Parketnummers: 09/754121-09 en 09/650018-09 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 21 december 2009
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1976, [adres],
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 december 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Vogelenzang en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. G.I. Roos, advocaat te Zwolle-Lelystad, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meerdere malen met een mes gestoken in diens lichaam, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
[Zakendossier mishandeling [slachtoffer 2]]
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (zijnde de levensgezel van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal (met kracht) (met zijn vuist(en)) op/tegen/in het gezicht en/of de kaken, althans het hoofd en/of op/tegen/in het (linker)been en/of de (linker)arm, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of geknepen en/of die [slachtoffer 2] bij haar keel heeft gegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te 's-Gravenhage meermalen, althans éénmaal (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2], zijnde de levensgezel van verdachte), (met kracht) (met zijn vuist(en)) op/tegen/in het gezicht en/of de kaken, althans het hoofd en/of op/tegen/in het (linker)been en/of de (linker)arm, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of geknepen en/of die [slachtoffer 2] bij haar keel heeft gegrepen, waardoor deze [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[Zakendossier mishandeling [slachtoffer 3]]
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal (met kracht) die [slachtoffer 3] met zijn hoofd tegen/op de vensterbank en/of het raamkozijn heeft geslagen en/of geduwd en/of die [slachtoffer 3] bij de keel heeft gegrepen en/of op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of 26 mei 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] met zijn hoofd tegen/op de vensterbank en/of het raamkozijn heeft geslagen en/of geduwd en/of die [slachtoffer 3] bij de keel heeft gegrepen en/of op/tegen/in het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd en/of geknepen, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[Zakendossier Diefstal Bestelauto]
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Peugeot Partner, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, bestaande deze valse sleutels uit bij die auto (merk Peugeot Partner, [kenteken]) behorende sleutels tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
[Zakendossier tanken zonder te betalen]
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid diesel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.1. Korte weergave van het onderzoek (1)
De meldingen
Op 26 mei 2009, omstreeks 05:51 uur kwam er een melding binnen bij de meldkamer van de politie Haaglanden dat er in de woning [adres delict] te 's-Gravenhage mogelijk een mishandeling plaatsvond en dat er een hoop gegil in het portiek en in de woning was.(2) Diezelfde dag, omstreeks 05:55 uur werd er door een vrouw een melding gedaan dat haar vriend haar zoon had gestoken in de woning [adres] te 's-Gravenhage.(3) Haar vriend zou vervolgens achter haar andere zoon aan naar buiten zijn gerend.
Omstreeks 05:57 uur werd er vervolgens een melding gedaan door een man die verklaarde dat zijn broer op de grond lag met bloed, dat zijn moeder was geslagen door zijn stiefvader(4) en dat hij gelukkig was ontsnapt.
Aantreffen van het slachtoffer
Op 26 mei 2009, omstreeks 05:58 uur werden door de politie Haaglanden in de woning [adres] te 's-Gravenhage een vrouw in bebloede nachtjapon en het levenloze lichaam van een man aangetroffen.(5) Een medewerker van de ambulancedienst constateerde om 06:03 uur de dood van het slachtoffer.(6)
Later bleek de vrouw in nachtjapon te zijn genaamd [slachtoffer 2], de moeder van het slachtoffer, [slachtoffer 1]. Tevens bleek haar jongste zoon, die de woning kon ontvluchten, [slachtoffer 3] te heten.(7) In eerste instantie zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als verdachten aangehouden en in verzekering gesteld. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn op verschillende politiebureaus ingesloten. (8)
Het slachtoffer lag op zijn buik in de deuropening van de eerste slaapkamer aan de rechterkant (de slaapkamer van [slachtoffer 3]). Hij had alleen een grijze boxershort aan. Het lichaam van het slachtoffer zat onder het bloed.(9) Tevens zaten de gehele hal en de slaapkamer van het slachtoffer onder het bloed. Duidelijk zichtbaar was dat er in de slaapkamer van [slachtoffer 3] een worsteling had plaatsgevonden. Dit bleek uit het feit dat diverse meubelen en goederen waren omgevallen. In de badkamer was een meubelstuk omver gevallen en lagen diverse goederen op de vloer.(10)
Op het bed in de slaapkamer van het slachtoffer werd een bebloed mes aangetroffen. Het lemmet van het mes stond krom .(11)
Obductie
De deskundige drs. A. Maes, patholoog, verbonden aan het NFI, heeft in haar obductieverslag d.d. 27 mei 2009 melding gemaakt van talrijke uitwendige en inwendige letsels aan het lichaam van [slachtoffer 1]. Er waren verspreid over het hoofd, de hals en nek en de borst links voor en boven in totaal elf scherprandige huidperforaties; aan de linkerhand scherprandige huidletsels; door de rechterhandpalm een doorsteekletsel; op de linkerwang, de linkerschouder, rechts voor en boven aan de borst, en aan het rechteronderbeen oppervlakkige rechtlijnige huidletsels.
De patholoog heeft gemeld dat deze scherprandige perforaties en letsel met het aspect van steek- en snijletsel bij leven waren opgelopen en kunnen worden veroorzaakt door steken met een mes. In relatie met een steekletsel in de hals rechts was de grote halsslagader rechts geperforeerd. In relatie met een steekletsel links voor in de hals was onder andere een grote slagader geraakt en waren de borstkas (linksboven) en de linkerlong geperforeerd. Hierdoor was er veel bloed in de linkerborstkas verloren en was de linkerlong samengevallen. De handletstels kunnen passen bij afweerletsels.
De patholoog heeft geconcludeerd dat het overlijden zonder meer wordt verklaard door het massale bloedverlies ten gevolge van de steekletsels. Functieverlies van de linkerlong als gevolg van samenvallen en perforatie heeft aan het overlijden bijgedragen.(12)
Verklaring getuige [slachtoffer 2] op 27 augustus 2009
Getuige [slachtoffer 2] heeft diverse verklaringen afgelegd bij de politie. Zij werd op 27 augustus 2009 tevens gehoord door de rechter-commissaris als getuige.
Getuige [slachtoffer 2] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard.
[slachtoffer 2] werd in de nacht van 25 op 26 mei 2009 wakker gemaakt door verdachte die haar zei: "Pop, pop, wakker worden. Er is iets met [slachtoffer 1]". Zij is opgestaan en zag [slachtoffer 1] bij de wc-deur staan met twee handen op zijn borstkas gedrukt en hij zei: "Mama, help". [slachtoffer 1] viel vervolgens op de grond: zijn benen lagen in de hal en zijn bovenlichaam lag in de kamer van [slachtoffer 3].
Verdachte sprong toen over [slachtoffer 1] heen de kamer van [slachtoffer 3] in. [slachtoffer 1] hoorde verdachte tegen [slachtoffer 3] zeggen: "Wakker worden, er is iets met je broer". Vervolgens zag zij dat verdachte [slachtoffer 3] tegen de muur en tegen de vensterbank gooide. Zij zag ook dat verdachte de drumstokken, die op het bed van [slachtoffer 3] lagen, pakte en probeerde [slachtoffer 3] daarmee te steken. Zij probeerde daarop verdachte tegen te houden. Nadat zij verdachte een trap in zijn kruis gaf, liet hij [slachtoffer 3] los. [slachtoffer 3] rende de badkamer in en deed de deur op slot.
Verdachte begon toen op [slachtoffer 2] in te beuken. Hij sloeg haar in haar gezicht en op haar hoofd. Verdachte rende daarna naar de badkamerdeur en schreeuwde tegen [slachtoffer 3]: "Wie ben je aan het bellen". Verdachte pakte [slachtoffer 2] vervolgens bij haar keel en duwde haar de kamer van [slachtoffer 1] in. Zij gleed toen uit over bloed dat daar lag.
Verdachte deed de deur van de kamer van [slachtoffer 1] dicht en hij schreeuwde tegen [slachtoffer 3] dat hij uit de badkamer moest komen. Nadat [slachtoffer 2] de kamer van [slachtoffer 1] uitging, probeerde zij verdachte bij de badkamer weg te trekken, waarop verdachte haar sloeg, schopte en op de grond duwde. Zij hoorde verdachte zeggen: "Kom er uit, anders vermoord ik je moeder".
Toen [slachtoffer 3] de badkamerdeur open deed, ontstond er direct een worsteling tussen hem en verdachte. Verdachte trok [slachtoffer 3] de hal in, ze vielen op de grond en daar ging de worsteling verder. [slachtoffer 2] probeerde verdachte weg te trekken, zodat [slachtoffer 3] door de voordeur naar buiten kon. Verdachte hield echter de voordeur dicht. Zij kreeg haar armen en benen er tussen, zodat er een kier ontstond en zij zag toen dat de voordeur van haar buren openging en riep: "Help, help, bloedbad".
Het lukte [slachtoffer 3] om door de kier van de voordeur naar buiten te komen. Om te voorkomen dat verdachte achter [slachtoffer 3] aanging, deed [slachtoffer 2] de deur meteen dicht. Verdachte sloeg haar vervolgens weer, beukte tegen haar hoofd en gooide haar aan de kant over [slachtoffer 1] heen.(13) Verdachte sloeg haar met zijn vuisten op haar gezicht, haar kaak en op haar linkerarm en -been.(14) Verdachte rende door de voordeur naar buiten en [slachtoffer 2] deed de voordeur dicht.
Verklaring getuige [slachtoffer 3] op 27 augustus 2009
Ook getuige [slachtoffer 3] heeft diverse verklaringen afgelegd bij de politie. Hij werd op 27 augustus 2009 tevens gehoord door de rechter-commissaris als getuige. Getuige [slachtoffer 3] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard.
[slachtoffer 3], halfbroer van [slachtoffer 1], werd in de ochtend van 26 mei 2009 door verdachte met twee klappen op zijn borst wakker gemaakt. Verdachte zei: "Kijk wat ik met jouw broer heb gedaan". Hij zag zijn broer in de deuropening liggen in een grote plas bloed. Verdachte begon hem met twee handen te wurgen.(15) Verdachte pakte hem bij zijn keel en begon te drukken.(16) Door zijn hoofd te bewegen kreeg [slachtoffer 3] wat meer lucht. Hij gaf verdachte toen een stoot.(17)
Zijn moeder [slachtoffer 2] kwam toen de kamer binnen en probeerde verdachte los te trekken, waarop verdachte zijn moeder een klap gaf waardoor ze viel. Er ontstond een worsteling op het bed. Verdachte pakte twee drumstokken en probeerde [slachtoffer 3] er mee te steken. Het lukte verdachte om hem één keer te steken met een drumstok.(18) Ook sloeg verdachte [slachtoffer 3] meerdere keren met zijn hoofd tegen het raamkozijn.(19)
Verdachte en [slachtoffer 3] vielen tijdens de worsteling op de grond. [slachtoffer 3] was opgestaan, rende naar de badkamer en deed de badkamerdeur op slot. Verdachte bonkte op de deur en schreeuwde dat hij de deur open moest doen, dat verdachte anders zijn moeder zou vermoorden. Hij deed daarop de badkamerdeur open en er ontstond weer een worsteling. Nadat hij was weggeglipt, ontstond er opnieuw een worsteling bij de voordeur. Verdachte hield de voordeur dicht. Zijn moeder was er ook tussen gaan staan en riep door de kier van de deur: "Bel de politie". Hij hoorde zijn moeder tegen verdachte zeggen: "Zie wat je met mijn zoon hebt gedaan". Verdachte reageerde hierop door te zeggen: "Ga hem helpen, anders vermoord ik ook je andere zoon".
[slachtoffer 3] zag kans om de deur te openen en weg te glippen. Verdachte kwam achter hem aan en riep dat hij moest stoppen. In de [a-straat] verstopte [slachtoffer 3] zich achter een auto. Hij zag verdachte toen de hoek om gaan en hij rende naar de [b-straat]. Hij mocht daar van twee Turkse mannen bellen.(20)
[slachtoffer 3] heeft bij de politie verklaard dat er meer was gebeurd dan alleen een mishandeling, namelijk dat verdachte hem probeerde te doden.(21)
Verklaring getuige [B] op 28 mei 2009
De buurvrouw [B] van de [adres] heeft verklaard dat zij op 26 mei 2009 de overbuurvrouw [slachtoffer 2] hoorde gillen en vervolgens de deur van de overburen open hoorde gaan. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer 2] in de deuropening stond - haar schouder stak buiten de deur - , om hulp vroeg en zei: "Bel de politie". Zij heeft verder verklaard dat zij verdachte achter [slachtoffer 1] zag staan, dat verdachte heel strak keek en van achteren [slachtoffer 1] bij de keel vast had. Zij heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer 2] de deur uit wilde stappen, maar dat zij dit niet kon, omdat verdachte haar vast hield.(22)
Verklaring getuige [C] op 12 juni 2009
Buurman [C] van de [adres] heeft verklaard dat hij op 26 mei 2009 wakker werd van het geschreeuw van een vrouw. Toen hij door het kijkgaatje van de voordeur keek, zag hij de jongste zoon van [huisnummer] ([slachtoffer 3]) naar beneden rennen. Hij ging voor het raam staan en hoorde nog iemand naar beneden rennen en een man iets schreeuwen. Hij zag na dertig seconden verdachte naar buiten komen en in dezelfde richting als [slachtoffer 3] rennen.(23)
Letsel moeder [slachtoffer 2] en jongste zoon [slachtoffer 3]
Op 29 mei 2009 werd [slachtoffer 3] forensisch-medisch onderzocht. Er werd bij de borstregio een kleine zwelling met oppervlakkige huidbeschadiging en op het hoofd bij de kruin een zwelling door onderliggende kneuzing geconstateerd als gevolg van de inwerking van uitwendig mechanisch letsel.(24)
Bij forensisch medisch onderzoek op 29 mei 2009 werden bij [slachtoffer 2] meerdere, waaronder enkele grote, onderhuidse bloeduitstortingen en kneuzingen met zwelling als gevolg van de inwerking van stomp uitwendig mechanisch geweld aangetroffen.(25) Er waren op de rechter- en linkerslaapstreek gladde zwellingen. Op de zijkant van de linker bovenarm, op de linker elleboogsplooi, op de linker onderarm en op de linkerenkel waren donkere, blauwe huidverkleuringen zichtbaar. Tevens zaten er op de linkerpols en op de buitenkant en binnenkant van het linker bovenbeen meerdere donkere blauwe en rode huidverkleuringen.(26)
Verklaring getuige [D] op 26 mei 2009
Getuige [D], de vader van verdachte, heeft verklaard dat verdachte hem op 26 mei 2009 omstreeks 09:40 uur had gebeld. Hij hoorde verdachte zeggen dat hij [slachtoffer 1] in zijn nek had gestoken. [D] heeft voorts verklaard dat hij verdachte vroeg waarom hij dat had gedaan en dat verdachte daarop antwoordde: "Moeder en zoon spelen samen, want [slachtoffer 2] heeft een ander".(27) Deze verklaring heeft [D] in soortgelijke bewoordingen bij de rechter-commissaris herhaald.(28)
Aanhouding verdachte
Op 28 mei 2009 meldde verdachte zich op het politiebureau te Amsterdam. Hij verklaarde dat hij vermoedelijk gezocht werd in verband met een steekpartij te 's-Gravenhage. Verbalisanten zagen dat er over de hele breedte van zijn linkeronderarm vier diepe sneeën zaten. Desgevraagd verklaarde verdachte hierover dat hij had geprobeerd een einde te maken aan zijn leven.(29) Verdachte is vervolgens aangehouden en naar het ziekenhuis overgebracht.(30)
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard - zakelijk weergegeven - dat [slachtoffer 1] in veel dingen oneerlijk tegen hem is geweest en dat hij al een tijd argwaan had dat zij vreemdging. Hij heeft hierover verklaard dat hij de telefoon van [slachtoffer 1] controleerde en dat hij vermoedde dat haar beide zoons met haar onder één hoedje speelde. Verdachte heeft verklaard dat dit gevoel hem bezig hield - ook in de nacht van 25 op 26 mei 2009. Hij was bezig de puzzelstukjes in elkaar te leggen over het gedrag van [slachtoffer 1] en dacht "het klopt niet". Ook heeft verdachte verklaard dat bij hem opkwam dat hij weer - net als in een eerdere relatie - gebruikt werd voor geld.
Verdachte heeft voorts over de nacht van 25 op 26 mei 2009 verklaard dat hij alcohol had gedronken en joints had gerookt en de hele nacht wakker is gebleven. Hij is naar de slaapkamer van [slachtoffer 1] is gegaan om met hem te praten over [slachtoffer 2]. Er is vervolgens een woordenwisseling geweest, waarbij [slachtoffer 1] hem bedreigde. [slachtoffer 1] pakte een mes van het bureau en met een draaiende steekbeweging op kwam hij op verdachte af. Verdachte is toen op [slachtoffer 1] gesprongen en er ontstond een worsteling op het bed van [slachtoffer 1] . Het mes lag intussen naast [slachtoffer 1] op het bed. Verdachte pakte het mes op en stak hij [slachtoffer 1] meteen. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat hij niet meer weet waar hij [slachtoffer 1] raakte en dat het allemaal in een waas gebeurde. Verdachte handelde uit zelfverdediging en boosheid en voelde op dat moment woede, paniek en frustratie. Verdachte dacht dat hij drie keer had gestoken. Over wat er na het steken is gebeurd, kan verdachte zich ter terechtzitting niets meer herinneren.(31)
Verdachte heeft tot slot verklaard dat hij tijdens zijn vlucht op 26 mei 2009 te 's-Gravenhage een bestelbusje - met de sleutel erin - heeft gestolen.(32) Het betrof een Peugeot Partner met kenteken [kenteken] welke toebehoorde aan [A].(33)
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij vervolgens op diezelfde dag te 's-Gravenhage diesel heeft getankt en is weggereden zonder te betalen.(34) Het ging om een hoeveelheid diesel ter waarde van € 55,95 welke aan [X] BV toebehoorde.(35)
3.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding 09/754212-09 (impliciet) primair ten laste gelegde (moord op [slachtoffer 1]). Zij heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] heeft gedood, zoals (impliciet) subsidiair ten laste gelegd bij deze dagvaarding. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde moord op [slachtoffer 1]. Er is geen sprake geweest van kalm beraad en rustig overleg. Verdachte wilde alleen maar praten met [slachtoffer 1]. Hij had geen mes bij zich, hij had geen voornemen om [slachtoffer 1] om het leven te brengen. De ten laste gelegde doodslag kan wel bewezen worden verklaard.
De raadsman heeft tevens geconcludeerd tot vrijspraak van de bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling. Hij voert daartoe aan dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat de aangetroffen letsels een contra-indicatie vormen voor een poging tot zware mishandeling.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde mishandelingen. Hij refereert zich eveneens ten aanzien van de bij dagvaarding 09/650018-09 onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, nu verdachte deze feiten heeft bekend.
3.4. Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de hierboven weergegeven verklaringen (van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en verdachte) en bevindingen (het aantreffen van het slachtoffer en de obductie) staat vast dat verdachte de oudste zoon van zijn vriendin, [slachtoffer 1], in de ochtend van 26 mei 2009 in het huis van zijn vriendin, de [adres] te 's-Gravenhage, opzettelijk met een mes elf steekverwondingen heeft toegebracht. Deze verwondingen hebben tot de dood van het slachtoffer geleid.
De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. In het dossier bevindt zich geen bewijs op grond waarvan als vaststaand kan worden aangenomen dat verdachte die nacht de slaapkamer van [slachtoffer 1] is binnengegaan met een mes in zijn hand. Hoewel niet waarschijnlijk, kan niet worden uitgesloten dat het mes waarmee hij [slachtoffer 1] heeft gestoken, reeds in diens kamer aanwezig was, voordat verdachte die kamer betrad. Daarom kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er bij verdachte sprake was van een moment van kalm beraad en rustig overleg alvorens [slachtoffer 1] dood te steken. De conclusie moet dus zijn dat verdachte wordt vrijgesproken van de hem bij dagvaarding 09/754121-09 impliciet primair ten laste gelegde moord.
De rechtbank acht met de verdediging en de officier van justitie de bij dagvaarding 09/754121-09 impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Vast staat dat verdachte zijn vriendin, [slachtoffer 2], meermalen opzettelijk heeft geslagen, geschopt en geduwd. Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is echter nodig dat verdachte hierbij ook het opzet had [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Naar aanleiding van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte zodanig heeft gehandeld dat hij de bedoeling heeft gehad, dan wel de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard zijn vriendin zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] (onder meer tegen het hoofd en kaak) heeft geslagen en gestompt, haar heeft geduwd en haar keel kort heeft dicht geknepen. Die handelingen leveren niet zonder meer de aanmerkelijke kans op dat dit zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer tot gevolg heeft noch is duidelijk dat verdachte die kans dan voor lief heeft genomen.
Derhalve acht de rechtbank de bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de jongste zoon van zijn vriendin, [slachtoffer 3], neemt de rechtbank aan dat verdachte door het meerdere malen slaan met het hoofd van [slachtoffer 3] tegen het raamkozijn wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de laatste zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Naar algemeen bekend is bestaat er bij het slaan met het hoofd tegen een hard object als een raamkozijn met bovendien een (scherpe) rand de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daaraan breuken of ander zwaar lichamelijk letsel aan overhoudt, welke kans de verdachte kennelijk voor lief heeft genomen. Naast voormelde verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], alsmede de medische informatie over [slachtoffer 3], bezigt de rechtbank tot het bewijs dat verdachte, hoewel hij ter terechtzitting zich niets kan herinneren, bij de politie heeft toegegeven [slachtoffer 3] met het achterhoofd tegen de vensterbank te hebben geslagen.(36) De rechtbank acht derhalve het bij dagvaarding 09/650018-09 onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Voor wat betreft de bij dagvaarding 09/650018-09 3 en 4 ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit. De bewijsmiddelen zijn de aangiften van [A] (ZD/3/AG) en [E] (ZD/4/AG) en de verklaringen van verdachte (ZD/3/V en ZD/4/V).
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding 09/754121-09 (impliciet) subsidiair en bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding 09/754121-09 (impliciet) subsidiair en bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 26 mei 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer 1] meerdere malen met een mes gestoken in diens lichaam, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden
hij op 26 mei 2009 te 's-Gravenhage meermalen, telkens opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2], zijnde de levensgezel van verdachte, met kracht (met zijn vuisten) op/tegen/in het gezicht en de kaken en het hoofd en op/tegen het linkerbeen en de linkerarm van die [slachtoffer 2] heeft gestompt en geslagen en geduwd en die [slachtoffer 2] bij haar keel heeft gegrepen, waardoor deze [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden
hij op 26 mei 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met kracht die [slachtoffer 3] met zijn hoofd tegen/op de vensterbank en/of het raamkozijn heeft geslagen en die [slachtoffer 3] bij de keel heeft gegrepen en op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestompt en geslagen en geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
[Zakendossier Diefstal Bestelauto]
hij op 26 mei 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Peugeot Partner, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [A], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, bestaande deze valse sleutels uit bij die auto (merk Peugeot Partner, kenteken [kenteken]) behorende sleutels tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was
[Zakendossier tanken zonder te betalen]
hij op 26 mei 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid diesel toebehorende aan [X] BV
4. De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte
4.1. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte bij de bewezenverklaarde doodslag op [slachtoffer 1] handelde uit zelfverdediging en aldus dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft hij in de eerste plaats verwezen naar de stelling van verdachte dat hij niet degene was die als eerste een agressieve handeling heeft gepleegd.
Verdachte heeft de volgende lezing van de gebeurtenissen naar voren gebracht.
Na een woordenwisseling heeft [slachtoffer 1] op enig moment een mes aan verdachte voorgehouden en is met het mes op hem afgekomen, terwijl hij verdachte zei dat hij hem zou neersteken. Verdachte is vervolgens bovenop [slachtoffer 1] gesprongen. Er ontstond een worsteling op het bed. Nadat verdachte voelde dat het mes hem in zijn knie raakte en [slachtoffer 1] zich bovendien naar het mes op het bed trachtte te bewegen, heeft verdachte in een directe reactie met het mes één of twee keer in de richting van [slachtoffer 1] gestoken.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar van een wederrechtelijke aanranding. Verdachte wilde alleen maar praten met [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] pakte een mes en heeft hem daarmee bedreigd. Mede als gevolg van woordelijke bedreigingen mocht verdachte verwachten dat [slachtoffer 1] hem zou steken. [slachtoffer 1] had verdachte zelfs al eerder bedreigd. Verdachte stak [slachtoffer 1] pas toen hij zelf het mes aan zijn knie had gevoeld en [slachtoffer 1] in de richting van het mes trachtte overeind te komen. Verdachte vreesde op dat moment dus voor zijn leven.
Bovendien voldoen de eerste steek of de eerste twee steken aan het vereiste van subsidiariteit en proportionaliteit. Verdachte had geen andere opties. Hij verdedigde zichzelf tegen messteken door [slachtoffer 1]. De eerste steek of de eerste twee steken zijn derhalve geschied in een noodweersituatie, aldus de raadsman.
De raadsman heeft bepleit dat wanneer de rechtbank van oordeel is dat het handelen van verdachte de grenzen van het noodzakelijke heeft overschreden, dit handelen werd veroorzaakt door de hevige gemoedsbeweging die door de dreiging van [slachtoffer 1] ontstond. De raadsman heeft in dat geval aangevoerd dat verdachte een geslaagd beroep kan doen op noodweerexces, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft voorts betoogd dat er objectief steunbewijs is voor de verklaring van verdachte omtrent de dreigende situatie. Het letsel, te weten een litteken van de messnede op de knie van verdachte, is objectief vastgesteld. Bovendien biedt de bloedsporenrapportage objectief steunbewijs voor de verklaring van verdachte.
De raadsman is zodoende van mening dat ten aanzien van het bij dagvaarding 09/754121-09 impliciet subsidiair ten laste gelegde verdachte heeft gehandeld uit noodweer, dan wel noodweerexces, en dat hij derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die verdachte noopte tot een noodzakelijke verdediging. De officier van justitie heeft hiertoe overwogen op grond van de getuigenverklaringen en de ongeloofwaardige en wisselende verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting. Er kan dan ook geen sprake zijn van een situatie waarin verdachte zich gerechtvaardigd mocht verdedigen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte eveneens geen geslaagd beroep kan doen op noodweerexces, nu er nimmer van een noodweersituatie sprake is geweest.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij een beroep op noodweer c.q. noodweerexces dient te worden vastgesteld dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van lijf, eerbaarheid of goed, waartegen noodweer geboden was.
Het betoog van de verdediging is uitsluitend gebaseerd op de verklaringen van verdachte en op de aanname dat die juist zijn. Anders dan de raadsman aanvoert, wordt de verklaring van verdachte dat hij zou zijn bedreigd door [slachtoffer 1] niet ondersteund door het bloedspoorpatroononderzoek. In dit onderzoek worden slechts uitspraken gedaan over de plaats waar de steekverwondingen kunnen zijn toegebracht (het bed in de kamer van [slachtoffer 1]) en de bloedsporen die daarna zijn ontstaan. Over wat er vooraf is gegaan aan het steken door verdachte meldt dit onderzoek niets.(37) De verklaring van verdachte wordt evenmin ondersteund door de vaststelling dat hij een litteken had op zijn knie. Indien al kan worden aangenomen dat dit litteken het gevolg was van een snede met een mes en verdachte deze wond heeft opgelopen in de bewuste nacht, is het heel wel mogelijk dat deze is ontstaan in een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer 1], nadat verdachte [slachtoffer 1] had aangevallen. Objectieve steun voor de lezing van verdachte dan wel diens raadsman is dus in het dossier niet te vinden.
Op basis hiervan en na te melden omstandigheden, alle in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de lezing van verdachte ook niet aannemelijk is geworden.
Verdachte heeft vele uiteenlopende verklaringen afgelegd over wat er zich precies in de nacht van 25 op 26 mei 2009 in de slaapkamer van [slachtoffer 1] heeft afgespeeld. Op cruciale punten verschillen zijn verklaringen, zoals of [slachtoffer 1] nu de deur voor verdachte opende of verdachte zelf de deur opende, naar binnen ging en [slachtoffer 1] op bed aantrof.
Verdachte heeft bovendien zelf ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] hem nooit eerder had bedreigd of geslagen. Hij heeft ook niet verklaard in de nacht van 25 op 26 mei 2009 bang te zijn geweest voor [slachtoffer 1]. Verdachte heeft ter terechtzitting slechts verklaard uit zelfverdediging en uit boosheid in een waas te hebben gehandeld.(38)
Vast staat dat verdachte vroeg in de ochtend van 26 mei 2009 naar de slaapkamer van het slachtoffer is gegaan, waarbij verdachte opheldering wenste over eventuele samenspanning van [slachtoffer 1] met zijn moeder tegen verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er toen een woordenwisseling is ontstaan, waarbij het zeker mogelijk is dat hij zijn stem heeft verheven.(39) Het moet er daarom voor gehouden worden dat het initiatief tot het vijandige contact op een ongebruikelijk uur dat voor de nachtrust is bestemd van verdachte is uitgegaan.
Het feit dat verdachte vlak na het neersteken van [slachtoffer 1] de aanval inzette tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en dat zij moesten vechten voor hun leven, spreekt het verhaal van verdachte eveneens tegen. [slachtoffer 3] was er van overtuigd dat verdachte hem wilde doden. [slachtoffer 2] heeft uit alle macht haar jongste zoon beschermd. [slachtoffer 2] heeft in dit verband verklaard dat zij verdachte tegen [slachtoffer 3] hoorde zeggen: "Kom eruit, anders vermoord ik je moeder". [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte hem heeft wakker gemaakt en toen zei: "Kijk wat ik met jouw broer heb gedaan" en even later tegen zijn moeder heeft gezegd: "anders vermoord ik ook je andere zoon". Zowel het gedrag van verdachte als diens uitlatingen passen niet bij een (helaas fataal afgelopen) zelfverdediging tegen een aanval van [slachtoffer 1]. Dit blijkt eens te meer uit de pogingen van verdachte te voorkomen dat hulp zou worden geboden aan [slachtoffer 1], zoals kan worden opgemaakt uit de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en de getuige [B].
Verdachte heeft verder tegen zijn vader verklaard dat hij [slachtoffer 1] gestoken had, omdat moeder en zoon onder één hoedje speelden. Ook deze uitlating van verdachte valt niet te rijmen met diens bewering dat hij zou hebben gehandeld uit noodweer. Een dergelijk antwoord is integendeel een belangrijke grond om aan te nemen dat verdachte uit frustratie en uit woede over zijn vermoeden dat zijn vriendin vreemdging, heeft gehandeld. In dat gesprek heeft verdachte niet gerept van enige vorm van zelfverdediging. Het heeft er derhalve alles van dat verdachte doelbewust de confrontatie met [slachtoffer 1] is aangegaan en hem uit boos opzet meerdere malen heeft gestoken.
Voorts komt uit het genoemde obductieverslag naar voren dat [slachtoffer 1] afweerwonden aan de handen had. Dit lijkt veeleer te wijzen op de omgekeerde situatie, waarbij verdachte in het bezit was van een mes, waartegen [slachtoffer 1] zich heeft verweerd.
De grote hoeveelheid steekwonden en de grote verbuiging van het mes valt eveneens moeilijk te rijmen met zelfverdediging, ook al is daarbij een hevige gemoedsbeweging aan de kant van verdachte ontstaan.
Tot slot acht de rechtbank niet zonder belang dat verdachte de confrontatie met [slachtoffer 1] heeft gezocht nadat hij een aanzienlijke hoeveelheid alcohol en ook nog joints had gerookt. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke middelen drempelverlagend werken. Om die reden moet hij geacht worden onvoldoende controle over zijn denken en handelen te hebben gehad, hetgeen zowel een negatieve invloed heeft op de betrouwbaarheid van de beleving door verdachte van de steekpartij, diens eigen agressiviteit en boosheid als op zijn inschatting of [slachtoffer 1] hem heeft aangevallen of van plan was dat te doen.
Eén en ander brengt met zich mee dat de rechtbank de stellingen van de verdediging omtrent het verloop van de gebeurtenissen en de omstandigheden waaronder [slachtoffer 1] is gestoken, niet aannemelijk acht. Daaruit blijkt immers geen enkele aanleiding voor een zo plotselinge agressie van [slachtoffer 1] tegen verdachte met een steekwapen.
Uit het bovenstaande volgt dat niet aannemelijk is dat verdachte werd bedreigd en/of aangevallen door [slachtoffer 1]. Het beroep op noodweer en noodweerexces faalt dus.
Ook overigens zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten. Het feit en verdachte zijn dan ook strafbaar.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het bij dagvaarding 09/754121-09 bewezen verklaarde impliciet subsidiaire feit en verdachte strafbaar.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk de zoon van de vrouw met wie hij een relatie had, om het leven gebracht en zich aldus schuldig gemaakt aan doodslag. Het handelen van verdachte getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het menselijk leven. Verdachte heeft aan een mens zijn kostbaarste bezit - het leven - ontnomen. Ook heeft verdachte daardoor aan de familie, de vrienden en vriendinnen van het slachtoffer onbeschrijfelijk en onherstelbaar leed toegebracht. Dit is treffend tot uitdrukking gekomen in de aangrijpende slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer en in de verklaring die de halfbroer van het slachtoffer ter terechtzitting heeft afgelegd. Daarnaast heeft deze doodslag, ook buiten de kring van de nabestaanden en vrienden van het slachtoffer, grote onrust en gevoelens van verontwaardiging teweeg gebracht.
Verdachte heeft een moeder haar zoon en [slachtoffer 3] zijn oudere (half)broer afgenomen. Vervolgens heeft hij, terwijl het slachtoffer lag dood te gaan, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] aangevallen en mishandeld. In plaats van dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hulp konden halen voor [slachtoffer 1], moesten zij vechten voor hun leven. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij de vaststelling van de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf laat de rechtbank vooral meewegen dat verdachte zich te buiten is gegaan aan excessief geweld jegens [slachtoffer 1]. Verdachte heeft hem, al dan niet na een korte discussie, in blinde woede maar liefst elf keer met een mes in vitale delen van het lichaam gestoken. Verdachte was op obsessieve wijze bezig met zijn vermoeden dat zijn vriendin vreemdging en daarbij samenspande met [slachtoffer 1]. Verdachte heeft kennelijk zijn boosheid en frustratie daarover op [slachtoffer 1] afgereageerd en nadien op moeder en halfbroer van [slachtoffer 1].
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte tot op de dag van heden geen openheid van zaken heeft gegeven over wat er zich die nacht exact heeft afgepeeld. Hierdoor blijven de nabestaanden gissen naar de reden en de exacte toedracht van het overlijden van het slachtoffer. Zij blijven in onzekerheid over de vraag wat er precies in de laatste minuten van het leven van hun dierbare is gebeurd.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte, blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 29 mei 2009 eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld, waaronder mishandeling en bedreiging met zware mishandeling met gebruik van een mes van zijn toenmalige vriendin in 2003. Verdachte heeft voor dit feit een gevangenisstraf opgelegd gekregen van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Dit heeft verdachte kennelijk niet doen besluiten om dergelijke feiten in de toekomst te voorkomen.
Bij de op te leggen straf overweegt de rechtbank nog het navolgende. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan enig persoonlijkheidsonderzoek. De rechtbank kan niet in haar beoordeling meewegen of verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens of enige persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank sluit echter niet uit dat verdachte, gelet op de geweldsexplosie bij de bewezenverklaarde feiten, op zijn deels ontkennende houding en op zijn eerder geconstateerde gewelddadige gedrag in relaties met vrouwen, lijdende is aan een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank beveelt daarom aan dat tegen het einde van de detentie van verdachte alsnog een persoonlijkheidsonderzoek plaatsvindt met het oog op mogelijk aan de verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden voor zijn vervroegde invrijheidstelling.
De rechtbank dient er van uit te gaan dat de bewezenverklaarde feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend, nu aanknopingspunten die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, ontbreken. Dit betekent dat de op te leggen straf in het bijzonder, naast vergelding, zal strekken tot langdurige bescherming van de samenleving tegen verdachte die immers om niets en als gevolg van ongerijmde achterdocht tot een afschuwelijke geweldsuitbarsting is gekomen.
De rechtbank acht na te melden daarom gevangenisstraf passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[E], wonende aan de [adres], heeft zich als gemachtigde van benadeelde partij [X] BV gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 55,95 aan materiële schade.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich over deze vordering niet uitgelaten. Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting gezegd dit bedrag te willen betalen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze vordering is door verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde bij dagvaarding 09/650018-09 onder feit 4. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en deze toewijzen tot een bedrag van € 55,95.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding 09/650018-09 onder feit 4 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 55,95 ten behoeve van de benadeelde partij [E], wonende aan de [adres].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 45, 57, 287, 300, 302, 304, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding 09/754121-09 impliciet primair ten laste gelegde feit en het bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding 09/754121-09 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit en de bij dagvaarding 09/650018-09 onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
09/650018-09
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
mishandeling, terwijl het feit is begaan tegen zijn levensgezel;
ten aanzien van feit 2 primair:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 4:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [E], wonende aan de [adres], een bedrag van € 55,95, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 55,95 ten behoeve van [E], wonende aan de [adres];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R. Elkerbout, voorzitter,
E.F. Brinkman en S.A. Steinhauser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Verkijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2009.
Mrs. E.F. Brinkman en S.A. Steinhauser zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal alsmede geschriften, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1509/2009/1858 van politie Haaglanden.
(2) Proces verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier 0/doss/AH01-02 en AH06 (bijlage 2).
(3) Proces verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier 0/doss/AH09-10.
(4) Proces verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier 0/doss/AH01-02 en AH07-08 (bijlage 3).
(5) Proces verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier 0/doss/AH11.
(6) Proces verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier 0/doss/AH11.
(7) Proces-verbaal, Algemeen Dossier, p. 8.
(8) Proces verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier 0/doss/AH27.
(9) Proces verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier 0/doss/AH11.
(10) Proces verbaal van bevindingen, Algemeen Dossier 0/doss/AH12.
(11) Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, Forensisch Dossier, p. 24 en 60-61 (foto's).
(12) Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het NFI, Forensisch Dossier, p. 97-100.
(13) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], opgemaakt door de rechter-commissaris d.d. 27 augustus 2009, § 6-11.
(14) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], Zakendossier ZD1, ZD/1/AG/38.
(15) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], opgemaakt door de rechter-commissaris d.d. 27 augustus 2009, § 6-7.
(16) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], Zakendossier ZD2, ZD/2/AG/10.
(17) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], Zakendossier ZD2, ZD/2/AG/21.
(18) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], opgemaakt door de rechter-commissaris d.d. 27 augustus 2009, § 7-8.
(19) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], Zakendossier ZD2, ZD/2/AG/10.
(20) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], opgemaakt door de rechter-commissaris d.d. 27 augustus 2009, § 8-12.
(21) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], Zakendossier ZD2, ZD/2/AG/22.
(22) Proces-verbaal van verhoor van getuige [B], Algemeen Dossier 0/doss/G11.
(23) Proces-verbaal van verhoor van getuige [C], Algemeen Dossier 0/doss/G39.
(24) Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het NFI, Forensisch Dossier, p. 128.
(25) Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het NFI, Forensisch Dossier, p. 134.
(26) Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het NFI, Forensisch Dossier, p. 133.
(27) Proces-verbaal van verhoor getuige [D], Algemeen Dossier 0/doss/G125.
(28) Proces-verbaal van verhoor van getuige [D], opgemaakt door de rechter-commissaris d.d. 27 augustus 2009, § 10.
(29) Proces-verbaal van bevindingen, Verdachte dossier 0/VD/RAO/05.
(30) Proces-verbaal van aanhouding, Verdachte dossier 0/VD/RAO/03.
(31) Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting.
(32) Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting.
(33) Proces-verbaal van aangifte, Zakendossier ZD3, ZD/3/AG/1.
(34) Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting.
(35) Proces-verbaal van aangifte, Zakendossier ZD4, ZD/4/AG/11.
(36) Proces-verbaal van 10e verhoor verdachte, O/VD/RAO/224, laatste zin
(37) Ander geschrift, bloedspoorpatroononderzoek NFI, p. 162
(38) Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting.
(39) Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting.