ECLI:NL:RBSGR:2009:BK7120

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/11691 BEPTDN
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielverzoek van Iraanse eiseres en de beoordeling van haar medische situatie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 december 2009 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse eiseres die een asielverzoek had ingediend. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Hijma, had haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op 18 september 2007. De Staatssecretaris van Justitie, verweerder in deze zaak, had de aanvraag op 6 maart 2009 afgewezen. De rechtbank moest beoordelen of de eiseres in staat was om coherent en consistent te verklaren tijdens haar gehoren, gezien haar medische situatie. De rechtbank constateerde dat de eiseres tijdens de gehoren herhaaldelijk aangaf dat zij ziek was en niet in staat om coherente verklaringen af te leggen. Ondanks de overgelegde medische informatie, die aangaf dat de eiseres leed aan ernstige PTSS en geheugenstoornissen, oordeelde de rechtbank dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat de medische situatie van eiseres geen invloed had op haar verklaringen. De rechtbank verwierp het standpunt van verweerder dat het aan de eiseres was om te bewijzen dat zij niet gehoord kon worden. De rechtbank oordeelde dat er duidelijke indicaties waren dat de eiseres niet in staat was om gehoord te worden, en dat het bestreden besluit in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Utrecht
Sector bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
zaaknummer: AWB 09/11691 BEPTDN
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] geboren op [1946], van Iraanse nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. R. Hijma, advocaat te Utrecht,
en
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: drs. F. Gieskes.
Inleiding
1.1 Bij besluit van 6 maart 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 18 september 2007 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 15 oktober 2009, waar eiseres niet is verschenen. Eiseres heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Eiseres en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
Overwegingen
2.1 De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres is in Nederland bekeerd tot het christendom.
2.2 Het bestreden besluit gaat over de ongeloofwaardigheid van eiseres haar asielrelaas.
2.3 Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte vasthoudt aan de tegenwerping van het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) betreffende het ontbreken van documenten aangaande de reisroute. Eiseres meent dat verweerder ten onrechte vasthoudt aan de stelling dat haar asielrelaas ongeloofwaardig is. In dat verband stelt verweerder ten onrechte dat op basis van de ingebrachte medische informatie niet is komen vast te staan dat eiseres niet dan wel onvoldoende over haar asielrelaas kan verklaren. Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft zich daar ten onrechte niet over uitgelaten, terwijl deze vraag van belang was voor de beoordeling van de verklaringen van eiseres.
2.4 Verweerder heeft zich daarentegen in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat uit de verklaring van het Sinaïcentrum van 19 juni 2008 geenszins blijkt dat de medische situatie van eiseres van invloed is op het afleggen van coherente verklaringen. Uit de overgelegde documenten volgt niet eenduidig dat het vermogen van eiseres om coherent en consistent te verklaren door psychische problemen zodanig is beïnvloed dat zij niet in staat was op eenvoudige vragen over bijvoorbeeld haar reisverhaal, haar zoon, de aanhoudingen en haar kerkbezoek, juist te beantwoorden. De overgelegde informatie staat er niet aan in de weg de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres te beoordelen.
2.5 De rechtbank ziet zich derhalve allereerst gesteld voor de vraag of eiseres tijdens haar gehoren in staat was om coherent en consistent te verklaren, alvorens de vraag te kunnen beantwoorden of eiseres toerekenbaar ongedocumenteerd is.
2.6 De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens het eerste gehoor het volgende heeft verklaard:
Op pagina 2, 3e alinea: “Ik ben ziek, ook geestelijk. Ik ben bang dat ik geen data kan noemen. Ik ben bang dat u het mij kwalijk neemt”
Op pagina 4: onder schoolopleiding: “Zolang ik weet heb ik hoofdpijn”.
Op pagina 5: onder grensoverschrijdingsdocumenten: “Ik heb al drie dagen niet geslapen. Ik voel mij heel erg slecht”
2.7 Tijdens het nader gehoor van 20 september 2007 heeft eiseres het volgende verklaard:
Op pagina 2 onderaan en pagina 3 bovenaan heeft eiseres desgevraagd geantwoord dat er geen medische redenen zijn waarom het nader gehoor niet kan plaatsvinden.
Op pagina 8 onderaan heeft eiseres op de vraag “Waarom kunt u zich dat niet meer herinneren?” geantwoord dat zij hoge bloeddruk heeft.
Op pagina 9 bovenaan heeft eiseres verklaard dat zij wel in staat is dit gesprek te doen. Op deze pagina blijkt dat eiseres veel dingen niet weet. Ze kan het zich niet herinneren.
Op pagina 9 onderaan en pagina 10 bovenaan heeft eiseres verklaard dat zij wel wil meewerken aan het gesprek.
2.8 De rechtbank stelt voorts vast dat er een fax van 14 november 2007 in het dossier zit van het Opvangcentrum Beatrixoord gericht aan de afdeling planning over het nader gehoor van eiseres dat gepland stond op 22 november 2007 dat eiseres niet in staat is om gehoord te worden.
2.9 Op 16 november 2007 (gedingstuk b14) heeft de gemachtigde van eiseres nader toegelicht dat eiseres kampt met medische problemen. Een verklaring van huisarts wordt overgelegd. Eiseres heeft zelf aangegeven last van spanningsklachten te hebben en daardoor geblokkeerd te raken waardoor zij nauwelijks meer uit haar woorden komt.
2.10 Op 21 januari 2008 heeft de gemachtigde verklaard dat hij met eiseres gesproken heeft en dat zij aangaf niets te herinneren waar en wanneer zij gehoren had ondergaan. Haar zoon en schoondochter geven ook aan dat medische situatie sterk is verslechterd sinds haar komst naar Nederland. Er is sprake van een toenemende vergeetachtigheid. Er zou een geheugentest volgen door huisarts.
2.11 Vervolgens heeft op 23 januari 2008 een tweede nader gehoor plaatsgevonden met eiseres. De rechtbank stelt vast dat eiseres al bij het begin van het gehoor het volgende heeft gezegd: “Ik ben ziek, ik kan niet praten, ik lijd aan geheugenverlies”. De oudste zoon van eiseres licht dit nog nader toe op pagina 2 onderaan. Vervolgens gaat het gehoor wel door.
Op pagina 3, middenin, staat een opmerking van de rapporteur: “Eiseres spreekt zacht en onverstaanbaar. En na elke verklaring zegt ze dat ze het niet meer weet”.
Op pagina 4, 2e helft, heeft eiseres als volgt verklaard: “Ik heb psychische klachten en ik ben daardoor verward. Dat is de reden waarom ik mijzelf tegenspreek”
Op pagina 5 heeft eiseres verklaard: “Ik kan mij niets meer herinneren. Ik kan echt niet meer praten. Ik kan het niet meer.”
De rechtbank stelt vast dat het gehoor vervolgens, gelet op de medische toestand van eiseres, wordt afgebroken.
2.12 In het voornemen van 15 mei 2008, verzonden op 21 mei 2008, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres haar psychische klachten niet met medische stukken heeft onderbouwd en niet heeft aangetoond dat haar klachten haar verklaringen negatief beïnvloeden.
2.13 De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet dat het op de weg eiseres lag om nader te onderbouwen waarom zij niet in staat was om gehoord te worden. De rechtbank verwijst daartoe naar het beleid van verweerder, neergelegd in hoofdstuk C13/1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Uit dit hoofdstuk blijkt dat het kan voorkomen dat het relaas van de asielzoeker niet consistent is als gevolg van een PTSS. Bij twijfel als gevolg van het ontbreken van een consistent relaas of indien betrokkene een verwarde indruk maakt, wordt de Medische opvang asielzoekers of de GG&GD ingeschakeld. Deze inschakeling betreft niet de vraag of de betrokkene getraumatiseerd is en deswege leidt aan posttraumatische stressstoornis, maar betreft de vraag of de betrokkene gehoord kan worden of doorverwezen moet worden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres onder behandeling is bij het Sinaïcentrum, hetgeen blijkt uit een verklaring van het Sinaïcentrum van 19 juni 2008. Uit het BMA-advies van 3 november 2008 blijkt voorts dat bij eiseres sprake is van ernstige PTSS met cognitieve stoornissen waarvan de oorzaak niet duidelijk is. Daarnaast uitgebreide lichamelijke problematiek. Eiseres heeft geheugenstoornis en behandeling hiervoor zal langdurig tot levenslang moeten plaatsvinden.
2.14 In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat er reeds voor de bestreden beschikking op basis van de gedingstukken duidelijke indicaties waren dat eiseres niet in staat was gehoord te worden.
2.15 Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onzorgvuldig tot stand gekomen.
2.16 Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank draagt verweerder daarom op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank gaat er van uit dat verweerder eiseres opnieuw zal horen en daarbij het beleid, zoals neergelegd in hoofdstuk C13/1.2 van de Vc, in acht neemt,
2.17 Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank het volgende op. In de voorafgaande overwegingen heeft de rechtbank het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde standpunt van verweerder dat eiseres in staat was te worden gehoord uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. Verweerder heeft op dit punt dus ongelijk gekregen. Als verweerder wil voorkomen dat deze uitspraak op dit punt komt vast te staan, moet hij daartegen hoger beroep instellen.
2.18 De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 6 maart 2009;
draagt verweerder op binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding ten bedrage van € 322, te betalen aan eiseres.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Dijksterhuis als rechter en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2009.
De griffier:
mr. M.M. van Luijk-Salomons
De rechter
mr. C.M. Dijksterhuis
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.