ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6564

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
340971 / HA RK 09-298 Wrakingsnr. 2009/14
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure over auteursrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 juli 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter mr. [X] door de vennootschappen Crocs Inc. en Crocs Europe B.V. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 22 juni 2009, naar aanleiding van de betrokkenheid van mr. [X] in eerdere procedures waarin Crocs c.s. als eisende partij optrad. De rechtbank oordeelde dat Crocs c.s. niet-ontvankelijk was in het verzoek van 22 juni 2009, omdat het verzoek te laat was ingediend. De rechtbank stelde vast dat er een periode van vier weken was verstreken tussen de laatste omstandigheid die bekend was geworden aan Crocs c.s. en het indienen van het wrakingsverzoek, wat niet in overeenstemming was met de vereisten van artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Daarnaast werd het verzoek tot wraking dat op 29 juni 2009 was ingediend, ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van mr. [X] op basis van de aangevoerde gronden. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De opmerkingen van mr. [X] over de allocatie van proceskosten werden niet als aanwijzing voor vooringenomenheid gezien.

De rechtbank besloot dat het proces in de hoofdzaak voortgezet moest worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters I.D. Bellaart, Y.J. Wijnnobel-van Erp en M. Dam, in aanwezigheid van griffier mr. H.H. Kielman.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE – MEERVOUDIGE WRAKINGSKAMER
Wrakingsnr. 14/2009
rekestnummmer: 340971/ HA RK 09-298
datum beschikking: 13 juli 2009
BESCHIKKING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv), in de zaak van:
1. de vennootschap naar Amerikaans recht
Crocs Inc.,
gevestigd te Colorado, Verenigde Staten van Amerika,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Crocs Europe B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage
eisers,
raadsman: mr. P.H. Boekel, advocaat te Amsterdam;
tegen
[A],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
raadsman: mr. C. Brouwers, advocaat te Horst;
strekkende tot wraking van:
Mr. [X]
rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector civiel recht.
Partijen zullen hierna Crocs c.s., [A] en mr. [X] worden genoemd.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Op 10 oktober 2008 heeft Crocs c.s. [A] gedagvaard met onder meer de stelling dat [A] de auteursrechten van Crocs c.s. heeft geschonden. Hierop volgde in januari 2009 de conclusie van antwoord van [A]. Vervolgens is een comparitie na antwoord bepaald op 23 juni 2009 met mr. [X] als comparitierechter.
1.2 Mr. [X] maakt deel uit van de afdeling van deze rechtbank die zaken behandelt waarin aspecten van intellectuele eigendom een rol spelen. Hij is in die hoedanigheid betrokken geweest bij de behandeling van diverse andere zaken waarin Crocs c.s. als eisende partij soortgelijke vorderingen heeft ingesteld als in de onderhavige zaak.
1.3 Op 18 maart 2009 is door onder anderen mr. [X] vonnis gewezen in de zaak van Crocs tegen Capelli Makro, waarin de inbreukvordering van Crocs is afgewezen.
1.4 Op 8 april 2009 heeft [A] verzocht de zaak op de parkeerrol te plaatsen.
1.5 Mr. [X] heeft partijen per brief d.d. 14 mei 2009 op de hoogte gesteld van voornoemd vonnis en hierin tevens opgemerkt dat indien [A] in dit vonnis alsnog aanleiding ziet om de zaak ter zitting van 23 juni 2009 te doen behandelen, hij zulks nog kan verzoeken. [A] heeft op 27 mei 2009 verzocht de comparitie doorgang te laten hebben.
1.6 Op 26 mei 2009 vond een comparitie van partijen plaats in de zaak van Crocs c.s. tegen [B] & [C] over schending van de auteurs- en modelrechten van Crocs c.s. In deze zaak was mr. [X] comparitierechter.
1.7 Op 22 juni 2009 heeft mr. Boekel - kennelijk namens verzoeker - een verzoek tot wraking van mr. [X] ingediend. De comparitie van partijen op 23 juni 2009 heeft daarom niet plaatsgevonden.
1.8 Op 26 juni 2009 heeft mr. [X] zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 29 juni 2009 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Crocs c.s. heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer [D], jurist bij Crocs c.s., bijgestaan door mr. Boekel voornoemd. Het wrakingsverzoek is aan de hand van de door mr. Boekel overgelegde pleitnota toegelicht.
Ter zitting zijn eveneens verschenen mr. [X] en mr. C.M. Brouwers namens [A].
3. Het standpunt van verzoeker
Crocs c.s. stelt dat mr. [X] blijk heeft gegeven van ernstige vooringenomenheid door zijn brief aan partijen d.d. 14 mei 2009 en zijn actieve houding tijdens de comparitie van partijen op 26 mei 2009 in de zaak van Crocs c.s. tegen [B] & [C]. Tevens stelt Crocs c.s. zich op het standpunt dat de vrees is gewekt dat mr. [X] zich niet onpartijdig kan opstellen door het herhaaldelijk behandelen van dezelfde soort zaken van dezelfde procespartijen.
4. Het standpunt van mr. [X]
Mr. [X] heeft ter zitting en in zijn brief d.d. 25 juni 2009 de wrakingskamer medegedeeld dat hij niet in de wraking berust. Mr. [X] verzoekt hiernaast een beslissing van de wrakingskamer over de allocatie van de proceskosten in de wraking.
5 Beoordeling
De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
5.1 De rechtbank stelt voorop dat art. 37 lid 1 Rv voorschrijft dat het wrakingsverzoek moet worden gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Tussen de laatste omstandigheid die bekend is geworden aan Crocs c.s., namelijk hetgeen is voorgevallen op de comparitie van partijen van 26 mei 2009 en het wrakingsverzoek d.d. 22 juni 2009, ligt een periode van 4 weken. Het verstrijken van deze termijn wijt Crocs c.s. aan de tijd die zij nodig heeft gehad voor overleg met onder andere de vestiging in de VS. Daarnaast heeft de beslissing om al dan niet te wraken tijd gekost, nu het om een ingrijpend niet alledaags verzoek gaat.
5.2 De rechtbank is van oordeel dat bij een termijn van vier weken geen sprake meer is van een indiening zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden, zoals artikel 37, lid 1, van het wetboek van Rv voorschrijft. Het plegen van overleg met onderdelen van het bedrijf die in de Verenigde Staten van Amerika zijn gevestigd, is geen omstandigheid die de gehanteerde lange termijn rechtvaardigt. De omstandigheid dat wraking een zwaar middel is, is er een die voor elk wrakingsverzoek geldt en kan dus evenmin een rechtvaardiging zijn voor de verstreken termijn. Crocs c.s. is derhalve niet-ontvankelijk in het op 22 juni 2009 ingediende verzoek tot wraking.
5.3 Dit ligt anders ten aanzien van de door Crocs c.s. ter zitting aangevoerde wrakingsgrond dat mr. [X] door zijn opmerking over de allocatie van de proceskosten (pagina 8 van de schriftelijke reactie van mr. [X]) blijk heeft gegeven van vooringenomenheid, althans de schijn daartoe heeft gewekt. Dit feit is Crocs c.s. pas op 25 juni 2009 bekend geworden, zodat het ter zitting gedane verzoek tot wraking dat hierop gestoeld is, tijdig is gedaan. De rechtbank zal op deze grond dan ook inhoudelijk ingaan.
Opmerking over proceskosten als grond voor wraking
5.4 In haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM uitgangspunt dient te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.5 De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen mr. [X] over de allocatie van de proceskosten in de hoofdzaak heeft opgemerkt geen vooringenomenheid blijkt en evenmin de schijn daartoe. In de huidige stand van het geding in de hoofdzaak is over de proceskosten nog geen beslissing genomen en mr. [X] is met zijn opmerking: “Ook de wederpartij in de hoofdzaak, [A], maakt kans in de hoofdzaak als de in het gelijk gestelde partij te worden aangemerkt…” niet op deze beslissing vooruit gelopen. Ook kan, anders dan Crocs c.s. stelt, zijn opmerking dat [A] “alsdan aanspraak [zal] maken op vergoeding van de proceskosten, waaronder de kosten samenhangend met de wraking” niet gezien worden als een aanwijzing aan [A] hoe hij moet procederen. [A] had immers in zijn conclusie van antwoord al gevorderd Crocs c.s. in de proceskosten te veroordelen.
Proceskosten
5.6 Aangaande de proceskosten in de wrakingsprocedure overweegt de rechtbank dat de wrakingsprocedure niet een geding is met Crocs c.s. en de gewraakte rechter als procespartijen, maar een door de wet aan de rechtbank opgedragen beoordeling van het verzoek tot wraking van mr. [X]. Voor een kostenveroordeling is dan - zoals ook in het wrakingsprotocol van deze rechtbank onder punt 9.5 is bepaald - geen plaats. Ook voor een beslissing omtrent de allocatie van de proceskosten die gepaard zijn gegaan met de wrakingsprocedure is binnen deze procedure geen plaats, aangezien het gaat om kosten van de hoofdprocedure.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek van 22 juni 2009;
- verklaart het verzoek van 29 juni 2009 ongegrond;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat deze beslissing onverwijld wordt medegedeeld aan:
* de verzoeker;
* mr. [X];
* [A] p/a zijn raadsman, mr. C. Brouwers te Horst;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2009 door mrs. I.D. Bellaart, Y.J. Wijnnobel-van Erp en M. Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Kielman als griffier.