ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6552
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel door een homoseksuele Iraakse verzoeker
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van een Iraakse verzoeker om een verblijfsvergunning asiel, waarbij de verzoeker stelt dat hij homoseksueel is en daardoor in Irak het risico loopt op een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De verzoeker heeft op 14 oktober 2009 een herhaalde aanvraag ingediend, die op 20 oktober 2009 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is afgewezen. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 november 2009 heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij heeft gewezen op de gewijzigde situatie voor homoseksuelen in Irak en het risico dat hij loopt bij terugkeer.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoeker een 'arguable claim' heeft, omdat de feiten en omstandigheden die hij heeft aangevoerd wijzen op een reëel risico op een schending van artikel 3 EVRM. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de IND in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de relatie tussen de homoseksualiteit van de verzoeker en de risico's die hij loopt in Irak. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de IND vernietigd en geoordeeld dat de aanvraag niet op zorgvuldige wijze is behandeld. De verzoeker heeft recht op een voorlopige voorziening, wat betekent dat de IND zich moet onthouden van uitzettingsmaatregelen totdat er opnieuw op de aanvraag is beslist.
De voorzieningenrechter heeft de IND in de proceskosten veroordeeld en de zaak is van belang voor de rechtsbescherming van homoseksuele asielzoekers uit Irak, gezien de ernstige risico's die zij daar lopen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van mensenrechten en de bescherming van kwetsbare groepen.