele malen gebeld en/of
- die [benadeelde partij (B)] vele (dreigende) sms berichten gestuurd en/of
- die [benadeelde partij (B)] vele emailberichten gestuurd en/of
- een (of meer) emailbericht(en) (met een (of meer) foto(s) als bijlage(n)) gestuurd naar [bedrijf (A)] (gevestigd te Leidschendam) en/of naar [Bedrijf (B)] (te Leiden), althans naar de werkgever van die [benadeelde partij (B)] en/of
- vele malen naar [naam], de moeder van die [benadeelde partij (B)], gebeld;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 oktober 2007 tot en met 20 oktober 2007 te 's-Gravenhage en/of te Schiedam, [benadeelde partij (A)] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk (telefonisch) voornoemde [benadeelde partij (A)] dreigend de woorden toegevoegd :"dat hij ([benadeelde partij (A)]) maar naar hem [verdachte] moest toekomen, dan zou hij hem wel even in elkaar slaan en afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 02 november 2007 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, één of meermalen (een) gegevensdrager(s), (te weten twee, althans één externe harde schijf/schijven en of een computer), bevattende één of meer afbeeldingen/films van seksuele gedragingen, te weten (onder andere):
a.
een naakt meisje in de leeftijd van 12-17 jaar oud ligt op haar rug op bed. Op haar ligt een naakte man. De man schuift naar boven en stopt zijn penis in de mond van het meisje. Het meisje begint de man te pijpen, terwijl de man haar achterhoofd vasthoudt. De man ejaculeert in de mond van het meisje. Het meisje begint te kokhalzen.
(film: [Titel] uit disk 1)
b.
Een naakt meisje in de leeftijd van 10-15 jaar oud ligt op een bed. Het meisje ligt op haar rug en een naakte, grote man ligt op het meisje. De man penetreert de vagina van het meisje. Op de achtergrond klinkt muziek. Het meisje en de man worden vanaf het voeteneinde en het hoofdeinde gefilmd. Na enige tijd trekt de man het meisje op haar handen en knieën en penetreert de man het meisje op deze wijze. Aan het einde van de film ligt het meisje weer op haar rug met de man op haar.
(film: [Titel] uit disk 2)
c.
De film begint met een naakt meisje in de leeftijd 8-10 jaar oud. Zij zit op haar knieën naast een bed. Het meisje heeft een zwart masker over haar ogen en een band om haar nek. Haar handen en enkels zijn met een zwart touw vastgebonden. Op de achtergrond klinkt muziek. Het meisje wordt langdurig gefilmd. Een mannenhand grijpt de kin van het meisje en duwt haar gezicht naar een stijve penis. Aan de touwen om de polsen van het meisje zit een touw dat de man vast houdt. De man duwt een vibrator in de mond van het meisje. Daarna duwt hij zijn stijve penis in haar mond. Daarbij slaat hij nog een keer een touw om haar nek. Haar benen zijn opgetrokken en gespreid. De man betast de vagina van het meisje, waarbij langdurig op haar vagina wordt ingezoomd. Na enige tijd duwt de man zijn penis een stukje in de anus van het meisje.
(film [Titel] uit disk 3)
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) en/of film(s) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank vindt onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier om de telefonische bedreiging van [benadeelde partij (A)] bewezen te verklaren.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat om te kunnen veronderstellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden, vervaardigen, invoeren of uitvoeren van de op zijn computer en twee externe harde schijven aangetroffen kinderporno. Aan de orde is aldus uitsluitend de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit materiaal opzettelijk aanwezig heeft gehad, zoals in het begrip bezit als bedoeld in artikel 240b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht besloten ligt. Ten aanzien van deze vraag wordt het volgende overwogen.
De rechtbank kan zich op grond van het dossier geen duidelijk beeld vormen van:
- de wijze waarop verdachte naar ((kinder)porno)bestanden heeft gezocht, bijvoorbeeld de in de zoekopdrachten gebruikte termen;
- de wijze waarop verdachte de aangetroffen kinderpornobestanden heeft gedownload, bijvoorbeeld één voor één of met meerdere (andere soorten) bestanden in een archiefbestand;
- de structuur van de map(pen) waarin verdachte deze bestanden heeft opgeslagen, bijvoorbeeld de aard van de namen van de map(pen);
- de wijze waarop verdachte meerdere van die bestanden heeft overgezet van zijn computer naar de externe harde schijven, bijvoorbeeld één voor één, in een archiefbestand, in een map of door middel van een reeds ingesteld back-up programma.
Het ontbreken van deze informatie leidt ertoe dat de rechtbank zich geen oordeel kan vormen over de volgende vragen: (1) of het bij de aangetroffen kinderporno om meer ging dan 'bijvangst' van (een) reguliere zoekopdracht(en) naar pornografisch materiaal, (2) of verdachte dientengevolge wist van de inhoud van deze bestanden, (3) of verdachte bewust deze bestanden heeft overgezet naar de externe harddisks en (4) of verdachte wist dat die bestanden vanaf dat moment op die gegevensdragers werden bewaard. Daarmee kan in het dossier onvoldoende bewijs worden gevonden voor de voor een bewezenverklaring vereiste opzet. Bij die stand van zaken dient dan ook vrijspraak te volgen.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feite heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2007 tot en met 2 november 2007 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij (B)], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde partij (B)], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- die [benadeelde partij (B)] vele malen gebeld en/of
- die [benadeelde partij (B)] vele (dreigende) sms berichten gestuurd en/of
- die [benadeelde partij (B)] vele emailberichten gestuurd en/of
- een (of meer) emailbericht(en) (met een (of meer) foto('s) als bijlage(n)) gestuurd naar [bedrijf (A)] (gevestigd te Leidschendam) en/of naar [Bedrijf (B)] (te Leiden), althans naar de werkgever van die [benadeelde partij (B)] en/of
- vele malen naar [naam], de moeder van die [benadeelde partij (B)], gebeld.
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. Ten aanzien van de vraag of verdachte hiervoor strafbaar is, wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij destijds -kort gezegd- psychische problemen had, waarvoor hij inmiddels ook al hulp had gezocht. Volgens verdachte heeft hij zich gedurende de ten laste gelegde periode in huis opgesloten en verkeerde hij in een zodanig emotionele toestand dat hij - in zijn eigen woorden - in een "blur" heeft gehandeld. Verdachte heeft aangegeven zich om die reden ook vrijwel niets te kunnen herinneren.
De rechtbank ziet zich hiermee voor de vraag gesteld of ten tijde van het bewezenverklaarde bij verdachte sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte al eerder, in juni 2007, had gedreigd met het openbaar maken van haar seksuele voorkeur als zij haar relatie met verdachte zou verbreken. Dit heeft er toen toe geleid dat aangeefster uit angst de relatie heeft voortgezet. Toen aangeefster de relatie op 14 oktober 2007 alsnog verbrak dreigde verdachte wederom met openbaarmaking van haar seksuele voorkeur. Verdachte gebruikte dit dreigen derhalve klaarblijkelijk welbewust als instrument om aangeefster aan zich te binden. Dit laat zich moeilijk rijmen met het beeld dat verdachte ter terechtzitting heeft willen schetsen. Daar komt bij dat dit beeld ook niet strookt met de inhoud van de sms-berichten en e-mails die verdachte heeft verzonden en de voicemailberichten die verdachte heeft ingesproken. Het gaat daarbij vrijwel steeds om heldere en logisch opgebouwde betogen, die zonder uitzondering in helder Nederlands zijn gesteld. De rechtbank kan daaruit dan ook niet opmaken dat verdachte geen controle had over zijn denken en handelen. Dat verdachte wederom dreigde met dezelfde openbaring en er ditmaal wel gevolg aan gaf kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden gezien als een bewuste uitvoering van een van te voren aangekondigd handelen.
Nu aldus geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden,is verdachte strafbaar
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige vorm van belaging, door aangeefster [benadeelde partij (B)] stelselmatig vele malen te bellen, te mailen, te sms'en, haar werkgever te mailen en haar ouders te bellen en daarbij onder andere te dreigen met en uitvoering te geven aan het openbaren van onder meer de afwijkende seksuele voorkeur van aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat vooral dit laatste aspect als bijzonder ernstig moet worden gekwalificeerd. Verdachte heeft gedurende enige maanden een relatie met aangeefster gehad die in de eerste plaats was gebaseerd op hun beider, van de gangbare norm afwijkende seksuele voorkeur. Tijdens deze relatie heeft verdachte foto's en films gemaakt van seksuele handelingen. Het betreft hier een aspect van haar leven dat aangeefster ook voor haar directe omgeving altijd strikt geheim heeft willen houden. Door te dreigen deze voorkeur en afbeeldingen openbaar te maken en dit vervolgens ook daadwerkelijk te doen, heeft verdachte dan ook een bijzonder grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Met name de relatie die aangeefster had met haar ouders, haar werkgever en haar buren, heeft hier zodanig ernstig onder geleden dat verdachte heeft waargemaakt wat hij in enkele van zijn vele sms- en e-mailberichten had aangekondigd, namelijk dat hij (als zij "niet haar verantwoordelijkheid zou nemen" en met hem zou "praten") het sociale leven en de carrière van aangeefster kapot zou maken.
Deze zienswijze van de rechtbank wordt ondersteund door de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster, welke ter terechtzitting is voorgelezen. Daaruit blijkt onder meer dat aangeefster een goede band had met haar ouders, maar dat door de openbaring van haar seksuele voorkeur aan haar ouders, deze op de hoogte zijn gebracht van iets waarvan verdachte niet wilde dat haar ouders daarvan op de hoogte zou worden gebracht. Deze kant van haar leven wordt door haar ouders niet begrepen. De werkrelatie die aangeefster had is door de openbaring van haar seksuele voorkeur verstoord. Veel van haar directe collega's zijn op de hoogte gebracht en aangeefster heeft bij haar werkgever verantwoording af moeten leggen over onderwerpen die verdachte in zijn communicatie met die werkgever naar voren heeft gebracht. Aangeefster heeft tengevolge van de openbaarmaking aan haar buren besloten om te verhuizen. Ze heeft daardoor elders een deel van haar leven opnieuw moeten opbouwen. En, tenslotte, kost het aangaan van nieuwe relaties, in het bijzonder met mannen, aangeefster sinds bewezenverklaarde delict zeer veel moeite, omdat zij tot op heden mensen moeilijk kan vertrouwen.
De rechtbank concludeert dan ook dat de gevolgen van de belaging door verdachte niet zijn geëindigd op het moment dat de belagingshandelingen stopten, maar dat het slachtoffer in haar dagelijks leven nog steeds de gevolgen ondervindt van deze zeer ernstige en verwerpelijk gedragingen van verdachte.
De rechtbank constateert dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 november 2009 blijkt dat verdachte nooit eerder voor een strafrechtelijk feit is veroordeeld. Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank hierin echter geen reden tot matiging van de op te leggen straf.
De rechtbank is zich bewust van het feit dat de bewezen verklaarde feiten als gevolg van het tijdverloop van het onderzoek naar aanleiding van de aangetroffen kinderporno niet van recente aard zijn. Zij zal daar rekening mee houden in haar strafbepaling en zal dientengevolge geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daar de rechtbank de ernst van het feit, zoals hiervoor is overwogen, wel duidelijk tot uiting wil brengen zal zij een werkstraf opleggen van de maximale duur en deze aanvullen met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De reclassering heeft een rapport, gedateerd 7 april 2009, omtrent verdachte opgemaakt. In het rapport wordt beschreven dat verdachte op verschillende leefgebieden problemen ondervindt, en dat die problemen een kans op recidive opleveren. Ofschoon de reclassering zich heeft onthouden van een strafadvies, is de rechtbank van oordeel dat reclasseringsbegeleiding verdachte kan helpen bij het voorkomen van feiten als het bewezenverklaarde. Daarom zal de rechtbank verplicht reclasseringtoezicht als voorwaarde aan de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf verbinden.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij (A)] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter grootte van
€ 12.400,-.
De rechtbank zal de heer [benadeelde partij (A)] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van feit 2, dat rechtstreeks betrekking heeft op [benadeelde partij (A)], is vrijgesproken en de rechtbank voorts van oordeel is dat aan de heer [benadeelde partij (A)] niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit onder 1.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij [benadeelde partij (A)] dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde partij (B)] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter grootte van
€ 8.850,-.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, gedeeltelijk toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schade rekening met hetgeen zij reeds bij de strafmotivering heeft overwogen en verwijst daarnaar.
De rechtbank begroot de schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 3.500,-
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.500,-.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de posten extra huur en telefoon, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij heeft deze posten slechts in algemene bewoordingen toegelicht en niet nader met stukken onderbouwd. Gelet op de betwisting door verdachte moet dan ook worden geoordeeld dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering eveneens niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het voorgaande brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde partij (B)] tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal verdachte ter zake van het toegewezen schadebedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen, een computerkast en twee hard disks, zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren, zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht, en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl zij bovendien van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het is namelijk mogelijk dat door middel van speciale programmatuur de afbeeldingen van kinderpornografische aard die zich op deze voorwerpen hebben bevonden, ondanks het verwijderen, hersteld kunnen worden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een werkstraf voor de tijd van 240 (tweehonderdveertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht;
verklaart de [benadeelde partij (A)] niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de [benadeelde partij (A)] in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij (B)] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij (B)], een bedrag van € 3.500,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij (B)] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij (B)] voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.500,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij (B)];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten:
- 2 externe harddisks
- 1 computerkast.
Dit vonnis is gewezen door
mrs J.A. van Dorp, voorzitter,
G.L.M. Urbanus en I. Mantel-Duetz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2009.