ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6558

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/27810
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot mvv-vereiste en vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft verzoekster op 16 juni 2009 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel verblijf bij haar partner. Bij besluit van 31 juli 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie deze aanvraag afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Verzoekster heeft vervolgens op 2 augustus 2009 verzocht om een voorlopige voorziening, om te voorkomen dat zij zou worden uitgezet voordat er op haar bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter heeft op 25 november 2009 geoordeeld dat het belang van verzoekster om haar beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris bij het niet achterwege laten van de uitzetting. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster bij haar aanvraag een terugkeervisum had ontvangen, wat haar in de veronderstelling bracht dat zij vrijgesteld was van het mvv-vereiste. Dit leidde tot de conclusie dat de staatssecretaris in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel door het mvv-vereiste alsnog tegen te werpen.

De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de staatssecretaris verzoekster niet mag uitzetten totdat er een uitspraak is gedaan op het beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 644,-, en is de staatssecretaris verplicht om het betaalde griffierecht van € 150,- te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.I. de Vreese-Rood, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L.I. Siers.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09 / 27810
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 november 2009
in de zaak van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum], van Marokkaanse nationaliteit,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J. Singh, advocaat te Hoofddorp,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.N. Mons, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoekster heeft op 16 juni 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel “verblijf bij partner [naam]”. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 31 juli 2009 afgewezen. Verzoekster heeft tegen het besluit op 7 augustus 2009 bezwaar gemaakt.
1.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar de werking van het besluit niet opschort. Verzoekster heeft op 2 augustus 2009 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt verweerder te verbieden haar uit te zetten voordat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
1.3 Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 18 november 2009 ongegrond verklaard. Verzoekster heeft tegen dit besluit op 18 november 2009 beroep ingesteld.
1.4 Gelet op het bepaalde in artikel 8:81, vijfde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van 2 augustus 2009 thans gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep.
1.5 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 19 november 2009. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster afgewezen, omdat verzoekster niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Volgens verweerder komt verzoekster niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste en leidt toepassing van het mvv-vereiste niet tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het besluit is niet in strijd met artikel 8 EVRM.
2.3 Ter zitting heeft verzoekster aangevoerd dat de gronden van bezwaar worden herhaalt en ingelast.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.4 Gezien de omstandigheid dat verweerder één dag voor de zitting een beslissing op het bezwaar heeft genomen, kan verzoekster niet worden verweten dat zij de gronden van het beroep en het thans daaraan connexe verzoek om een voorlopige voorziening eerst ter zitting heeft aangevoerd.
2.5 Tussen partijen is niet in geschil dat aan verzoekster bij het indienen van onderhavige aanvraag op 16 juni 2009 een terugkeervisum is verleend en een sticker is afgegeven, waarop stond dat arbeid vrij was toegestaan. Verzoekster is naar aanleiding hiervan tijdens de behandeling van haar aanvraag naar haar land van herkomst gereisd en heeft aldaar geen mvv gevraagd omdat zij door de verlening van het terugkeervisum in veronderstelling verkeerde dat zij zou worden vrijgesteld van dit vereiste. Verzoekster heeft aangevoerd dat verweerder derhalve in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel dan wel met het rechtszekerheidsbeginsel door in het besluit alsnog het mvv-vereiste tegen te werpen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze beroepsgrond niet op voorhand van enige grond ontbloot.
2.6 Gezien het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekster om de behandeling van haar beroep in Nederland af te kunnen wachten, zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij het niet achterwege laten van de uitzetting van verzoekster hangende het beroep.
2.7 De voorzieningenrechter zal een voorlopige voorziening treffen.
2.8 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.9 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb gelast de voorzieningenrechter dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
3.2 verbiedt verweerder verzoekster uit te zetten voordat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep;
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 644,- te betalen aan verzoekster;
3.4 draagt verweerder op € 150,- te betalen aan verzoekster als vergoeding voor het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.I. de Vreese-Rood, voorzieningenrechter, en op 25 november 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.I. Siers, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.